Weinig voetbalsterren die zo vergroeid zijn met hun geboortestad als Oliver Kahn met Karlsruhe. Op zoek naar de roots van toppers uit het Europese voetbal : de zesde en laatste aflevering.

Met flinke tred stapt een meisje in het immense park op een groepje voetballende jongens af. Of ze niet mag meespelen ? Maar de Beckhams, Ronaldo’s en Rauls van Karslruhe zijn te vol van zichzelf en hun eigen kunstjes, en willen vooral zelf bewonderd worden. Ze troost zich met een stukje saxofoonmuziek, dringt niet aan bij de andere groepjes vrije- tijdsvoetballers in alle mogelijke trui- tjes – maar géén van het plaatselijke Karlsruhe SC. Ergens staat tussen twee hemdjes die een voetbaldoel markeren een keeper werkloos toe te kijken. Of er een nieuwe Oliver Kahn in hem schuilt, blijft een open vraag.

Bij zwoele temperaturen is het aangenaam toeven in het enorme Schlossgarten rond het kasteel van markgraaf Karl Wilhelm van Baden, de stichter van de stad. Hier ademt Karlsruhe, speelt zich ’s zomers het hele openbare leven af, flaneert de hele stad door het park waar op borden dringend verzocht wordt wél op het gras te lopen. Er is plaats voor picknicks, er zijn terrasjes, er kan gelezen, gevolleybald of geposeerd worden, desnoods half ontkleed. Hier ontstond de stad Karlsruhe (letterlijk : de rust van Karl), nadat Karl Wilhelm op een dag uit een droom was ontwaakt waarin hij een stad stichtte die eruitzag als de zon. Op 17 juni 1715 ging de eerste spadesteek de grond in. Het kasteel werd het hart van de zon, vanwaar de straten als stralen zuidwaarts liepen. Na zijn overlijden werd de markgraaf onder een piramide in het centrum begraven.

Tussen de uitlopers van het Zwarte Woud en de grens met Frankrijk is het aan de Rijn gelegen provinciestadje (220.000 inwoners) de rust zelve. Een groot dorp, eigenlijk, met – schijnt het – de hoogste dichtheid aan cafés en restaurants in Duitsland. Trots meldt Karlsruhe dat hier de fiets (door baron von Drais) én de auto (door Carl Benz, die het door hem uitgevonden vehikel naar zijn dochter Mercedes noemde) uitgevonden zijn. Dat van die fiets kan kloppen : in de autovrije binnenstad zijn de fiets en de tram de meest gebruikte vervoermiddelen.

Zestig procent van het stadsoppervlak is groene zone. Binnen de stadsring ligt alles op wandelafstand. Hoe ver het Wildparkstadion van Hotel Berliner Hof, in volle centrum nabij het winkelparadijs aan de immens lange Kaiserstrasse, verwijderd is ? Twintig minuutjes wandelen door het Schlossgarten ! Het klopt nog ook. Ook de Seminariestraat ligt op minder dan twee minuten van het hotel, én dus op wandelafstand van het Wildparkstadion. Hier wonen nog de ouders van Oliver Kahn.

Geografisch zijn de roots van de doelman van Bayern München makkelijk na te trekken. Tot zijn vertrek naar Beieren in 1994 speelde alles in zijn leven zich af in en om Karlsruhe. Nooit speelde Oliver Kahn (geboren op 15 juni 1969) voor een andere club, nooit woonde of trainde hij buiten de stad. Heel voorspelbaar trouwde hij er ook met een jeugdvriendin.

Het telefoonnummer van vader Rolf Kahn staat ook gewoon in het plaatselijke telefoonboek. Het antwoordapparaat verwijst door naar het mobiele nummer. ’s Anderendaags belt hij ons zelf terug. Hij is met vakantie, maar bijpraten over de aanvangsjaren van zijn zoon wil hij wel. Rolf Kahn is daar ook goed voor geplaatst : zelf maakte hij als veldspeler van Karlsruhe SC de start van de Bundesliga mee in 1963. In twee jaar tijd speelde hij elf Bundesligawedstrijden, tot een zware blessure hem voortijdig dwong om op een lager ritme terug te schakelen.

Dat zijn zoon doelman werd, verbaast hem niet. “Hij pikte de draad op waar ik hem had laten liggen”, aldus Rolf Kahn. “Ik ben immers ook begonnen als doelman, maar na zes maanden was ik het beu. Ik had niets te doen, verveelde me te pletter. Karlsruhe had een sterk jeugdteam, moet je weten : de enige vraag was of we met zes dan wel zeven-nul zouden winnen. Daarom ben ik veldspeler geworden. Bij Oliver ging het omgekeerd. Hij begon als veldspeler, maar belandde in het doel toen de keeper ziek was. Vanaf de eerste dag vond hij het leuk. Hij begon op zijn zesde, ik op mijn twaalfde. Bij zesjarigen is het verschil tussen goede en minder goede ploegen minder groot dan op je twaalfde. Dus had hij wél meer werk. Op een dag gaf zijn grootvader hem een keepersuitrusting van Sepp Maier cadeau. Daar was hij bijzonder trots op. Van toen af wilde hij alleen maar keeper zijn. Hij ging ook altijd mee met mij naar de ploegjes waar ik speler-trainer was. Kleine clubjes waren dat, waar je zo het veld op kon. Daar ging hij dan op het einde van de training zelf in doel staan, of, wanneer ik speelde, erachter. Ik was toen libero. Zo leerde hij hoe je met praten en aanwijzingen geven van achter uit een team kunt sturen en perfect het spel kunt lezen.”

Vanaf de F-jeugd, bij de allerkleinsten dus, voetbalde Kahn bij Karlsruhe SC. Het jeugdcentrum ligt in de schaduw van het stadion. In het KSC-Jugendheim, waar de jonge talenten voor en na training vertoeven, hangt nog een foto van de doelman aan de muur. Edmund Becker kreeg hem er onder zijn hoede toen hij in de A-kern opgenomen werd. Becker was assistent van toenmalig hoofdtrainer Winfried Schäfer en werkt nog altijd als assistent-trainer bij KSC. “Hij was niet ons grootste keeperstalent,” vertelt hij, “maar door zijn inzet compenseerde hij de achterstand die hij aanvankelijk had. Het grootste keeperstalent toen was Stefan Wimmer. Kent u zijn vader niet ? Rudi Wimmer is hier nog altijd een monument, hoor. Hij keepte meer dan honderd wedstrijden voor Karlsruhe. Maar Oliver Kahn wilde harder vooruit komen dan Stefan. Je moest hem meer afremmen dan aansporen. Hij hield zich bijvoorbeeld heel fanatiek bezig met krachttraining, omdat hij sterker wilde worden. Tot we hem duidelijk maakten dat hij dat beter afbouwde, omdat zijn snelheid en reflexen er anders onder zouden lijden.”

Oliver Kahn, vervolgt Becker, was een rustige jongen in de gewone omgang, maar fanatiek als het over voetbal ging. Van trainen bijvoorbeeld, kreeg hij nooit genoeg. “Eens hij in het doel stond, kreeg je er hem met geen stokken meer uit. Bijna elke dag vroeg hij mij of een medespeler om wat na te blijven en op doel te trappen. Wij hadden toen geen specifieke keeperstrainer. Ik heb nog in boeken geneusd op zoek naar extra oefeningen om hem beter te maken. Maar ik ben niet de trainer die hem gemaakt heeft, hoor, Oliver Kahn heeft vooral zichzelf gemaakt. Hij was niet iemand die voortdurend om raad kwam vragen. Ik denk dat hij aan zijn vader wél een goed aanspreekpunt had, want die kende het topvoetbal door en door.”

Het is niet waar, merkt Rolf Kahn op, dat zijn zoon geen talent zou hebben gehad. “Want dat had hij wél, dat zag je al gauw. Pluspunt was dat hij het zelf niet besefte. En ik vertelde het hem evenmin. Het klopt dat Stefan Wimmer lang met hem in balans lag, maar Wimmer teerde op de naam van zijn vader. Oliver teerde nergens op, hij was zich niet bewust van zijn talent. Hij werkte als bezeten om beter te worden. Hij wilde ook altijd extra trainen. Op zondagmorgen kwam hij me wakker maken met de vraag of ik met hem wilde gaan voetballen. Dat heb ik altijd met plezier gedaan. Vaak gingen we ergens op een afgelegen plaats trainen, niet altijd in het kasteelpark of aan het stadion – anderen moesten ons niet zien.

“Ik heb hem altijd voorgehouden : het is niet omdat je op je achttiende een talent bent, dat je in de Bundesliga een topper wordt. Het is niet omdat je in de Bundesliga een topper bent, dat je Europees uitblinkt. En in Europa naam maken, garandeert je nog geen succes met de nationale ploeg op een WK of EK. Oliver heeft zijn middelbare school afgemaakt en heeft nog hogere studies aangevat. Bij Bayern is hij daar moeten mee stoppen. Bij Karlsruhe speel je één wedstrijd per week, bij Bayern één om de drie dagen, plus de nationale ploeg. Dat viel niet meer te combineren. Ik had daar geen probleem mee. Ik zeg altijd : of hij op zijn dertigste dan wel op zijn vijftigste bondskanselier van Duitsland wordt, maakt niet zo veel uit. Als hij straks zin heeft in een extra diploma, heeft hij daar na zijn spelersloopbaan nog alle tijd voor.”

Oliver Kahn kreeg zijn kans in 1990. “Hij lag met Wimmer in balans als tweede keeper,” vertelt vader Kahn, “tot Wimmer het op een dag beu werd en die beurtrol niet meer wilde. Prompt liet Schäfer hem vallen en koos voor Oliver als tweede keeper. Van toen af ging het snel. Als er iets Oliver kenmerkt, dan dat hij nooit de armen heeft laten hangen. Altijd heeft hij zich van de tweede plaats op de voorgrond geknokt. Ook bij de nationale ploeg. Weet u dat hij als jeugdspeler nooit een nationale selectie heeft gehad ? Ook bij de gewestelijke selectie in Baden zat hij in een beurtrol met een andere getalenteerde keeper. Daardoor merkten de scouts van de nationale jeugdploegen hem niet op.

“Ik heb hem ook nooit gepusht, sprak nooit mijn relaties in het voetbal aan om hem vooruit te krijgen. Hij heeft zijn weg zelf moeten maken. Weet u : er zijn veel getalenteerde spelers die op hun achttiende klaar lijken voor de top. Maar op die leeftijd speel je voor het plezier. Tot je in concurrentie moet treden met spelers van dertig jaar, en voor pakweg 20.000 toeschouwers. Daar knappen velen op af, omdat ze niet met die druk om kunnen gaan. Oliver had daar nooit problemen mee.”

H einz Forler, die KSC al jaren volgt namens de plaatselijke krant Die Badische Neueste Nachrichten, heeft het voor zijn Belgische gasten nog eens opgezocht : op 10 november 1990 begon de échte loopbaan van Oliver Kahn in de Bundesliga. “De Pool Alexander Famulla was toen eerste keeper”, aldus Forler. “Die dag speelde KSC tegen Bochum, een wedstrijd die het nooit mocht verliezen. Maar bij de rust stond het 0-2 – twee flaters van Famulla. Schäfer was zo kwaad dat hij hem bij de rust verving door Kahn. Hij is er nooit meer uit gegaan. Hij vond het ook normaal dat hij bleef staan. Op jonge leeftijd al was hij erg zelfverzekerd. In de aanloop naar de volgende wedstrijd ben ik hem gaan vragen wie er tegen Bremen zou spelen. ‘ Ich, natuurlijk‘, zei hij met een vanzelfsprekendheid waar ik toen toch even stond van te kijken.

“Van dan af ging het steeds beter met de ploeg. In 1993 speelde Karlsruhe voor het eerst in zijn geschiedenis Europees voetbal. Behalve Kahn waren er ook Mehmet Scholl, eveneens in Karlsruhe opgegroeid, en Jens Nowotny, die later aan Leverkusen verkocht werd. Kahn was belangrijk wegens zijn reddingen en de ambitie die hij op zijn ploegmaats wist over te brengen. Want Kahn legde niet alleen druk op zichzelf, maar ook op de anderen. Ik zie hem nog op een training op een Russische speler afstormen, die maar wat aanrommelde. Hij greep hem bij de nek en schudde hem door elkaar om hem duidelijk te maken dat zoiets niet gepikt werd. Dát was Kahn. Eén keer probeerde ik hem na een verloren wedstrijd om een reactie te vragen. Hij schudde alleen maar zijn hoofd.”

Na die opgemerkte Europese campagne meldde Bayern München zich. Heinz Forler : “Kahn wilde de top, en de top is de nationale ploeg. Bij Karlsruhe was hij slechts één keer opgeroepen als derde keeper. Bij Karlsruhe had hij ook geen keepertrainer. Hij is een echte autodidact. Pas bij de nationale ploeg kreeg hij van Sepp Maier voor het eerst specifieke training. Of Maier zijn idool was ? Oliver Kahn had geen idool nodig om zich aan op te trekken, hij is er zélf één. Aanvankelijk was de verontwaardiging in Karlsruhe groot, niemand had gedacht dat hij zijn heimat zou opgeven voor het grote Bayern. Maar de stemming sloeg al snel om. Toen hij de eerste keer met Bayern hier kwam spelen, werd hij meteen toegejuicht. Karlsruhe is nog steeds trots op Kahn.”

Na het vertrek van Kahn ging het van kwaad naar erger met KSC. Twee seizoenen keerde het uit derde klasse terug naar de tweede Bundesliga, waar het in de afgelopen jaargang pas op de slotdag het behoud veiligstelde. Van een terugkeer naar de Bundesliga wordt niet gedroomd. KSC heeft geen geld en trainer Lorenz Günther Köstner geen goeie spelers. De oorzaken voor de terugval ? “Mismanagement”, weet Forler. “KSC heeft veel geld verdiend met de verkoop van zijn toppers. Twee miljoen euro voor Kahn, iets minder voor Michael Sternkopf, en 2,5 miljoen euro voor Scholl, de duurste uitgaande transfer van KSC ooit. Ze hebben dat geld verkeerd geïnvesteerd en slaagden er vervolgens niet in om met één van de duurste tweedeklasseploegen ooit terug te keren naar eerste.”

De man die nu op zoek moet naar geld, is de enige overgebleven ploegmaat van Kahn uit diens KSC-periode. Voormalig DDR-internationaal Burkhard Reich (38) is tegenwoordig teammanager en marketingverantwoordelijke van de club. Alvorens hij een drankje schenkt, wil hij nog weten hoe het een andere ex-ploegmaat van hem vergaat : Gunther Schepens. Reich kwam bij KSC in 1991 en maakte als centrale verdediger goede en slechte jaren mee. “KSC heeft te veel gedroomd. De kwaliteit op het veld was er nog, maar het groepsgevoel ontbrak. Er waren kliekjes. Met goeie spelers alleen heb je nog geen goeie ploeg.”

In 1991 was Kahn al eerste keeper, maar een naam was hij nog niet. “Ik kende Kahn niet,” aldus Reich, “alleen Schäfer kende ik. Maar ik leerde Kahn kennen door zijn prestaties op het veld. Hij wilde naar de top en straalde dat ook uit op het veld. Als verdediger was het makkelijk samenspelen met hem. Zijn coaching was sterk, hij schrééuwde ons op onze plaats. Door zijn prestaties gaf hij ons ook een stuk zekerheid achterin. Het klopt dat hij het niet aanvaardde wanneer sommigen op training niet gedreven waren. Hij corrigeerde zijn ploegmaats verbaal én op andere manieren. Zoals Wolfgang Rolff : die zei niets, maar schopte iemand die er op training de kantjes af liep gewoon over de afsluiting.”

Een sfeermaker was Kahn niet. Reich : “Hij ging wel eens met ons mee stappen, maar was veeleer een Einzelganger. Ik herinner me niet dat hij zijn vrije dagen met ploegmaats doorbracht. Ik heb wél de indruk dat hij tegenwoordig er meer ontspannen uitziet.”

Vader Rolf Kahn relativeert dat : “Ze overdrijven soms, hoor. Oliver kon zich ook ontspannen, het is niet zo dat hij zich van de buitenwereld afsloot. Hij ging ook wel eens naar de disco, of iets drinken met vrienden. Alleen stond alles altijd in functie van het voetbal. Voetbal was zijn doel, dat kwam op één. De rest was daar ondergeschikt aan. Hij wist wanneer het tijd was om een eind te maken aan de ontspanning.”

‘Karlsruhe is nog steeds trots op Kahn.’

‘Oliver Kahn had geen idool nodig om zich aan op te trekken. Hij is er zélf één.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content