Een blik in de kleedkamer van Club Brugge. Wie zijn de dj’s, wie is de biljartkampioen en waarom kreeg Laurent Ciman een emmer water over zijn hoofd?

Club Brugge was vroeger een aangename club om te werken. Je keek er naar de training, trok nadien mee naar het spelershome, dronk er rustig een koffie terwijl de spelers zich douchten en vaak had je zelfs nog de tijd om rustig de krant te lezen, terwijl de voetballers langskwamen en een babbeltje deden. Ze waren destijds ook zelf van dienst, in hun honk, om de afwas te doen, of koffie te zetten. Altijd was het er heel gezellig, ook al zat je in een donkere ruimte zonder ramen.

Gezellig zal het er nu nog steeds zijn, maar wij zien het niet meer. De perszaal is ruim, maar ze ligt excentrisch, ver van de wereld van spelers en bestuurders. Zelfs tijdens de week, als het niet zo druk is rond Jan Breydel, kom je er niet in. De toegangsdeur is afgesloten met een cijferslot, waarvan de combinatie alleen bekend is bij de getrouwen van het huis. Idem met de kleedkamer, verboden terrein voor onbevoegden.

Het spelershome is een creatie van GeorgeKessler en dateert al van 1982, de Duitse Nederlander had oog voor zoiets. Jarenlang bleef het lokaal onaangeroerd, tot in de zomer van 2004 de nieuwe wind die Michel D’Hooghe liet waaien, ook de kleedkamer, de diverse bureaus en het spelershome trof. De afscheidnemende preses houdt van verbouwen. Het geheel kreeg een nieuwe aankleding, de trainers een ander lokaal, verder weg van de leefplaats van de voetballers. Alles is volledig opgefrist en vooral véél groter, merken we bij een bezoek op een stille maandagmiddag. De kleedkamer ligt er netjes bij. Dat is niet alleen het werk van de poetsvrouw, maar ook van materiaalverantwoordelijke Roger Tierentyn. Sinds 1 april is die 20 jaar in dienst van Club, eerst 7 jaar als terreinverzorger en daarna als verantwoordelijke voor het materiaal. Sinds de periode- Leekens doet de man ook scouting, hij is blauw-zwart in hart en nieren. Maar eind dit seizoen gaat hij met pensioen. Tierentyn wordt geassisteerd door Pascal Plovie en die neemt straks misschien zijn taken als materiaalverantwoordelijke over. Plovie: “Roger gaat op 13 augustus met pensioen. Dan wordt hij 65. Ik hoop dat hij verder doet en ik denk dat hij ook hoopt dat hij nog verder kan. Het is een man uit duizend.”

Tierentyn is er vaak al om kwart voor zeven, ten laatste zeven uur ’s ochtends, ruim een uur voor de eerste spelers binnendruppelen. Na zijn pensioen wil hij gerust blijven, maar het hangt van de club af. Tierentyn: “Ik heb al een voorstelletje gedaan, ze moeten maar beslissen.”

Trappen van Zidane

Of ze moeilijk zijn, zijn poulains? Tierentyn: “Dat valt mee. Je moet vooral passie hebben voor het werk. Wat staan op orde, maar tegelijk wanorde tolereren. Dat ze al een keer een handdoek naast in plaats van in de mand gooien. Het zijn tenslotte vedetten, hé.”

Plovie: “De meesten zijn vrij netjes. Behalve de keepers. Ik heb altijd al geweten dat zij uitzonderingen zijn. DanyVerlinden en Philippe Vande Walle waren netjes. Maar Stijn Stijnen, Birger Jensen, … zulke sloddervossen.”

Stijnen: “Ik beken. Het kan veel beter.”

De Vlieger: “Hij is gewoon erg. Hoe meer plaats je hem geeft, hoe meer hij er nog nodig heeft. Dat het vaak doelmannen zijn, komt ook omdat wij wat meer materiaal hebben dan de anderen. Een extra broek, een extra trui, één of twee paar handschoenen …”

Plovie loopt nu als het ware stage als materiaalmeester. “Ik was al mee op stage in Griekenland en Turkije, maar tien dagen trainingskamp, dat vind ik al lang. Liever Koksijde, dan kan ik elke dag naar huis. De was moeten wij niet doen, wel alles plooien en klaarleggen. Ze krijgen nu veel meer dan wij vroeger. Wij hadden één shirtje, zij drie tot vier. Het is in de kleedkamer anders dan vroeger. Professioneler. Moest ook, pers in de kleedkamer, pers in het spelershome. Het was leuk, maar de club bleef wel stilstaan.

“De sfeer is ook veranderd. Wat ik een beetje mis als ik ze naar buiten zie gaan, is de bom in de spelerstunnel. Niet dat ze speelser zijn, maar die grimmigheid, die wij destijds hadden, die mis ik. De tegenstander moet nog voor de wedstrijd bang zijn van Club.”

Tierentyn: “Ik heb hier ook gewerkt tijdens het EK. Man, wat ik van die grote mannen zag in de gang. Die hadden mekaar bij wijze van spreken nog voor ze het veld betraden al blauwe plekken geramd, de Fransen, de Spanjaarden … Zidane stond hier in het gangetje tegen de muur een balletje te trappen. Door niks afgeleid, supergeconcentreerd.”

Op een mededelingenbord hangen de afspraken. Wanneer er wordt getraind, wanneer er taallessen zijn (Frans, Nederlands én Engels), wie op welke maandag present moet geven bij een supportersclub …

Plovie: “Ze gaan nog elke maandagavond, maar in kleine groepjes, met drie of vier. Niet meer met de hele bende samen, zoals wij. En ook niet meer tot 4 à 5 uur ’s morgens. Trainingen op dinsdag, dat was vroeger afzien.”

Het lege hoekje van François

De vedetten zitten in een rechthoekig lokaal, waarvan aan drie zijden kastjes tegen de muur hangen. De volgorde was ooit een louter numerieke. Aan de rechterkant zaten de nummers 1 tot 13, aan de overkant de nummers 14 tot 26 en achteraan, tegen de zijwand, de nummers 27 tot 30. Maar tijden en zeden veranderen, en zeker rugnummers. En dus klopt die volgorde niet langer.

Zitten nu naast mekaar, bij het binnenkomen aan de rechterkant: Yves Lenaerts, Karel Geraerts, Bernt Evens, Geert De Vlieger, Michael Klukowski, PhilippeClement, Koen Daerden, Nabil Dirar, Wesley Sonck, Jared Jeffrey, Gertjan De Mets en helemaal in het hoekje de in de kleedkamer héél discrete Jeroen Simaeys.

De Vlieger: “Hoe ik daar terecht ben gekomen? Geen idee eigenlijk. Ik heb het zeker niet zelf gekozen, er was daar een plaats vrij. Het is wel zo dat de jongeren wat meer naar rechts zitten.”

Geraerts: “Eigenlijk is het Roger die de plaatsen toewijst.”

Opvallend: op het kastje van Koen Daerden hangt geen pin-up, maar een foto van … Wesley Sonck. Sonck, die het tot grote hilariteit van de kleedkamer vaak heeft over zijn carrière en goals, heeft zelfs twee kastjes. Hij profiteert tijdelijk van de transfer van Dusan Djokic, die na Nieuwjaar naar Omonia Nicosia verhuisde.

Meer diversiteit aan de overkant met van links naar rechts: Stijn Stijnen, ElrioVan Heerden, Jonathan Blondel, Momo Dahmane, Laurent Ciman, Joseph Akpala, Vadis Odjidja, Antolin Alcaraz, Ronald Vargas, en helemaal in het hoekje Marc-AndréKruska. Hier hebben meer spelers niemand naast zich: Vadis Odjidja en Marc-André Kruska. In dat hoekje zat vorig seizoen François Sterchele. Zijn kastje is nog steeds leeg.

Zijn overlijden is de reden waarom vorige zomer Jonathan Blondel van plaats wisselde. Hij zat recht tegenover Sterchele en vond het mentaal te zwaar om op een lege plek te kijken. Dus ging Blondel aan de andere kant zitten, zo ver mogelijk weg. Momo Dahmane nam in januari de plaats van Ivan Leko over.

Opvallend hier: de Franstaligen hebben zich wat gegroepeerd en Ronald Vargas werd vorige zomer bewust naast Antolin Alcaraz gezet, om zijn integratie te vergemakkelijken. Alca is in een mengeling van Spaans en Engels een van de gangmakers onder de buitenlanders, die vaak samentroepen.

De jeugd zit langs de zijwand, met van links naar rechts: RobbeVan Ruyskensvelde, DanielChavez, Jorn Vermeulen, Roy Meeus en Brecht Capon. Op die manier zit Chavez in de praktijk niet zo ver van zijn Spaanstalige ploegmaats.

De gangmakers

Wie zijn de gangmakers in de kleedkamer? Stijn Stijnen zegt altijd wat hij denkt. “In het begin”, zegt Karel Geraerts, “komt dat verrassend over, maar na een tijd wen je daaraan. Wat er door zijn hoofd flitst, krijg je te horen. En Laurent Ciman roept altijd, zelfs als de persoon tegen wie hij praat naast hem staat.”

Bernt Evens en Geert De Vlieger, twee nieuwkomers, waren vorige zomer verbaasd dat het er qua muziek maar flauwtjes aan toeging. Dus pleitten zij voor de aankoop van geluidsboxen, waar spelers hun iPod of iPhone op konden aansluiten.

De Vlieger: “Ik heb vooral in Engeland gemerkt dat muziek kan bijdragen tot de sfeer in de kleedkamer. Daar was het echt extreem, ook voor de wedstrijd. De materiaalmeester van Manchester City droeg ook de verantwoordelijkheid voor de soundblasters die we bij ons hadden. En hij kreeg een hoop cd’s mee. Voor een match werd met harde muziek, vaak rock, de groep opgezweept. Joos Valgaeren had me al gezegd dat dat een Britse traditie was. Sinds de intrede van de iPods is dat anders, ieder draait zijn eigen smaak.”

Tenzij tijdens de week, of na een thuismatch, als het resultaat is meegevallen. Met geld uit de spelerskas, die door aanvoerder PhilippeClement wordt beheerd, werd een speakersysteem aangekocht, waarop spelers een iPod of een iPhone kunnen aansluiten. In principe mag iedereen vrijuit zijn muziek draaien. Ivan Leko draaide graag Kroatische muziek en zong er ook luidkeels bij. Evens houdt van house, Sonck zorgt voor de schlagers, anderen pluggen rockmuziek in. Geraerts draait af en toe, tot jolijt van de Limburgers, carnavalmuziek. Akpala is fan van boysbands à la Backstreet Boys of Westlife. Ook Stijnen en De Vlieger spelen nu en dan dj. De Spaanstaligen doen het minder. De Vlieger: “Wat me in Nederland verbaasde, was de populariteit van iemand als AndréHazes onder voetballers. Niet alleen in de kleedkamer, ook in de auto. Wesley draait dat genre ook graag, en vaak komt daar kritiek op. Dan dagen we de jonge mannen uit, om het zelf ook eens te proberen.”

De gangmaker in het spelershome is Wesley Sonck, die kleine toernooitjes organiseert. Organiseren mag, meedoen (soms) niet, Sonck is – niet onlogisch gezien zijn achtergrond – te goed in caféspelletjes. Hulptrainer Peter Balette: “Vorig seizoen speelde iedereen darts, met Wesley als wedstrijdleider. Wesley en darts, dat is buiten categorie.”

Dit seizoen organiseerden ze een biljarttoernooi. Opnieuw om een bepaalde sfeer te creëren. Balette: “Het bevordert de saamhorigheid, maar er komen ook nijd en grinta, revanchegevoelens en de wil om te winnen aan te pas. De biljarttafel is heel populair, maar in een groep van 25 speelt lang niet iedereen. Dus werd er voor het toernooi officieel geloot, en ontstond er een heuse wedstrijdtabel, zoals in het tennis, met rechtstreekse uitschakeling. De finalisten waren Jonathan Blondel en Jan VanWinckel, die tijdens zijn Amerikaanse periode nog veel biljartte. De Vlieger: “Een geslaagd toernooi, er wordt nog veel gesproken over revanche.” Balette, die iedereen uitdaagt, maar zelfs verliest van keusukkels als Van Heerden of Chavez: “Volgend jaar zoek ik iets nieuws. Er is al gesproken over een tafeltennistoernooi.”

Televisie

Voor de rest doen spelers niet zo heel veel in het spelershome, tenzij wat rondhangen, een krant lezen of met de gsm spelen.

Of televisie kijken. Op vraag van de spelers is er elke dag een ontbijt voorzien. Dat wordt klaargemaakt door de conciërge, vanaf acht uur kunnen de eersten aan tafel. Er zijn twee televisietoestellen, met een digitaal signaal van Telenet. Er kunnen op bestelling programma’s à la carte worden bekeken. Stijnen: “Vaak amusementsprogramma’s.”

Ontgroeningsrituelen voor de nieuwkomers zijn er niet. Maar nieuwkomers kunnen zich wel laten gelden, zoals onlangs Vadis Odjidja, die Laurent Ciman verraste met een emmer water. Toevallig: hij was de eerste die passeerde. De Vlieger: “Al bij al is dat nog vrij beperkt in deze groep, dat zijn van die dingen …”

Stijnen: “Practical jokes? De klassiekers, vrees ik. Reflex spray in de onderbroek. Zaken die ze overal uitsteken. Ik moet zeggen dat de gangmaker op dat vlak, GlenVerbauwhede, is vertrokken en dat het nu rustiger is.” Geraerts:”We hebben ons lang afgevraagd wie de handdoekendief was. Het bleek Evens te zijn. Iedereen weet het nu, maar hij doet het nog.”

De fitnessruimte is goed uitgerust met moderne toestellen. Er is ook een sauna en een ligbad. Alles is recentelijk nog gemoderniseerd. Stijnen: “Maar je ziet wel dat het weer wat ouder wordt. Het bad lekt bijvoorbeeld wat. Maar dan kom je bij het verhaal van het nieuwe stadion terecht.”

Een ding is wel veranderd: Club is geen kaartersploeg (meer). De Vlieger: “Er moet zelfs nog iemand van de trainers worden gevraagd, als er op de bus toch een keer wordt gekaart. Anders hebben ze volk te kort voor één tafeltje.” Balette: “Poker? Bij mijn weten niet. Het is wiezen of kingen.”

De Vlieger: “De vooruitgang hé. Je hebt televisie in de bus, op zondag is er veldrijden of wielrennen, en op zaterdag in het terugkeren vaak al voetbal.” S

door peter t’kint, frédéric vanheule & stéphane vande velde – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content