Ineens waren daar Olivier Deschacht, Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre. Secretaris-generaal Philippe Collin over het geheim van de jeugdwerking van Anderlecht.

Een revolutie. Niets meer maar ook niets minder dan een revolutie heeft zich de jongste jaren bij Anderlecht voltrokken. Het resultaat laat zich aflezen in de samenstelling van het eerste elftal. Daarin figureren op frequente of zelfs constante basis de volgende namen : Olivier Deschacht, Goran Lovre, Junior, Vincent Kompany, Anthony Vanden Borre. Sinds twee jaar plukt paars-wit volop de vruchten van een radicaal veranderde jeugdpolitiek.

Grondlegger van deze koerswijziging is Philippe Collin, de secretaris-generaal van Anderlecht en voorzitter van het opleidingscentrum in Neerpede. “Midden van de jaren negentig maakten we de doorbraak van Yaw Preko en Celestine Babayaro mee. Johan Boskamp was toen coach en die speelde met de gedachte om nog andere jongeren naar het eerste elftal te loodsen. Maar behalve Walter Ba-seggio zagen we niemand meer. Wel stelden we vast dat jonge voetballers, die Anderlecht had opgeleid, bij andere clubs het mooie weer gingen maken. Ik denk nu bijvoorbeeld aan Chris De Witte en Kurt Van de Paar, die naar FC Twente vertrokken. Of aan Guy Veldeman die we afstonden aan Willem II. Ik zeg niet dat ze allemaal beter het voorbeeld van Walter Baseggio hadden gevolgd. Maar neem nu Chris De Witte. Die heeft toch op een haartje na een carrière bij Anderlecht gemist.

“Met anderen heb ik me de vraag gesteld : hoe komt het dat beloftevolle jongeren zoals Chris – maar nog anderen – zo moeilijk doorstromen naar onze eerste ploeg ? Een kwestie van techniek kon het onmogelijk zijn. Qua balbeheersing hadden die gasten stuk voor stuk niet veel meer te leren. Het probleem was van fysieke aard. De meeste spelers hadden er in de jeugdreeksen zo boven uitgestoken dat ze conditioneel niet gewapend waren voor wat er op dat vlak op het hoogste niveau wordt vereist.

“Vier jaar geleden hebben we beslist om het roer om te gooien. We besloten om de opleiding een stuk moeilijker te maken. Het werkvolume werd drastisch aangepast. Zwaarder, intenser gemaakt. Onze jongerenopleiding was ontoereikend op het gebied van fysieke kracht. Adjunct-trainer Franky Vercauteren en Werner Deraeve, de technisch directeur van de jongerenschool, hadden me daarover al vaak de oren gewassen. Lange tijd heb ik niet naar hen geluisterd. Voor mij primeerde altijd de techniek. Op de duur moest ik hen echter gelijk geven en in 2000 voerden we een aanpassing door.

“Naast de collectieve trainingssessies kwam er ook ruimte vrij voor een geïndividualiseerde aanpak. En de beste elementen, zo’n twintigtal, werden in een elitecel gestopt en aan een regime van acht trainingen per week onderworpen. Voort konden ze rekenen op een persoonlijke begeleiding. Natuurlijk moesten we investeren in de omkadering om dit alles te kunnen verwezenlijken. We trokken bijkomende coaches aan, die zich individueel met spelers bezighielden. Eric De- haeseleer, bijvoorbeeld, die intussen naar de A-kern is doorgestoten.”

“Ik moet zeggen : sindsdien springt het verschil de ogen uit. De fysieke ontwikkeling van sommige jongeren is fenomenaal geweest. En dan denk ik heus niet alleen aan Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre. Hoewel : bij hun doorstroming naar de A-kern ondergingen die twee conditionele tests en hun resultaten konden gemakkelijk naast die van pakweg Ki-Hyeon Seol – toch een uitgesproken fysieke voetballer – liggen. Maar ook andere jongeren, die nog niet zo ver staan als Kompany en Vanden Borre, boeken belangrijke vooruitgang. Het mooiste voorbeeld is Maarten Martens. Een getalenteerde jongen die explosiviteit en kracht miste om door te groeien naar de A-kern. Na een half seizoen met vijf sessies powertraining per week evolueerde Martens van 160 naar 230 kilo bij de leg press. Oké, op het voetbalveld zie je dat vooralsnog niet. De laatste maanden is hij bij de invallers zelfs wat blijven hangen. Maar op middellange termijn gaat al dat werk vruchten opleveren, daar ben ik van overtuigd.

“En ik ben er ook zeker van : als Chris De Witte, die een beetje het profiel van Martens heeft, dit regime van trainingen had meegemaakt, dan voetbalde hij nu voor Anderlecht in plaats van voor FC Twente. Dat geldt nog voor een andere belofte die we hier hebben zien vertrekken en die momenteel in Nederland een prachtige carrière uitbouwt, eerst bij Roda JC en nu bij Ajax : Tom Soetaers. Al stelde er zich bij Tom nog een ander probleem. Hij groeide pas laat door.

“Ook daar spelen we tegenwoordig op in. Dankzij een grondige screening weten we nu wat we mogen verwachten van de morfologische ontwikkeling van onze jonge voetballers. Dat is meer dan een detail. Een jongetje van wie we weten dat hij nooit groter dan 1 meter 70 zal worden, moeten we niet opleiden tot centrale verdediger. Als hij echt veel talent heeft, kunnen we hem beter in een andere richting oriënteren. Met één radioscopische opname kan je zo al beginnen te anticiperen.”

Behalve het fysieke aspect heeft volgens Philippe Collin nog een andere factor bijgedragen tot de ontplooiing van de jongeren van Anderlecht : het spelconcept. Jarenlang hanteerde paars-wit in de jeugdreeksen een 4-4-2-systeem. Opnieuw onder impuls van secretaris-generaal Collin werd dat gewijzigd in een 3-4-3. Alle jeugdploegen, zonder uitzondering, spelen volgens dat tactische stramien.

Collin : “In het verleden gebeurde het nog dat een jeugdspeler van Anderlecht er met kop en schouders boven uitstak en dan toch blokkeerde op een hoger niveau omdat hij tactische problemen ondervond. Ook die moeilijkheidsgraad moesten we in de jeugdopleiding integreren. Na een bezoek aan Ajax was ik overtuigd : daar zweren ze ook bij die 3-4-3. Dit systeem plaatst jonge spelers onvermijdelijk onder druk, het verplicht hen en dus leert het hen om na te denken en vlug te reageren. Vier jaar later moet ik vaststellen : deze ingreep was een schot in de roos. In dit concept zie je meteen alle gebreken en fouten.

“Kompany is daar duidelijk een product van : heeft bij de jeugd met drie verdedigd in plaats van met vier, en dat is natuurlijk veel moeilijker. Bovendien stimuleert het 3-4-3-concept de polyvalentie. Dat heeft ons als serieus geholpen. Zo heeft iedereen tegen Celtic Glasgow kunnen zien dat Olivier Deschacht, normaal linksback, zich gemakkelijk kon manifesteren in een defensie met drie. Idem voor Anthony Vanden Borre, die tot dusver vooral op de rechterflank wordt gebruikt maar van wie velen menen dat hij zijn hoogste rendement bereikt in een centrale positie. Of kijk naar Kompany. Vincent lijkt nu verankerd in het hart van de defensie, maar ik blijf ervan overtuigd – en ik ben daar niet alleen in – dat we de beste Kompany pas zullen meemaken als hij als verdedigende middenvelder wordt uitgespeeld. Een rechtstreeks gevolg van onze jeugdwerking, want in een 3-4-3 moet de centrale verdediger vaak wisselen met de verdedigende middenvelder.

“Wat we niet mogen vergeten”, besluit Philippe Collin. “Hoe degelijk er nu ook bij de jeugd wordt gewerkt, allicht was er nog geen sprake van Deschacht, Kompany en noem maar op, als daar op het hoogste niveau geen trainer rondliep die jongeren een kans wil geven. Hugo Broos is zo’n trainer. In dat opzicht doet hij me terugdenken aan Johan Boskamp. En, minstens even belangrijk : je hebt mensen nodig als Franky Vercauteren en Daniel Renders. Trainers die jonge voetballers van bij hun passage bij de invallers wijzen op de plichten en de waarden van het professionalisme. Ook dat moet zeker worden onderstreept.”

door Bruno Gover

‘Een kwestie van techniek kon het onmogelijk zijn. Het was een probleem van fysiek.’

‘De beste Kompany zullen we pas zien als hij als verdedigende middenvelder wordt uitgespeeld.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content