Wat heeft Gent naast eersteklasser AA nog te bieden? In zijn volkse anekdotes laat het voetbal zich er het best kennen: over beton, bourgeoisie, Ajax, een worstelaar Grieks-Romeinse stijl en een kapot Tissothorloge.

Met zijn statige witte voorgevel en roodlederen zitbanken is Hotel den Yzer het oudste (1888) gerenoveerde van Gent. Erachter ligt het Glazen Straatje, de hoerenbuurt van de stad, waar de arme en buitenlandse kant van de samenleving zich schurkt tegen de vernieuwde chic. Stijlvolle kleding- en designzaken met daarachter schaars geklede stripteaseuses en schuifelende parvenu’s als rafelige rand van wat het daglicht niet mag zien: het is de Gentse sfeer ten voeten uit.

Deze ochtend is het in den Yzer rustig zitten, maar in de drukkere gloriedagen van het etablissement aan de Zuid mocht Roland Lebuf er graag komen kaarten. Lebuf (70), geboren en opgegroeid in Gent, werkte vóór hij vijf jaar geleden met pensioen ging, voor Vooruit, later De Morgen, en Het Nieuwsblad. “Ik ben mijn carrière begonnen met provinciale ploegen te verslaan”, zegt hij. “Ik liep heel de provincie af en ik deed dat enorm graag. Mijn telefoonboek is in de loop der jaren almaar dikker geworden. Misschien de helft van de mensen erin is al dood. Mijn dochter zag het onlangs liggen en vroeg wat het was. Ik heb geantwoord: ‘Dat is uw papa zijn leven, zie.'”

Naast Roland Lebuf zit Freddy Sinia, ook geboren en opgegroeid in Gent, en een van de betere creatieve middenvelders in zijn tijd. Sinia (63) werkte in het Gentse Justitiepaleis en speelde voor Standaard Gent, Lovendegem, nog eens Standaard Gent, onder de in Gent legendarische Freddy Chavez(twintigvoudig international en speler van La Gantoise tot 1954, nvdr), en Latem, waar hij het eerste niet-amateurcontract van Oost-Vlaanderen tekende. “Maar de mentaliteit was daar nogal speciaal,” zegt hij, “dus ben ik voor Louis Impe bij Racing Muide gaan spelen in vierde provinciale. Met de Gentse Entente ( destijds een soort nationale ploeg op stadsniveau, nvdr) ben ik ook nog toernooien gaan spelen in het buitenland. Maar ik raakte dan betrokken in een zeer zwaar ongeval toen ik de zoon van Jef D’hont, mijn vroegere schoonbroer, met de derny aan het trainen was. Ik ben een keer of twaalf geopereerd aan mijn been en heb daardoor een pak miserie gekend. Daarna ben ik mij gaan toeleggen op keeperstraining dankzij Jan Ruiter, die ik in Latem had leren kennen. Nu train ik de keepers bij Standaard Muide.”

Freddy De Kerpel

Freddy Sinia: “Vroeger werd er anders geleefd: de clubkes waren belangrijk. Ik speelde bij Standaard Gent en we moesten een derby spelen tegen Meulestede: Meulestede was CVP van origine; Standaard Gent rood. Dus wij mochten ons niet omkleden op Meulestede. Wij moesten dat doen op Standaard Gent, in auto’s naar Meulestede rijden om te spelen, na de wedstrijd een training aantrekken, weer de auto’s in en gaan douchen op Standaard Gent.”

Roland Lebuf: “Vierhonderd meter lag dat van mekaar. We kwamen toen uit een periode dat de mensen niets hadden. Er kwam veel volk naar provinciaal voetbal kijken. Als er nu 100 man staat, mogen ze al blij zijn. Toen stonden er honderden.”

Sinia: “Olympia, dat was de buurt van de Brugse Poort. Nu hebben ze daar een heel sociaal complex gezet. Ineens moesten ze daar weg, want dat lag in een groene zone en de Groenen waren daar tegen. Ze zijn gefusioneerd met FC Gent, dat voortkwam uit Racing Muide en Gandasparta. En nu speelt Sparta Gent op dat plein. Blijkbaar zijn er nu geen bomen en vogeltjes meer die er last van hebben ( grijnst).”

Lebuf: “Er is een enórme evolutie geweest in Gent en fusies vormen de grote lijn. Fusies zullen er nóg komen, maar veel clubs zullen ook gewoon verdwijnen, denk ik. Je vraagt je soms af hoe het mogelijk is dat sommige clubs blijven bestaan.”

Sinia: “Met Peeters ( huidig schepen van Sport, nvdr) gaat het goed.”

Lebuf: “Christophe Peeters heeft daar inderdaad een hele goeie visie op.”

Sinia: “Het kost allemaal geld, maar je mag het sociale aspect, het jeugdbeleid niet vergeten.”

Lebuf: “Ja, ze kunnen niet allemaal bij AA Gent beginnen.”

Sinia: “White Star heeft jaren in eerste provinciale gespeeld met een jeugdbeleid waarvoor ze in de jaren 60 of 70 geroemd werden, maar daar schiet niets meer van over. Ze moeten nu samengaan met Azalea.”

Lebuf: “De stad zit erachter om te fusioneren. Ze willen wel geld geven of materiële steun, maar niet aan 35 verschillende kleine clubjes. Dat was het opzet van de stad.”

Sinia: “Gantoise staat op eenzame hoogte, de Racing ligt daar nog wat te spartelen, is in leven gehouden door een fusie met Heirnis en Meulestede, een degelijke ploeg voor de vierde klasse, maar al de rest is … Je mag niet vergeten: bij elke fusie vallen er x-aantal spelers weg, want je kan niet met 70 jeugdploegen spelen. Trainers en délégués van veel jeugdploegen zijn ook vreemdelingen. Wie gaat er zich bezighouden met een hoop Turkskes op zaterdagmorgen? Niet eenvoudig, hé. Je moet voorzichtig zijn wat je daarover zegt, maar de realiteit is wat ze is: de mentaliteit van die kinderen is anders. Veel jeugdploegen hangen samen van de allochtonen. Ze bulken ervan. Schitterende voetballerkes, bij de duiveltjes en preminiemen – het zijn de enige die nog op straat voetballen – maar er komt later niks uit. Op pleintjes zijn het allemaal Turkskes die voetballen, maar eens ze kadet of scholier worden, is het gedaan. Turken in het eerste elftal van die Gentse ploegen: je ziet dat niet, hé.”

Lebuf: “Je kan dat doortrekken naar het boksen. Ik heb de gouden periode in de jaren 70 meegemaakt. Dat waren toen allemaal Belgen, om het zo te zeggen. Ga nu naar het Sint-Anna of de Gasmeterlaan, het zijn allemaal allochtonen die boksen. Maar er komt op latere leeftijd niks uit. Mensen die het kunnen weten, zoals Freddy De Kerpel, zeggen nochtans dat er talent tussen zit. Maar ze breken dus niet door. Komiek, eigenlijk.”

Sinia: “Ik heb er ook geen verklaring voor.”

In de dievenkar

Sinia: “Het is al afgezwakt, maar het Vlaamse zit er nog in bij VSV Gent. Ik weet dat er op Standaard Gent met Sinksen ( Pinksteren, nvdr) altijd een groot toernooi was met buitenlandse ploegen. Als er dan prijsuitreiking plaatsvond in de tent stonden die VSV-mannen allemaal recht om de Vlaamse Leeuw te zingen. En de Racing, bijvoorbeeld, was gesticht door socialisten, dus die speelden in rood en wit, hé.”

Lebuf: “De Racing was de ploeg van het volk.”

Sinia: “Van de werkende man.”

Lebuf: “La Gantoise was de bourgeoisie. De tennisclub, de hockeyclub, die waren eentalig Frans.”

Sinia: “In de wandelgangen van Gent, de voetbalclub, werd er Frans gesproken.”

Lebuf: “Dat speelde toen meer dan nu natuurlijk. De mentaliteit van de mensen was anders.”

Sinia: “Wijkclubs waren het. Maar wat zit er nu nog op pakweg de Muide? Veel vreemdelingen en sociale gevallen.”

Lebuf: “Het typische van die ploegen, het meest van Standaard Gent, was de dokwerkersmentaliteit. Een zachte pit met een ruwe bolster. Een arbiter die in Meulestede moest fluiten, moest echt op zijn puuten stoan.

Sinia: “En dan kwam ’t dievekerreke, zoals ze zeggen.”

Lebuf: “’t Dievekerreke, ja. Den arbiter had het altijd gedaan op Meulestede. De politie moest dan komen om hem te ontzetten in de dievenkar, ’t dievekerreke zoals ze in het Gents zeggen. Ik ging al van mijn plechtige communie van de Muidebrug met de tram naar Meulestede. Nog met van die wagonnetjes aan. Meulestede was toen dé ploeg. Ik had voor mijn plechtige communie een horloge gekregen van mijn peetje. Ik ging met mijn pa naar het voetbal, achter het doel, en er schopte er een de bal tegen mijn hand, patat, mijn Tissot naar de kl… ( lacht).”

Bourgeois gedoe

Lebuf: “Nadat Bellemans de eerste klasse op zwart geld had onderzocht, is er ook een aanzet geweest om het provinciaal voetbal aan te pakken. Maar dat was rap gedaan, want ze wisten: als we met hetzelfde opzet als de eerste klasse aan de provincie beginnen, is het gedaan met voetbal in België. Ook voor dat aspect zijn fusies noodzakelijk: het moet een beetje leefbaar blijven. Want de provincie volgt de evolutie van de top: de lonen gaan altijd maar omhoog en de onderlinge concurrentie speelt. Veel ploegen en ploegskes gunnen mekaar het licht in de ogen niet. Er is veel naijver uiteraard. In de jaren 60 waren er veel ploegen in Gent. Ze zijn artificieel lang blijven standhouden omdat bestuurders niet wilden fusioneren. Op de Muide was dat … ( zucht) jongens, fuseer! Maar …”

Sinia: “En ze lagen 300 meter van mekaar.”

Lebuf: “Maar ja, ze willen allemaal hun postje niet kwijt en voorzitter of secretaris blijven. En geef toe: privépersonen hebben er enorm veel geld ingestoken. Vanderdussen, de voorzitter, heeft er fenomenaal veel ingestoken. Maar nu wordt het ook heel moeilijk voor de Racing. Je ziet dat wel, hé … De jeugd vindt de weg niet meer.”

Sinia: “Als de Pennoits niets meer bovenhalen, is het gedaan. Het eerste jaar heeft Gent-Zeehaven drie miljoen gekregen van het havenbedrijf, maar er kwam oppositie van FC Oostakker. Ze vonden dat het niet kon dat zij in het havengebeid gehuisvest waren en de Racing in Gentbrugge, maar enkele maanden nadien zijn ze opgeslorpt.”

Lebuf: “Dat was ook een van de redenen waarom de Gantoise KAA Gent geworden is: de voorzitter, De Meester, was ten eerste al een beetje een flamingant, maar ze dachten door van dat bourgeois gedoe van la Gantoise af te stappen dat ze …”

Sinia: “… als je nu aan de jonge gasten over La Gantoise spreekt, die kennen dat niet meer. In onze tijd zeiden ze ook: den agé.”

Lebuf: “Maar fusioneren is een noodzaak, hé. Dat wordt al 30 jaar gezegd. Als je hoort wat ze tegenwoordig in eerste en tweede provinciale betalen, dan zeg ik nog vaak: hoe is het mogelijk?! Ik ken nu de situatie goed in Merelbeke, dat is wel Gent niet, maar ze zitten in tweede provinciale en daar spelen gasten met 40.000 frank fix per maand, hé. Tweede provinciale, hé, meneer. En daar staat dan nog redelijk veel volk, 200 of als er eens een topper is, 500 man.”

Sinia: “Die Gentse ploegskes …”

Lebuf: “Dat halen die Gentse ploegen niet. Dan vraag je je wel eens af: waar komt dat geld vandaan?”

Sinia: “Een of andere zot die het uit zijn eigen zak geeft, hé.”

Lebuf: “Dat kan bijna niet anders. En dan moet je bijna beginnen te denken aan zwart geld. Wie geeft dat nu zomaar? Het is onwaarschijnlijk. Dat het financieel niet meer te doen was, is de hoofdreden geweest van de Gentse fusies. Op een stukje van een zakdoek groot lagen er drie ploegen: Muide, Meulestede en Standaard Gent. Je kon bij wijze van spreken zo ver plassen ( lacht).”

Sinia: “Was Louis Impe niet gestorven dan …”

Overall & gitaar

Lebuf: “Louis Impe, dat is een verhaal op zich, typerend voor het Gentse voetbal. Standaard Gent was in de jaren 60 dé ploeg. Louis Impe, de voorzitter, was een schroothandelaar die zijn fortuin gemaakt heeft na de oorlog door alle militair oud ijzer, tanks en zo, op te kopen en te verkopen. Hij verdiende geld als slijk. Hij was bestuurslid van Standaard Gent, maar wel ongeletterd: kon niet schrijven, niet lezen.”

Sinia: “En hij was worstelaar geweest.”

Lebuf: “Ja, kampioen van België Grieks-Romeinse stijl. Sympathieke mens, maar nen boer … Ik herinner mij nog goed dat het bestuur van Standaard werd uitgenodigd op het stadhuis. Ze hadden Impe, die nooit iets anders droeg dan een overall …

Sinia: “… een vuile …”

Lebuf: “… met van voren een grote zak waarin zijn portefeuille zat …”

Sinia: “… vol met geld.”

Lebuf: “Ik heb nog gezien dat hij een camion van Mercedes kocht op een bierkaartje. Zo werd dat geregeld. Enfin, hij mocht niet meegaan naar het stadhuis als hij zijn kostuum niet aandeed. En Louis zei: ‘Godv… die smeerlappen, ík zal eens tonen hoe het moet.’ En hij stichtte Racing Muide. Hij kocht een veld, ook qua accommodatie zeer mooi voor die tijd, begin van de jaren 70.”

Sinia: “Met verlichting en al.”

Lebuf: “Voilà. En zo ontstaat een voetbalploeg ( lacht).”

Sinia: “En dan is hij verongelukt?”

Lebuf: “Van een kraan van twintig meter gevallen.”

Sinia: “Hij was een stuk van die kraan aan het losbranden …”

Lebuf: “… en hij zat op het verkeerde stuk.”

Sinia: “Daarna is de fameuze Marc Deboe gekomen, een van de voorlopers van Maurice Cooreman, een supergangster. Hij heeft toen twee Hollanders naar hier gebracht, waaronder David Endt, die nu een van de prominente figuren achter de schermen is bij Ajax. Ik heb daar nog altijd contact mee. De andere was Pardik, een hele goeie voetballer, maar geschift: lang haar, op blote voeten en gitaar op de rug. En ineens was hij weg naar Spanje. Maar nu is hij geslaagd in het leven: hij heeft in het centrum van Amsterdam zes panden waarin hij souvenirs verkoopt. Die jongens werkten allebei bij Deboe. Hij had ze een profbestaan beloofd, maar van ’s morgens tot ’s avonds moesten ze voor hem werken in zijn bedrijf van garagepoorten.”

Lebuf: “Hij had geprobeerd zich via Racing Muide in het voetbal in te werken, maar ik heb er nooit meer iets van gehoord.”

Sinia: “Vanderdussen was ook belangrijk.”

Lebuf: “Bij Heirnis Gent, ja. Hij had een paar kleine selfservicewinkels, Kado. Hij heeft eerst Heirnis lang boven water gehouden.”

Sinia: “Verschrikkelijk veel geld ingestoken, tot in eerste provinciale geraakt en gefusioneerd met de Racing.”

Lebuf: “En dan is Patrick Orlans er manager geworden. En Erwin ook, niet?”

Sinia: “Dat was bij Meulestede. Erwin Vandendaele was de beste waar ik destijds met Standaard Gent in eerste provinciale tegen gespeeld heb. Na de fusie is hij nog een paar jaar manager geweest bij de Racing tot hij is gebotst met de Pennoits.”

Lebuf: “De Pennoits zitten al zolang als ik weet in de Racing. Nu is er weer een voorzitter die Pennoit heet.”

Sinia: “En twee zoons ook. Een familie met fabrieken in bouten en bevestigingsmaterialen.”

Lebuf: “Bij AA Gent was het in feite JeanVan Milders die de club gered heeft, maar hij heeft de berg én de put gemaakt, samen met Albert De Meester. Ze hadden misschien ergens ook wel de verdienste dat Gent nog bestaat. Sommige ploegen – Racing Muide, Heirnis, … – stonden of vielen met bepaalde figuren. Voor AA Gent was dat eigenlijk Robert Naudts. Hij was voorzitter in de derde klasse. Bemiddeld, maar financieel niet van het niveau Van Milders of De Meester.”

Sinia: “Maar wel blauw-wit bloed tot en met.”

Lebuf: “Dat mag je wel zeggen. Hij is bij Gent in goede en vooral in slechte dagen altijd op het schip blijven staan. De Opperbuffalo heb ik hem wel eens genoemd. De Meester wist bij wijze van spreken niet dat er een soupape in een bal zat. Die mannen zagen dat als opportuniteit om erbij te komen. De Meester en Van Milders zijn van de rijkste mensen van België, maar wie kende hen? Plots werden ze voorzitter van AA Gent en heel België kende hen, wist hoe rijk ze waren en van welke firma. Ik heb ooit eens gevraagd aan De Meester wat hem dat als betonboer in de wegenbouw opbracht om sponsor van AA Gent te zijn. ‘Roland, peisde gij dat er nu al één supporter bij mij gekomen is om zijn koerke te betonneren of een autostrade te leggen?’ ( lacht) Maar door het voetbal was hij wel de grote Albert De Meester, die heel België kende. En wat zo in de eerste klasse gebeurt, gebeurt ook in eerste provinciale. Alleen is er niet zo veel belangstelling voor ( lacht). Het is allemaal hetzelfde, alleen de schaal is kleiner. Het zijn allemaal mensen.” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content