Hoewel Sven Nys afgelopen zondag oververdiend Belgisch kampioen werd, zorgde Niels Albert ei zo na voor een koningsdrama. Karakterschets van een vorst en zijn troonpretendent.

D e bel. Laatste ronde. Sven Nys passeert voor de voorlaatste keer de aankomstlijn. Tempo houden op de rechtere stukken, geen risico’s in de bochten en ’t is binnen. Twaalf seconden later komt Niels Albert aangespurt, schuddebollend alles en meer uit het tengere lijf persend. Negen ronden lang hangt hij al op tien, vijftien seconden, en nooit – nóóit! – zal hij opgeven.

Het veld in, materiaalpost, bruggen, voorlaatste keer wasbord. Alles onder controle, nog steeds tien seconden. Maar dan, op de schuine flanken van de berg: Nys maakt even te weinig snelheid, parkeert zijn fiets bijna in de nadar en moet vijf, zes meter lopen. Vijf stappen, vijf seconden, een eeuwigheid in cyclocross. Daar uit de bocht komt Niels Albert al. Hij ziet Nys, kan hem bijna aanraken.

Sven Nys stuift richting zandbak, kijken. Paniek, hij is vlakbij. Tanden bloot, alles geven, wroetend door het mulle zand. Nauwelijks zeven tellen later vlamt Niels Albert als een wildeman de bak in, slingerend en stampend als een bezetene.

Albert stormt de trappen op, raakt op het uit de kluiten gewassen wasbord bijna geen grond, komt bij de voorlaatste haakse bocht tot op het wiel van Nys. Duizend scenario’s flitsen door zijn hoofd. Misschien maakt Nys wel een fout, twijfelt hij, valt hij, alles kan nog, het is niet verloren. Het is nooit verloren.

Asfalt. Albert ligt tien meter achter. Onbegonnen werk. Het kan nog, denkt Albert, misschien krijgt Nys wel kramp. En hij zet aan, komt dichter. Sven Nys sprint, kijkt – shit, hij komt dichter! – sprint, kijkt achterom – verdomme hoe is ’t mogelijk? – sprint, kijk achterom, wint.

Even later zit Sven Nys in het tentje daas voor zich uit te kijken. Naast hem zit Niels Albert. Hij huilt. Het kón nog.

De laatste ronde van het Belgisch kampioenschap cyclocross voor elite in Ruddervoorde is er eentje voor de wieler-geschiedenisboeken. Zelden een renner met zo veel verbetenheid zien terugvechten als Niels Albert. Zelfs Sven Nys, na zijn Pekingavontuur nochtans een en ander gewend op dat vlak, moest na afloop even met zijn ogen knipperen alvorens hij zijn eeuwige cool terugvond.

Heel even leek de zelfbewuste Nys verbaasd over wat hem bijna overkomen was, maar die gedachte werd snel weggeduwd en in zijn reactie zagen we alweer de klassieke Nys. “Ik verlies hier bijna de titel door mijn eigen fout. Bij het ingaan van de laatste ronde had ik twaalf seconden, ik wilde wat zekerheid inbouwen en had daardoor onvoldoende snelheid op de berg, waardoor ik van de fiets moet en vijf seconden verlies. Niels kon achter mij natuurlijk alle risico’s pakken, hij was al zeker van zijn tweede plaats. Ik moest voorzichtiger zijn.” En dan, plots ferm: “Ik heb deze titel niet gestolen, ik heb van in de eerste ronde een bom gesmeten.”

Geen woorden van lof voor de prestatie van Albert, al zou dat van Nys geen mindere kampioen maken. In moeilijke tijden plooit Nys altijd terug op zichzelf, de enige waarop hij altijd kan rekenen, zo weet hij sinds het trauma van Pijnacker 2004. U weet wel, de wereldbekerwedstrijd waar Richard Groenendaal alleen voorop reed, maar de comfortabele voorsprong van Nys in de eindstand enkel kon overbruggen indien Nys niet bij de eerste zes eindigde. Vijf Belgen reden zich in de laatste ronde de ziel uit het lijf om Nys een hak te zetten. Hij eindigde uiteindelijk zevende, zag zijn landgenoten achteruit kijken, nauwelijks hun leedvermaak verhullend.

Die dag leerde Sven Nys dat hij niet kon rekenen op anderen, of op omstandigheden, om succes te boeken. Geluk maak je zelf, met de juiste omkadering, wetenschappelijke trainingsschema’s, voorbereiding tot in het absurde, controle. De afgelopen vijf jaar ging Nys steeds meer op Johan Museeuw lijken, een man die de drang om te presteren, de drive om zijn lichaam te pijnigen uit zichzelf haalde.

Bij Niels Albert is de intrinsieke motivatie anders. Hij is veel meer het type Armstrong, presterend op woede, colère, wraak. Om rekeningen die moeten vereffend worden, om uitspraken die gepleegd zijn. Zoals die ene van Nys dat hij alleen met Vantornhout en Albert naar de sprint durfde. Prompt ging Albert spurtjes trekken op training. De gebetenheid waarmee Albert in Ruddervoorde tekeerging, doet denken aan de furie waarmee Armstrong in 2003 Luz-Ardiden bestormde nadat hij met zijn fiets achter een toeschouwer bleef haken.

Onzekere jongen

Tweede is voor Niels Albert nooit goed genoeg, ook al heb je er alles aan gedaan, ook al heeft het publiek genoten, ook al is je terugkeer na zes weken revalidatie onwaarschijnlijk. “Ik ben niet blij dat ik de tweede plaats gewonnen heb”, zei Albert na het BK. “Ik heb de eerste plaats verloren. Ik ben wel redelijk ontroostbaar, ja.” Niels Albert is geboren om te winnen. Sven Nys niet. Die heeft dat moeten leren. Hij moest de onzekere jongen die hij was diep in zichzelf begraven om de krijger wakker te maken. En die krijger kreeg een zorgvuldig geconstrueerd pantser van zekerheid, rust en kalmte om zich heen gebouwd. Alleen zo kon de schuchtere Sven Nys uitgroeien tot een groot kampioen.

In 2006, toen Niels Albert 20 was, liet hij in dit magazine optekenen: “Ik zeg nooit tegen mezelf dat ik slecht ben. Als ik me niet goed voel, probeer ik dat op te lossen. Ik rij nog eens extra op de rollen, of ik blijf de dag van het WK keilang in mijn bed liggen. Zodat je tegen jezelf kan zeggen: ‘Ik heb er nu toch alles voor gedaan, ik kán toch niet slecht zijn? Ik heb op mijn rollen gereden, ik heb gerust, ik ben naar de masseur geweest. Ik móét goed zijn.”

Het verschil met de jonge Sven Nys, steeds geteisterd door negatieve gedachten en faalangst, kan haast niet groter. In zijn boek ‘Ik, Sven Nys’ beschrijft Nys hoe hij in 2000 toeleefde naar het WK in Sint-Michielsgestel. ” De Clercq was zeer gedreven en sloot zich wat op in zichzelf”, zo vertelt Nys jaren later. “Vervecken was nog steeds de rust zelve. En ik, ja, ik liep daar een beetje vertwijfeld rond. ‘Nu ze zo gefocust zijn, zullen ze nog sterker worden’, dacht ik. ‘Ik word alleen maar slechter.'”

Op de barricades

Geheel in lijn met zijn karakter liet Sven Nys onlangs in Knack optekenen dat hij zich bij voorkeur in de schaduw beweegt. “Ik zou liefst presteren in alle stilte.” Er wordt hem wel eens verweten dat hij zich binnen het veldritwereldje te weinig als een leider opstelt, als iemand die het opneemt voor zijn collega’s. Nys geeft dat eerlijk toe. “Ik concentreer me op de wedstrijden die gaan komen. En op mijn conditie. Voor andere dingen heb ik geen tijd. En geen goesting. Elke druppel energie die ik heb, gaat naar mijn prestaties. En naar mijn ontwikkeling. (…) Ik wil me niet profileren, ik ga geen initiatief nemen om iets mee op poten te zetten. Zolang ik crosser ben, doe ik dat niet. Als ze me iets vragen, wil ik graag meewerken, maar ik ga niet het woord voeren, dat ligt niet in mijn karakter.”

Diametraal daartegenover staat angry young man Niels Albert, de jongeling die woest tegen alle heilige huisje schopt. Hij heeft over alles een mening, ventileert die ook met oprechte verontwaardiging. Als twintigjarige belofte bond hij al de strijd aan met de UCI omdat die hem geen vergoeding gaf voor wereldbekerwedstrijden. “Ik vind het niet logisch dat profs wél een onkostenvergoeding krijgen en beloften niet. Ik heb een entourage van acht man, die mensen moeten ook eten, slapen en naar ginder rijden. Als niemand die kosten vergoedt, blijf ik thuis en zie ik wel waar ik sta op het WK. Ik zal dat blijven doen zolang er geen regeling is. (…) Stybar rijdt die buitenlandse wedstrijden wel, ja. Moet hij weten, als hij gratis naar daar wil rijden. Mij zien ze daar niet.” Klinkt het niet, dan botst het. En het zou en zal nog vaak botsen, hoe graag Albert zich ook voorneemt om zijn grote mond voortaan dicht te houden. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

Sven Nys de koning van de zelfcontrole, Niels Albert de geboren winnaar. Toch is er één ding wat deze uiterst verschillende individuen bindt. Onverzettelijkheid. Nys in de strijd tegen zichzelf, zijn demonen en zijn streven naar perfectie. Albert in de strijd tegen zijn tegenstanders op en naast het veld, in zijn geldingsdrang en verontwaardiging. Precies dat onderscheidt hen van de rest, maakt van hen de kampioenen die ze zijn. Sven Nys heeft zijn zege niet gestolen in Ruddervoorde. Maar Niels Albert heeft ze ook nooit uit handen gegeven. S

door loes geuens – beelden: belga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content