Ze is 37 en heeft al zeven operaties achter de rug, maar ze staat er nog steeds. Ilse Heylen vocht nog maar eens terug na een zware blessure en probeert zich nu te kwalificeren voor haar vierde Olympische Spelen.

Een zaterdagochtend in Zele. Wanneer ze in België is – en zo vaak gebeurt dat niet – komt Ilse Heylen weleens naar hier om haar trainingen af te werken. Ze begint met de rechtstaande oefeningen tegen verschillende opponenten, onder wie een paar heel beloftevolle Belgische talenten. Daarna komen de grondoefeningen, twee uur lang afzien en zweten. Van dat harde labeur is echter niks meer te merken wanneer ze zich fris en monter aanmeldt voor de fotosessie en het interview.

Zevenendertig is ze nu en haar passie voor judo is nog altijd intact. Toch lijkt ze al verschillende levens achter de rug te hebben. Zeven om precies te zijn. Dat is namelijk het aantal zware blessures die haar pad tot nu toe kruisten. Met alle operaties en revalidatieperiodes die daarvan het gevolg waren, zouden velen al de handdoek op de tatami gegooid hebben. Niet Ilse Heylen, die er prat op mag gaan ooit een olympische medaille gewonnen te hebben. In 2004 in Athene. Ze werd er al snel geklopt door de regerende wereldkampioene, maar won op karakter de volgende drie duels en mocht zo nog onverhoopt kampen voor de bronzen medaille. Een strijd die ze in haar voordeel beslechtte. Alweer op karakter…

Laat het duidelijk zijn: Heylen is een grote Belgische sportvrouw. Kijk maar naar haar verdere palmares: zevende op de Spelen van 2008 in Peking, vijfde op die van Londen in 2012 en zes medailles op Europese kampioenschappen. Alleen de wereldkampioenschappen liggen haar niet. Op zes deelnames heeft ze het nooit verder geschopt dan een negende plaats. Ook dit jaar ging ze er al in de eerste ronde uit.

Maar sinds haar debuut op de internationale scène eind jaren negentig grossiert ze in eerste en ereplaatsen op grand slams en – een niveautje lager – grand prixs. Zo werd ze in juli nog de oudste judoka ooit die een grand prix won, toen ze in het Chileense Santiago de beste was. Daar kwam ze trouwens voor de zoveelste keer terug uit blessure na zes maanden zonder competitie. U begrijpt: deze vrouw is uit een speciaal soort klei opgetrokken. “Ik sta nog altijd te kijken van haar volharding en haar vermogen om terug te vechten na een tegenslag”, zegt Olivier Berghmans, haar levenspartner en trainer. “Velen zouden het al opgegeven hebben. En zeker omdat judo geen goed betaalde sport is.” Een medaille op een grand slam levert 1000, 2000 of 3000 dollar op. Op de WK’s is het al niet veel beter: 2000, 4000 en 6000 dollar.

Zich pijn doen

Wat drijft Ilse Heylen nog? Angst voor het zwarte gat na het judo? “Nee, helemaal niet. Ik wil me kwalificeren voor de Olympische Spelen in Rio en er eervol afscheid nemen. Daarna zullen we wel zien. Maar ik ga dan toch stoppen omdat ik denk dat mijn lichaam genoeg geïncasseerd heeft.”

Dat ze zich na haar zeven operaties telkens weer opgericht heeft, heeft Heylen te danken aan haar onvoorwaardelijke liefde voor de sport en haar buitengewone vermogen om zich pijn te doen. “Toen ik klein was, mocht ik niet naar de training als ik stout was geweest of als ik slechte punten had op school. Voor mij was er geen ergere straf. Ik had misschien ook andere sporten kunnen beoefenen, maar mijn voorkeur ging uit naar disciplines waarin ik me individueel kon meten met een tegenstander. Je kan je dan niet wegsteken, het is jij tegen de ander. Ik hou van het lichamelijke contact en het feit dat je je moet proberen te bevrijden om iemand te verslaan die hetzelfde doel heeft als jij.”

De pijn na een zware blessure en de urenlange revalidatiesessies neemt ze er graag bij. “Ik heb nooit aan mezelf getwijfeld. Op geen enkel ogenblik heb ik aan het einde van mijn carrière gedacht. Elke keer als ze me de operatiezaal buitenrijden, ga ik direct weer aan de slag. Ik ben zo gehaast om terug op de mat te staan dat ik soms te snel wil gaan. De chirurg heeft me al verschillende keren gezegd om mijn tijd te nemen. Voor mij telt maar één ding: de eerste competitie winnen waaraan ik deelneem. Ik heb al die inspanningen nooit als een opoffering ervaren, omdat judo voor mij een spel is.”

Sinds haar terugkeer op de tatami in Santiago in juli neemt Ilse Heylen aan zo veel mogelijk toernooien deel. “Omdat de kwalificatieperiode voor de Spelen twee jaar duurt, van eind mei 2014 tot eind mei 2016, en omdat er een puntensysteem in voege is dat heel afmattend is”, legt Olivier Berghmans uit.

Dat ze sinds Santiago onder meer op de mat stond in Miami, Oezbekistan, Kazachstan, Zuid-Korea, Abu Dhabi en Tokio heeft maar één reden: ze voelt zich “nooit gelukkiger” dan wanneer ze zich kan meten met anderen. “Niets is zo mooi als competitie”, zegt ze. “Wanneer ik terugkeer uit blessure, heb ik altijd een klein beetje angst tijdens het eerste gevecht, maar die ebt snel weg. Als je denkt dat je jezelf geen pijn mag doen, dan is het om zeep. Met de tijd heb ik mijn lichaam leren kennen.”

Streng dieet

Zeggen dat het leven van een judoka uit opofferingen bestaat, is een understatement. “Naast de tien uur per week die ze op de tatami staat, moet ze zich onderwerpen aan een streng dieet”, legt haar trainer Olivier Berghmans uit. Het doel is om niet meer te wegen dan 52 kilo, een vereiste om in haar categorie te mogen uitkomen. “De dagen voor een duel zijn niet gemakkelijk”, zegt Ilse Heylen. “Maar ik ben dat ondertussen gewoon geworden.” Vandaag komt ze uit in de categorie -52 kg, maar in het begin van haar carrière was dat nog -48 kg. “Dat was echt moeilijk. Ik moest veel gewicht verliezen en bijgevolg kwam ik kracht te kort als ik de mat op moest.”

Haar ideale gewicht om te trainen is nu 55 kg. Enkele dagen voor een toernooi gaat ze dan naar 53,5 kg. “Daarna moet er nog 1,5 kg af voor de weging. Dat betekent: streng diëten.” De laatste twee dagen zijn cruciaal. Een normale maaltijd staat dan niet meer op het programma, wel veel mueslirepen, rozijnen en vijgen. En hier en daar een boterham met confituur. “Maar ik heb dan zelfs geen honger. In de loop der jaren heeft mijn lichaam zich daarop ingesteld.” Olympische kampioene Tia Hellebaut volgde een gelijkaardig dieet. Die begon de dag met fruit en at vervolgens alleen nog soep, groenten en noten.

“Om de laatste kilo’s eraf te krijgen, heeft iedereen zo zijn methode”, zegt Heylen. “Op de Spelen zag ik gewichtheffer Tom Goegebuer. Hij ging warm gekleed in de sauna zitten. Voor mij zou dat niet gaan, omdat ik dan te veel energie verlies.” De judoka gaat liever met verschillende truien en een dik vest veertig minuten joggen. “Dan heb ik wel dorst, maar ik mag slechts een heel klein beetje water drinken, anders gaat mijn gewicht weer de hoogte in. Het is dus even op de tanden bijten. Als de weging om 19 uur begint, dan ga ik om 16 uur met heel mijn ‘uitrusting’ nog wat joggen.”

Na de weging is het risico dat ze te veel weer bijkomt. “Want de ochtend van een toernooi moeten vier uitgelote meisjes nog eens op de weegschaal gaan staan. En dan mogen we maar vijf procent boven ons gewicht zitten.” Meer dan 54,6 kg mag het dus niet zijn. “Meestal is dat geen probleem voor mij. Na de eerste weging drink ik anderhalve liter water. Niet meer. Ik eet een boterham met kaas en soms een beetje pasta. Dat kan niet zo makkelijk lijken, maar afgezien van een beetje dorst, voel ik me dan goed.”

Vizier op Rio

Als we haar vragen of ze denkt dat ze een speciaal geval is in de wereld van de topsport, glimlacht de kampioene. Ze beseft dat haar palmares er nog beter had kunnen uitzien zonder al die blessures, maar spijt heeft ze niet. “Dat hoort allemaal bij het leven van een topsporter. En ook: na elke operatie ben ik sterker teruggekomen omdat ik er veel uit geleerd heb, zeker over mezelf. Eerlijk gezegd is het begin van een revalidatie nooit gemakkelijk. En dan heb ik het niet alleen over de fysieke pijn van de behandelingen bij de kinesist. Er gaat onvermijdelijk ook van alles door je hoofd. In het begin voel ik me altijd heel eenzaam, gewoon omdat ik verstoken blijf van mijn favoriete spelletje. Gelukkig houdt de medische staf daar rekening mee en laten ze me vrij snel ludieke oefeningetjes doen. Maar ik voel me het meest bevrijd wanneer ik besef dat de topvorm niet meer veraf is. Dat geeft me een enorme voldoening en maakt me tegelijkertijd ook heel trots.”

Ze zweert dat ze zich zal plaatsen voor de Spelen in Rio. En als ze af te rekenen krijgt met een nieuwe blessure? “Dan loop ik het risico een beetje tijd te verliezen om me te kwalificeren. Maar daar denk ik geen moment aan”, verzekert ze met een brede glimlach. En het is waar: als je al zeven levens achter de rug hebt, zou je van minder optimistisch worden.

DOOR DAVID LEHAIRE – BEELDEN CHRISTOPHE KETELS / BELGAIMAGE

“In het begin van de revalidatie voel ik me altijd heel eenzaam.” Ilse Heylen

“Ik sta nog altijd te kijken van haar vermogen om terug te vechten.” Olivier Berghmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content