Yvette Valcke is de weduwe van Fernand Bril, ex-voorzitter van FC Roeselare, en de pleegmoeder van Jo Coppens, achttienjarige keeper van Cercle Brugge. ‘Ik zeg altijd tegen Jo: Jammer dat Fernand er niet meer is.’ Een monoloog over leven en dood.

Y vette Valcke: “Ik ben altijd al voetbalminded geweest. Mijn man was keeper en daarna onder meer ook achttien jaar voorzitter van Club Roeselare. Ik werkte in de kantine en ik maakte soep voor de spelers en de verkoop. Mijn oudste zoon en mijn dochter hielpen in de vipruimte. Jean-Pierre Mbemba, een jonge Congolees die van Anderlecht kwam, woonde zelfs twee jaar bij ons. Ik ben meter van zijn zoon Yves.

Ronny Desmedt ( hulptrainer van Cercle Brugge, nvdr) weet dat allemaal, hij was ooit trainer van Club Roeselare. Hij was het die mij vroeg of ik geen jonge speler in huis wou nemen.’Jij deed al zo veel voor het voetbal,’ zei hij, ‘waarschijnlijk zul je dat ook wel doen.’ Mijn zonen vonden het een goed idee, omdat ik dan niet meer alleen zou zijn en daarin wat verstrooiing zou kunnen vinden. Je moet weten: ik kreeg nogal wat klappen de laatste tijd. Eind 2006 ging onze zaak failliet ( het familiebedrijf Carrosserie en Constructie Bril, nvdr) en een goed jaar later overleed plots mijn echtgenoot.”

De zwarte panter

Jo is van Zonhoven en toen hij vorig jaar een contract tekende voor Cercle, wou zijn moeder liever dat hij in een gezin leefde dan alleen op een appartement. Tenslotte was hij toen ook nog maar zeventien jaar.

“Vanaf het eerste moment klikte het tussen ons. Jo is een speelse, open en mondige jongen. Als er iets scheelt, zal je het snel weten. Als hij van een wedstrijd thuiskomt, zegt hij tegen mij: ‘Deed ik het goed?’ En keert hij van huis terug, dan vraagt hij altijd hoe ik het ondertussen gesteld heb. We eten samen, kijken samen naar het voetbal op televisie en zijn nogal babbelachtig tegen elkaar. Jo is een enthousiaste kerel, maar kan ook heel beredeneerd praten. Ik vind hem eigenlijk wel al tamelijk rijp voor zijn leeftijd.

“Naar mijn gevoel ligt hij ook heel goed in de spelersgroep. Toen de transfer van Thomas Buffel bekend raakte, belde hij meteen om hem het beste te wensen. Ook met Bram Verbist klikt het. Hij zegt: ‘Het is jammer voor Bram, ik stak al veel van hem op.’ Jo verwachtte helemaal niet dat hij zo snel in de eerste ploeg zou staan. Toen Verbist vorig seizoen zijn pols brak en hij hem de laatste twee wedstrijden mocht vervangen, zei hij: ‘Het is mooi meegenomen.’ Hij doet er alles aan om de kansen die hij krijgt te grijpen, maar beseft dat hij nog veel kan leren en loopt niet te hard van stapel. Jo is vastberaden en zelfverzekerd, maar geen bluffer. Ik hoor dat het is omdat hij zo hard werkt op training en duidelijke vooruitgang maakt dat hij nu al in het doel staat. Hij wordt ook nog altijd gevolgd door zijn vroegere kee-perstrainer bij de jeugd van Genk. Telkens als zijn moeder op bezoek komt, is hij mee en ze bellen ook geregeld met elkaar.

“Ik zeg dikwijls tegen Jo: ‘Jammer dat Fernand er niet meer is, want hij zou je nog eens extra begeleiden.’ Ze noemden hem ‘de zwarte panter’, omdat hij groot en zwartharig was en altijd in een zwarte uitrusting speelde. Ooit werd hij voor 10.000 frank verhuurd aan Dosko Beveren. Na zijn overlijden organiseerde Yves Vanderhaeghe een herdenkingswedstrijd met oud-spelers. Yves is een jeugdspeler van Club Roeselare en een dankbare jongen. Toen hij destijds met een levensbedreigend hersenvirus in Leuven lag, is Fernand verscheidene keren naar ginder gereden. Yves zegt altijd: ‘Wat Fernand voor mij deed, vergeet ik nooit.’ Hij is hem kort voor zijn dood nog twee keer komen bezoeken in het ziekenhuis. Fernand was graag gezien en kon met iedereen overweg.

“Jo weet dat allemaal. Hij praat ook graag met mijn zonen. En waar hij precies evenveel van houdt, is hier buiten te dribbelen en te sjotten met mijn kleindochters.” ( lacht)

De bossen van Waardamme

“Sinds Jo bij de eerste ploeg zit, gaat hij minder vaak naar huis. Ik doe nu ook zijn was. Zijn vriendin werkt als schoonheidsspecialiste in Limburg en als ze afkomt, blijft ze hier soms slapen.

“Jo leeft voor het voetbal. Hij gaat op tijd naar bed, drinkt nooit alcohol en let zelfs op wat hij eet. Ik houd er rekening mee. Twee dagen voor de wedstrijd zal ik geen frieten bakken. Soms vraagt hij: ‘Wat eten we vandaag?’ Dan antwoord ik: ‘Zeg jij het maar. ‘ ‘Neen,’ zegt hij dan, ‘jij moet het weten, hè.’ Wat eten betreft, wordt hij hier verwend, vindt hij. Wat hij heel graag lust, is filet americain op zijn boterhammen. De dag van de wedstrijd drinkt hij ’s middags altijd tomatensoep met een pistolet en voor hij vertrekt een kopje koffie met een koekje.

“Het zou kunnen dat hij inwendig zenuwachtig is, maar dat hij het niet toont. Ik zie er alleszins niets aan. Het gebeurt dat hij voor de match nog zijn auto staat te wassen. Hij kan de druk een beetje afhouden, denk ik.

“Jo voelt zich hier thuis. Ik dring mij niet op, ik laat hem gerust. Hier komt hij tot rust. Het belangrijkste is dat ik er bén voor hem. Ik gaf hem een sleutel, maar hij is niet graag alleen ’s avonds. We wonen hier wat afgelegen in een bos ( het Waaroostpark in Waardamme, nvdr) en hij voelt zich sterker als ik thuis ben. ‘Je hoort hier precies altijd iets kraken’, zegt hij. (lacht) Op een avond was ik uitgenodigd bij mijn buur. Het was nog geen elf uur toen ik thuiskwam en hij zat al in bed. Ik stak nog maar de sleutel op de voordeur of hij stond al boven in de gang. ‘Ben jij het, Yvette?’ Ik zeg: ‘Wie zou het anders zijn?’ ( lacht)

“Hij gaat nooit uit. Zelfs na zijn wedstrijd op Anderlecht is hij niet op stap geweest. ‘Ik ben kapot,’ zei hij toen hij toekwam, ‘ik ga slapen.’ Hij was blij, maar zeker niet in grote euforie. Zijn droom is te slagen als profvoetballer. Hij vertelde mij dat hij niet graag naar school ging en zei: ‘Ik zal voetballen.’ Hij gelooft erin. Bij Genk geloofden ze er blijkbaar niet zo in en op aanraden van Dany Van de Velde ( keeperstrainer van Cercle Brugge, nvdr) is hij naar hier gekomen. Vanaf de eerste dag leerde iedereen hem kennen als een supergemotiveerde jonge keeper.

“Ik moet hem ’s ochtends nooit roepen, om vijf over acht is hij al weg. Waarschijnlijk arriveert hij altijd als eerste op Cercle. Hij blijft soms ook wat langer om te fitnessen. Jo is geen luierik. Zijn moeder zei mij in het begin dat hij graag spullen laat rondslingeren, maar dat valt best mee. Hij ruimt al meer zelf zijn kamer op.

“Ik kan niet klagen. Een van die Zimbabwanen ( Obidiah Tarumbwa, nvdr) is hier nog ingetrokken, maar dat ging niet. Hij wilde weer naar het appartement van zijn vrienden ( Honour Gombami en Vusa Nyoni, nvdr) en is maar drie dagen gebleven. Ondertussen is hij al terug naar zijn land.”

Verse snijbloemen

“Elke thuismatch ga ik kijken. Op vraag van mijn zoon ben ik ook meegeweest naar Anderlecht en naar Moeskroen reed de vriendin van Jo met mij mee. In Roeselare vragen ze mij: ‘Je voelt je weer zoals in je jeugdjaren zeker?’ In zekere zin is dat wel zo. Ik zie graag voetbal en het geeft mij voldoening als Jo meedoet.

“Hij vult ook een beetje de leegte in het huis. Toen Fernand overleed, dacht ik: nu sta ik er weer alleen voor. Mijn vader stierf toen ik vijf was en zeventien jaar later ging ook mijn moeder. We verloren door ziekte ook al een kleinkindje van zeven maanden. Ik maakte toch al wat mee. Soms is het nog moeilijk, maar wat kun je doen? Hier op een tafeltje staat een foto van Fernand met ernaast verse snijbloemen en drie kaarsjes die bijna dagelijks branden. Het gebeurt dat ik ’s och-tends tegen hem spreek. ‘Allee, pààtje …’ Het is raar, maar het is dan precies alsof je nog samen bent.

“Fernand kon het faillissement niet verwerken. Hij kropte alles op en trok zich hier in Waardamme terug, hij ging nergens meer. Tussen Kerstmis en Nieuwjaar is hij ziek geworden en kort daarna werd er een zeer agressieve longkanker bij hem vastgesteld. Zeven weken later was hij er niet meer.

“Met de dood wou Fernand geen rekening houden, die confrontatie vermeed hij. Hij wou niet beseffen dat hij zo ziek was. Tegen de dokter in Roeselare zei hij: ‘Geef mij maar zware chemo, zodat ik er snel van af ben. Daar kan ik wel tegen.’

“Fernand was een vechter, opgeven was geen optie. Hij accepteerde niet dat het voorbij kon zijn. Ofwel wilde hij het ons niet tonen. Als de kinderen vroegen: ‘Allee, papa, zeg eens iets’, antwoordde hij: ‘Wat móét ik zeggen?! Met die chemo zal ik er wel weer door komen, hoor.’ Toen de pijn steeds erger werd en de medicatie zwaarder, liet hij zich tegen zijn broer ( VLD-politicus Louis Bril, nvdr) wel één keer ontvallen: ‘Het zal niet meer gaan zeker met mij?’ Maar tegenover ons hield hij zich sterk tot het einde. De laatste drie nachten waakte ik bij hem en bleef ik proberen. ‘Allee, papa, zeg nog eens iets van al die schone jaren samen.’ Tevergeefs. Het was te laat. Hij had de kracht niet meer om dat tegen mij te zeggen.” ( pinkt een traan weg)

door christian vandenabeele – beelden: jelle vermeersch

Jo vult ook een beetje de leegte in het huis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier