Europees haakt Juventus weer aan bij de top, in eigen land is het al een tijdje ‘hors catégorie’. Wat maakt de Oude Dame zo speciaal? Sport/Voetbalmagazine reisde met Italiaanse Limburgers naar Turijn om er de passie te proeven.

Het is halftwee ’s nachts wanneer Paolo Bruno in Genk de auto start. Hij pikt nog een paar vrienden op voor de autorit naar Charleroi. Patricio Piras staat al klaar. Vincenzo Giacomazza en zijn zoon Gaspare ook. Wanneer Paolo thuis vertrekt, heeft Gaspare net gedaan met werken in het Genkse restaurant La Botte, door zijn vader in 1980 opgericht. Gaspare neemt snel een douche, trekt een jas aan en stapt in de auto. Hij heeft de vorige dag de broer van Juventusregisseur Andrea Pirlo op bezoek gehad. Hij heeft een filmpje mee waarin Pirlo het restaurant aanprijst. La Botte is namelijk het enige restaurant in België waar de wijnen van Andrea Pirlo (wit en rood) geserveerd worden.

Om zes uur vertrekt het vliegtuig, voor de helft gevuld met Juventussupporters, naar Bergamo. Op de luchthaven begroeten de Belgische Italianen, Franstalig én Nederlandstalig, elkaar hartelijk, in het Italiaans. Hier al blijkt dat Juventus één grote familie is die een paar keer per jaar mensen samenbrengt. Paolo Bruno en zijn vrienden zijn leden van de supportersclub Gaetano Scirea, met 287 leden de grootste van de zes Juve-fanclubs in België en de enige in Vlaanderen. De club is door Vincenzo en Patricio begin jaren tachtig opgericht.

De beslissing om abonnementen te nemen viel in 2006 (toen Juventus na het voetbalschandaal werd teruggezet naar de Serie B) tijdens het bijwonen van Juventus-Napoli. Vandaag heeft de club officieel elf abonnementen tijdens competitiewedstrijden. Voor Europese wedstrijden varieert het aantal beschikbare kaarten. “Voor Dortmund waren er 85 aanvragen, maar we kregen slechts 15 tickets”, zegt Paolo, die al voor de zesde keer dit seizoen naar Turijn reist en dat voor de laatste competitiematch tegen Napoli nog eens zal doen.

Paolo Bruno (66) is net als Vincenzo (60) geboren in Italië, Gaspare (29) en Patricio (53) in Genk. Paolo komt uit Bari, maar ontwikkelde zijn passie voor Juventus op internaat in Asti nabij Turijn. Zijn familieverhaal toont hoe toevalligheden het lot van een mens bepalen. Tijdens de oorlog was zijn vader op een boerderij in Australië beland. “Die boer zei: je werkt goed, je moet na de oorlog terugkeren naar hier. Maar de toelating kwam niet. Via een oom kreeg mijn vader de kans om in België in de mijn te gaan werken. Twee dagen later kwam de toelating om naar Australië te gaan. Te laat. Omdat mijn ouders hoopten na een paar jaar terug te keren, namen ze me niet mee, maar zetten ze me op internaat. Zondagnamiddag mochten we naar het stadion wanneer Juventus thuis speelde. Na drie jaar ben ook ik naar België verhuisd.” In België nam de familie later de uitbating van de Essostations in Limburg over. Sinds twee jaar is Paolo Bruno met pensioen en heeft hij meer tijd om zich om de supportersclub te bekommeren dan bijvoorbeeld Patricio, die als clusterdirecteur bij KBC in de regio Diest tien kantoren beheert.

Ook in Italië komt Paolo voor zijn mening uit, mocht zelfs clubvoorzitter Andrea Agnelli ervaren.Toen die op een vergadering van de supporters meedeelde dat een goed product doorgerekend mag worden naar de klanten en dat hij daarom in één klap de abonnementsprijzen met 41 procent verhoogde, vroeg Paolo Bruno het woord. “Ik zei dat mensen die duizend kilometer of meer aflegden om hun club aan het werk te zien, niet zomaar klanten zijn. Dat heeft te maken met passie.”

Toch is Paolo blij met de terugkeer van de Agnelli’s, die zich in 1923 al over de club ontfermden, begin jaren negentig afstand namen om pas in mei 2010 terug te keren. Sindsdien bestuurt Andrea Agnelli de club op een zakelijke manier, bijgestaan door zijn persoonlijke vriend en adviseur, de voormalige Tsjechische topspeler van Juventus, Pavel Nedved. “Het enige waar ik het moeilijk mee heb, is toen hij besliste om Alessandro Del Piero geen nieuw contract te geven, een paar jaar geleden.”

Om acht uur landt het vliegtuig in Bergamo, op een halfuurtje rijden van Milaan. Vanuit Bergamo gaat het met de huurauto langs de ochtendfiles op de Tangenziale rond Milaan naar Turijn, 185 kilometer verder. Om halfelf rijdt Paolo Bruno Turijn binnen. De volgende middag is er een rechtstreekse vlucht van Turijn naar Charleroi.

Ryanair en het internet hebben voor fans van clubs in het buitenland het reizen een stuk gemakkelijker, korter en vooral goedkoper gemaakt. De eerste jaren namen de clubleden de bus of de auto, goed voor respectievelijk vijftien en twaalf uur rijden (enkele reis). Na de wedstrijd reden ze in één ruk terug naar Genk, zonder overnachten. Later bood een goedkope vlucht naar Bergamo uitkomst. Sinds er drie keer per week een rechtstreekse verbinding is tussen Charleroi en Turijn, loopt dat nog gemakkelijker.

San Carlo

Vandaag is het in Turijn warm én vooral druk. Alle hotels in het centrum zijn volgeboekt. Niet zozeer door de komst van Real, maar vanwege de lijkwade van Turijn. Het mythische doek, dat volgens de overlevering rond het lijk van Jezus gewikkeld geweest zou zijn en waar zijn gezichtsafbeelding nog in zou staan, wordt maar één keer in de vijf jaar tentoongesteld en dat gebeurt dit jaar.

Op de Piazza San Carlo, het kloppende hart van de stad, wordt betoogd tegen de hervormingen in het Italiaanse onderwijs. Drie dagen eerder vulde het plein zich met enthousiaste supporters, die het standbeeld van San Carlo met zwart-witte sjaals en vlaggen tooiden, een paar uur nadat Juventus uit bij Sampdoria de lang verwachte landstitel behaalde, in een competitie waar het voor de titel al een paar jaar geen concurrentie heeft. De vraag voor het seizoen was niet of Juventus kampioen zou worden, maar wanneer en met hoeveel punten voorsprong. De spelers namen genoegen met een glas champagne en wat gezang in de kleedkamer, waarna ze meteen op afzondering gingen voor de Champions Leaguewedstrijd tegen Real. Dat leert dat Europa weer belangrijk is voor een land dat sinds 2010 geen finalist meer in de Champions League had (toen klopte Inter Bayern), en dat een titel vieren in eigen land na een paar jaar onderbreking wegens het voetbalschandaal weer de normaalste zaak van de wereld is.

In de veel te kleine Juventus Store aan de Via Garibaldi, een van de drie fanshops in Turijn, is het ook druk én warm. Op de erelijst op een zuil is de nieuwste titel nog niet aangegeven, maar op het vers gedrukte T-shirt dat Patricio bij het buitenkomen trots draagt en waarvan er op de eerste dag al 3000 door de club verkocht werden, staat wél al het cijfer ’33’. Officieel behaalde de club zaterdag zijn 31e titel, nadat de titels van 2005 en 2006 na het voetbalschandaal van de zomer van 2006 werden ingetrokken. De fans van Juve tellen die gewoon mee.

1600 kilometer

In Turijn hebben de Belgische Italianen afgesproken met andere Juventussupporters, twee jeugdvrienden van Vincenzo Giacomazza uit zijn geboortestad Agrigento op Sicilië. De één komt met de trein uit Calabrië en zal in totaal zestien uur onderweg geweest zijn. De ander bakte die ochtend nog gebakjes tot halfzeven en stapte dan zonder slapen op het vliegtuig naar Turijn. Bij aankomst in het stadion worden de zelfgemaakte gebakjes verdeeld. Vincenzo belandde in 1978 in België, toen hij tijdens zijn huwelijksreis een familielid in Genk bezocht. Voorheen werkte hij als kok op boten op de trans-Atlantische vaart. “Waar ik vandaan kwam, was er geen werk, in Genk wel. Ik ben bij Ford begonnen en opende een paar jaar later een restaurant, waar ik ’s avonds werkte.”

Zijn passie voor Juventus erfde hij van zijn ouders. “Mijn vader sliep niet wanneer Juventus verloor.” Op zijn zestiende woonde hij voor het eerst een wedstrijd bij van zijn favoriete ploeg. Daartoe spoorde hij met zijn één jaar oudere broer helemaal naar Milaan, waar Juventus tegen de rossoneri speelde. Een reis van 1600 kilometer enkel, vierentwintig uur heen, vierentwintig uur terug. Zijn zoon nam hij voor het eerst mee naar de Europabekerfinale tegen Ajax, die Juve in mei 1996 won. Gaspare was toen negen.

Toch wordt dit niet de meest belangrijke wedstrijd die de drie ouderen van het viertal ooit live bijwoonden. Het wordt even stil in de auto op weg naar het stadion. “Dat was Juventus-Liverpool op de Heizel. Pas na de wedstrijd kwamen we te weten wat er gebeurd was.”

Het succes van Juventus heeft niet alleen te maken met sportief goede keuzes, maar ook met het nieuwe stadion, het allereerste privéstadion in Italië, uitgebaat door de club zelf. De deuren van Juventus Stadium gingen open in september 2011, op de plek waar vroeger het kille, grijze en ongezellige Stadio Delle Alpi stond, zo’n twaalf kilometer van het stadscentrum. Vandaag wordt het stadion omringd door een fonkelnieuw winkelcomplex met een enorme supermarkt, een paar restaurants, een populair clubmuseum en 4000 parkeerplaatsen ondergronds en rondom het complex. De omzet van de stadioninkomsten is op vijf jaar tijd verdrievoudigd. In het seizoen waarin het stadion geopend werd (2011/12) bedroeg de omzet van Juventus 153 miljoen euro. Ondertussen is die zogoed als verdubbeld. In dezelfde tijdsspanne is het jaarlijkse tekort teruggebracht van 95 miljoen euro naar 6,7 miljoen. Op termijn wil Juventus naar een omzet van 350 miljoen. Nog altijd een pak minder dan de clubs met de grootste omzet: Real (550 miljoen), Manchester United (518 miljoen), Bayern (487 miljoen), Barcelona (485 miljoen) en PSG (474 miljoen).

In het nieuwe Juventus Stadium is de atletiekpiste weg. Alle plaatsen bieden een perfecte zichtbaarheid en je kunt vanop de tribunes de spelers op het veld haast aanraken. Op een zeldzame keer na is het stadion sinds de opening altijd uitverkocht. Eigenlijk is het met zijn 41.000 plaatsen nu al veel te klein voor een club die top wil zijn in de Champions League. Maar een schaars en goed product is gewild. Voor de wedstrijd tegen Real kost het duurste kaartje meer dan 1000 euro en de lijst van gegadigden voor een plaats is een veelvoud van het aantal beschikbare plaatsen.

Helaas geldt dat ook voor de pers. De persbanken bieden plaats aan 300 journalisten en 90 camerateams, maar voor een reporter uit België is er geen plaats, laat de persdienst een paar dagen voor de aftrap weten.

Last minute biedt zich onverwacht een kans aan op een plaats. Nog eens blijkt hoe iedereen hier elkaar kent. Plots blijkt nog een ticket vrij te zijn, van een Juvefan die ziek is. Alleen kan in het door supportersgeweld verstikte Italië de toegang tot het stadion alleen gebeuren op vertoon van een op naam gedrukt ticket én een identiteitsbewijs met dezelfde naam. Dat is natuurlijk moeilijk voor een Belg met een andere naam dan op het ticket. Paspoort vergeten in het hotel? De suppoost kijkt verbaasd, haalt er een andere verantwoordelijke bij, die even nadenkt en dan zegt, met een blik van ‘ik heb je wel door, maar je ziet er ongevaarlijk uit’: vai, ga maar door.

De belevenis is, ook voor een reporter met heel wat buitenlandse stadionervaring, adembenemend. Het Juventus Stadium is een echte voetbaltempel, modern, comfortabel en vooral sfeervol. Wanneer de clubhymne wordt ingezet, het Italiaans melodieuze ‘Juve, storia di un grande amore’, een nummer van Paolo Belli uit 2007, zingt niet alleen de harde kern van de curvasud, maar héél het stadion mee. Zo luid dat je de beide oren moet afsluiten. Kippenvel. Als het klopt dat Club Brugge hier is komen kijken om een soortgelijk stadion te bouwen, mogen de Clubfans nu al beginnen te dromen.

Restaurant van 100 euro

Juventus speelt met een ervaren basisteam (met amper twee spelers jonger dan 28) een sterke wedstrijd. Na de 2-1-winst zijn de fans een delirium nabij. “Heel onze ploeg samen heeft minder gekost dan Gareth Bale alleen”, juicht Patricio. “Knap gewerkt is dat van sportief verantwoordelijke Giuseppe Marotta. Onze duurste spelers zijn Carlos Tévez en Arturo Vidal, die respectievelijk 15 en 12 miljoen euro gekost hebben. Pirlo kwam gratis, Paul Pogba (die vanaf deze week inzetbaar zou zijn) ook, Stephan Lichtsteiner kostte een paar honderdduizend euro.” De tijd dat Juventus veel geld voor een speler betaalde, is voorbij. Tegen Real was middenvelder Stefano Sturaro (22), die geheel onverwacht aan de aftrap kwam, dé revelatie. Sturaro kwam tijdens de wintermercato voor amper vijf miljoen van Genoa over.

Tegen Real speelt Andrea Pirlo, het genie van de ploeg, een van zijn mindere matchen, maar niemand die hem dat kwalijk neemt. Paolo Bruno: “Ik zeg altijd: Pirlo is het licht van Juventus. Toen hij kwam, leefde de club nog in het donker. Met hem ging het licht weer aan en werden we meteen kampioen, in een seizoen dat als overgangsjaar was aangekondigd. Dat was een ongelofelijk feest, zo’n titel op de laatste speeldag, na een nek-aan-nekrace met het AC Milan van Allegri, na twee zevende plaatsen.”

De komst van Allegri en het plotse vertrek van succestrainer Antonio Conte, goed voor drie opeenvolgende titels, verdeelde de fans. De eerste dag op trainingskamp stond drievoudig kampioen Conte nog op het veld, plots was hij weg. In twaalf uur tijd had afgevaardigd bestuurder en sportief directeur Giuseppe Marottaeen vervanger. “Ik was op vakantie en kreeg bijna een hartaanval toen ik hoorde wie de nieuwe trainer was”, geeft Vincenzo Giacomazza toe. Stel je voor: de man die aartsrivaal Milan kampioen had gemaakt! De eerste dag werd de auto met bestuurders en nieuwe trainer aangepakt door een honderdtal ultra’s, maar vandaag is de appreciatie voor Allegri algemeen. “Hij heeft het goed aangepakt”, zegt Paolo Bruno. “Niet te veel veranderd, geleidelijk zijn accenten gelegd. Onder Conte stonden de spelers bijna de hele tijd onder hoogspanning, onder Allegri spelen ze meer bevrijd. Conte was niet tevreden met het team, hij wilde topspelers kopen, maar dat liet de budgettaire situatie van Juventus niet toe. Hij zei: je kunt niet in een restaurant gaan eten waar de gemiddelde maaltijd honderd euro kost als je maar tien euro hebt. Toen we ons plaatsten voor de halve finales van de Champions League merkte Marotta fijntjes op: we zitten toch maar mooi in dat restaurant van honderd euro met onze tien euro.”

De moeilijke jaren tussen 2006 en 2008 hebben de club én de fans getekend. In die jaren haakten leden van de Genkse fanclub af, herinnert Paolo Bruno zich. Zelf heeft hij nooit getwijfeld. “Supporter ben je in goede, maar ook in slechte tijden.” Supporter zijn van Juventus wekt ook veel aversie op. Een beetje zoals Anderlecht in België. “Ik kan dat begrijpen,” zegt Paolo, “dat andere clubs afgunstig zijn op een club die alles wint. Ik was ook boos op Inter toen wij in de put zaten en zij alles wonnen. Juventus lokt extreme reacties uit. In Italië zeggen we: Juventus, ama o odi. Juventus, dat is liefde of haat. Het is het één of het ander. Er is geen andere mogelijkheid.”

DOOR GEERT FOUTRÉ IN TURIJN – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Pirlo is het licht van Juventus. Toen hij kwam, zaten we nog in het donker. Met hem ging het licht aan.” Paolo Bruno

“Heel onze ploeg samen kost minder dan Gareth Bale alleen.” Patricio Piras

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content