Pascal Bovri, de nimmer aflatende middenvelder uit de succesperiode van Lierse, werkt voor een firma in sportkledij. Hij is er verantwoordelijk voor de verdeling van de uitrustingen aan de clubs. Als speler goot hij beton.

Lierse haalt zijn verloren zonen terug. Na Eric Van Meir gaat ook Pascal Bovri er als jeugdtrainer aan de slag. “Twee avonden in de week om de jongens tussen 10 en 16 jaar specialisatietraining techniek te geven. Veel mensen zullen de wenkbrauwen fronsen als ze dit horen, want ik ging niet meteen als een technisch hoogstaande speler door het leven. Maar ik heb wél met de absolute top van Anderlecht meegetraind. Daar liepen toen onder andere Lozano en Vercauteren rond. Ik was nuchter genoeg om te beseffen dat ik het vooral van mijn snelheid en werkkracht moest hebben. Qua techniek kon ik niet tippen aan de verdedigers van toen : Grün, Peruzovic, Olsen, Andersen.”

Als kind was hij een supporter van Standard. “Dat ik profvoetballer zou worden, is nooit in me opgekomen. Ik beoefende alle sporten : basketbal, volleybal, voetbal en kaatsen. Allemaal in Halle. Als kaatser zelfs in tweede klasse bij RC Halle. Elke avond was ik weg. Altijd gaan trainen. Mijn ouders hadden daar nooit iets op tegen. Mijn vier jaar oudere broer was ook zo en ik ging overal mee. Mijn pa had jarenlang een abonnement op RWDM, hij was redelijk goed bevriend met Johan Boskamp. Die kon er toen niet mee lachen dat uitgerekend Anderlecht mijn eerste grote ploeg werd. Toen ik nog kadet was, zijn ze mij vier keer komen vragen. Ik heb ze vaak wandelen gestuurd tot er uiteindelijk geen ontkomen meer aan was.”

Ik heb er wel de beste jeugdopleiding van het land gekregen van oud-spelers als Jean Cornelis, Jean Plaskie en Pierre Hanon. Albert Roossens, die toen secretaris-generaal van de voetbalbond was maar altijd een Anderlechtman is gebleven, kwam geregeld kijken. ‘Als die er niet komt, ken ik niks meer van voetbal’, zou hij ooit over mij gezegd hebben. Ook al heb ik het bij Anderlecht niet gemaakt, over mijn carrière heb ik hoegenaamd niet te klagen. Lierse was fantastisch ! Het was Boskamp die me in het Astridpark weghaalde om bij Lierse, toen een tweedeklasser, te gaan voetballen. Een club, een stad en een volk naar mijn hart. Ik blijf hier een heel graag geziene figuur. Ik was er dan ook niet te beroerd voor om na de verplichtingen in de socio-club, ook nog met de doorsnee supporter een pint te pakken. En ik was lang niet de enige.

“In mijn tweede periode in Lier hadden we een fantastische groep. De sfeer die er toen onder elkaar heerste, heeft ons toen de titel opgeleverd. Want eigenlijk waren wij allemaal gewone voetballers, op Nico Van Kerckhoven na, de enige die het nadien in het buitenland echt heeft waargemaakt. De vriendschap in de groep was echt van doorslaggevende aard. Een perfect voorbeeld was de match op Gent, waar we tot vier keer toe op achterstand kwamen en uiteindelijk met 4-5 wonnen. Wij gingen door het vuur voor elkaar. Uit die tijd komt ook mijn bijnaam, Kalle Beton, nadat ik tegen Anderlecht Pär Zetterberg compleet uit de match had gehouden. De kranten schreven toen dat ik er stond als beton.

“Wij hadden dat jaar ook het geluk dat de grote drie wat op de terugweg waren. Kwalitatief was er niet zo’n grote kloof meer en dan is het de sfeer in de groep die het verschil maakt. Bij ons was iedereen even belangrijk, dat is ook de grote verdienste van Erik Gerets. Op de kampioensviering in het stadion waar bijna 20.000 supporters aanwezig waren, zei hij : ‘Koester deze momenten, want ze zijn uniek’. Voor mezelf was ’97 ook het absolute topjaar. Ik was in 33 van de 34 matchen geselecteerd en verscheen een keer of 23 aan de aftrap. Het is bijzonder jammer dat de groep nadien uiteen is gevallen. Met dezelfde ploeg zouden we in de Champions League zeker meer punten behaald hebben. Jos Daerden stelde me in enkele wedstrijden nog wel op en ik was zelfs aanvoerder in de thuismatch tegen Sporting Lissabon, waarin we ons enige punt hebben behaald. Nadien vertrok ik naar RWDM waar ik met verschillende interessante mensen heb gewerkt, zoals Guy Vandersmissen en Piet Verschelde. Zijn vrouw is trouwens de meter van mijn jongste zoon.”

Het zwarte gat zegt Bovri nooit gekend te hebben na zijn carrière aan de top. “Ik zocht de belangstelling tijdens mijn voetballoopbaan ook nooit op. Voor mij telden vooral mijn familie en vrienden. Sommige spelers hebben het er moeilijk mee als ze niet meer op televisie of in de kranten komen. Ik niet. Ik ben altijd dezelfde gast gebleven. Jongens van mijn niveau hadden na hun carrière gewoon nog een job nodig. Vorig jaar kon ik bij Lierse voltijds als hulptrainer aan de slag, maar dat viel niet te combineren met mijn huidige job. Die slorpt me nogal op en ik doe ze ook heel graag, omdat ik met verschillende clubs op verschillende niveaus in contact kom, van eerste klasse tot vierde provinciale.

“Trouwens, er zijn te veel trainers op de markt. Er is lang geen werk voor iedereen. Mocht Gerets langer zijn gebleven, had ik ook onder zijn hoede hulptrainer kunnen worden. Misschien zat ik nu dan wel in Kaiserslautern. Toch denk ik dat ik er de capaciteiten voor heb. Ik kan goed voor een groep praten en verkoop geen flauwe zever. Want er wordt onder de trainers vaak wat afgeluld over tactiek. Neem nu Lierse, daar was het voorbije seizoen toch niks te zien ? Ik heb de indruk dat sommigen het voetbal opnieuw willen uitvinden. Maar alles is al uitgevonden.”

door Stefan Van Loock

‘Trainers lullen wat af. In Lierse is er het afgelopen seizoen toch niks te zien geweest ?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content