Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

‘Reiziger door België, hij realiseert de droom van zijn vader.’ Blaise Matondo over zijn zoon Jeanvion, die in Brugge aan het seizoen van de doorbraak bezig is en zijn vreugde daarover dansend uit.

J eanvion Yulu-Matondo in oktober 2005 in Sport/Voetbal Magazine : “Ik ben geboren in Kinshasa, in een voetbalomgeving. Mijn vader droomde van een profcarrière en kwam op zijn 25ste naar België. Veel herinneringen aan mijn land heb ik niet, ik was pas vijf toen ik met mijn moeder onze pa achterna reisde.”

Blaise Matondo : “Ik kwam naar hier in 1990 met een toeristenvisum, maar zonder veel relaties. Jeanvion was inderdaad al geboren, hij bleef met zijn mama achter. De bedoeling was dat ze me achterna zouden reizen eens ik een appartement had gevonden. Ik droomde er inderdaad van om in België aan de slag te gaan als voetballer. Thuis had ik de tweede klasse gehaald. Ik was technisch goed en heel snel, maar niet echt een spits zoals Jeanvion. Eerder een rechtermiddenvelder. Het leven in Kinshasa was niet makkelijk in die dagen, noem het gerust hard. Ik had geen werk en met voetballen verdiende ik niks. Ik kluste wat, links en rechts, trok mijn plan. Ik trouwde vrij jong, op mijn 21ste, en al snel werd Jeanvion geboren. Er moest dus brood op de plank. Daarom waagde ik mijn kans in Europa.

“Het talent had ik, echt waar, alleen niet de connecties. Op Zaventem wachtte een vriend me op, iemand die bij Union voetbalde, toen in de derde klasse. Logeren deed ik bij een vriend van hem, omdat de man pas getrouwd was en klein woonde. Een nicht van mijn vrouw had meer plaats en later kwam ik daar terecht. Zo is het leven onder Congolezen : wij helpen elkaar. Als jij mij komt opzoeken, maak je eerst een afspraak. Bij ons gaat dat zo niet. Als iemand wil komen, belt hij en zegt hij Blaise, je passe. Of ze bellen niet, komen gewoon langs.

“Een club vinden was niet mogelijk, en omdat maman thuis op geld zat te wachten, moest ik werk zoeken. Dat vond ik, in een restaurant in Strombeek. Via een vriendin die in ons gebouw woonde. Ik kreeg er werk in de keuken. Wat ik verdiende, stuurde ik naar huis. Papieren had ik niet, vrienden stuurden me van hier naar daar, het was van trek je plan, en de rest zien we later wel. In november ’91 vond ik een appartement in Brussel en heb ik mijn vrouw Brigitte en mijn zoon laten overkomen. Voetballen heb ik niet meer gedaan, ik was te moe. (lacht) Ik begon om acht uur ’s morgens, werkte tot vijf uur ’s avonds en ook nog eens tijdens de weekends. Fut om dat nog te combineren met training had ik niet meer. Jeanvion schreef ik direct in Laken op een school in. Nadien zijn we verhuisd naar Elsene.”

* * *

Jeanvion in 2005 : “Mijn eerste club was een Luikse, Ans. Dat kwam omdat we een tante in Luik hadden wonen. Zij was alleen en wilde wat gezelschap. Het was mijn eerste trainer daar die besliste dat ik in de spits zou spelen.”

Blaise : “Op een bepaald moment raakten we in de problemen met onze papieren. Mijn dochtertje was net één jaar toen we een uitwijzingsbevel kregen. Daarop hebben we Jeanvion naar Ans gebracht, hij was nog jong genoeg om geen papieren bij zich te moeten hebben en met de rest van de familie heb ik, in plaats van terug te keren naar Kinshasa, een ‘ommetje’ naar Frankrijk gemaakt. Daar hadden we ook familie wonen. Jeanvion speelde vaak buiten in Ans en toen mensen merkten dat hij wel wat kon voetballen, heeft mijn zus hem ingeschreven bij Ans. Toen mijn papieren uiteindelijk toch in orde kwamen, na een maand of drie, ben ik teruggekeerd naar België. Een terugkeer naar Congo was nooit aan de orde, neen. De situatie in Kinshasa was chaotisch, werk had je er niet, ik zette alles op alles om hier in Europa te kunnen blijven. De moed verloor ik nooit, in het leven moet je knokken en ik ben een knokker. Maar makkelijk was overleven in die periode niet.

“Jeanvion was het lichtje in onze duisternis. Het was al heel snel duidelijk dat hij de familietraditie zou verderzetten. Mijn grote broer heeft in Congo aan de top gespeeld, ik voetbalde in de tweede klasse en thuis vroegen ze altijd hoe het kwam dat ik hier geen club vond. Maar hier is talent alleen niet voldoende, je moet ook wat geld hebben. En papieren, want zonder kon je nergens aansluiten. (tot zijn jongste zoon, Ver- laine, net drie) Ook hij heeft het talent, daar ga ik ook een goeie van maken. Toon dat eens aan meneer ! Schiet ! Harder ! ( Verlaine schiet in zijn enthousiasme bijna de glazen op tafel aan diggelen) Die jongen kan voetballen. Nog beter dan Jeanvion op die leeftijd. Als die zich op zijn zesde bij een club gaat aansluiten, zullen de mensen verrast opkijken. Er is hier een klein veldje achteraan en daar hou ik me met hem bezig. Links, rechts, dribbelen.”

* * *

Jeanvion Yulu-Matondo in 2005 : ” Toen ik dertien was, mocht een van mijn neefjes gaan testen bij Moeskroen. Ik ging mee en ik was het uiteindelijk die een contract kreeg.”

Blaise : “Ik was enorm voor Moeskroen omdat je daar de combinatie studie-voetbal had. Ik vond school heel belangrijk. Wij hadden geen contact met de familie Mpenza, dat speelde niet mee, neen. Jonathan Blondel liep er ook, maar die is iets ouder. Anderlecht of Molenbeek hebben nooit wat in Jeanvion gezien. Lille wel, hij werd er eens uitgeroepen tot beste speler op een toernooi. Een Brusselaar is Jeanvion eigenlijk nooit geweest, hij zat eerst in Luik en daarna op internaat in Moeskroen. Alleen tijdens de vakanties was hij wat thuis. In het weekend amper, op zaterdag moesten ze vaak voetballen en zondagavond vertrokken ze weer, met de trein. Ze verzamelden allemaal in Brussel-Zuid. Jongens als Kompany, die zagen we alleen als Moeskroen tegen Anderlecht voetbalde. Op het veld. Nooit in de stad, of op straat, of in de parken.

“Ik vond dat Jeanvion steeds beter werd, hij ontwikkelde zich goed. Nooit spectaculair, maar ook nooit inzinkingen. In zijn laatste seizoen bij Moeskroen, in 2001, speelde hij schitterend, onder meer tegen Brugge. In twee toernooien werd hij uitgeroepen tot speler van het toernooi. Toen dacht ik : oelala, dat zal hier gaan. Een vader denkt dat sowieso wel van zijn kinderen, maar dat was voor mij de bevestiging.”

* * *

Jeanvion Yulu-Matondo in 2005 : “Nzelo Lembi werd door Brugge gevraagd om me te overtuigen voor hen te tekenen. Ik was hun scouts opgevallen in 2001 tijdens een match tegen hen.”

Blaise : “Ik ben een neef van de vader van Nzelo. Een maand geleden was hij nog in Brussel, hij voetbalt dezer dagen in Oekraïne. Met Kubu heb ik zelf nog gevoetbald. Die woont in Sint-Niklaas. Een manager had Jeanvion bij die overgang nog niet, wij hebben die transfer zelf afgehandeld, ik met meneer Vanhove. Ik geloof dat Jeanvion nog scholier was. In het begin begon hij vaak op de bank. Ik was wat bang voor de taal, maar dat bleek allemaal geen probleem. Je zag wel dat hij bepaalde dingen op training niet snapte, maar dan vertaalden de trainers de richtlijnen in het Frans. Nu krijgt hij lessen Nederlands, geloof ik.

(zucht tot mama Brigitte, die zich als gastvrouw op de achtergrond houdt en haar man het woord laat voeren) “In die periode, als junior, werd Jeanvion ook Belgisch jeugdinternational. Dat is een heel heikel thema. We zijn er nog niet uit wat we daarmee gaan doen. Meneer Vandereycken heeft hem nog niet opgeroepen, we hebben nog wat tijd. Hij ziet Kompany, Vanden Borre en denkt : ik heb talent, waarom zou ik daar ook niet kunnen staan ? Bij België, ja. Aan de andere kant : zijn land kent hij niet, ook al werd hij er geboren. Maar sindsdien is hij er nog niet geweest… Wij denken na. Ik zie hem graag voor de nationale ploeg van Congo spelen. Hij is twintig, het wordt tijd dat hij eens ziet hoe zijn familie daar leeft, hoe zijn land is. Ik krijg wat vragen van ginder, ze houden wel in de gaten hoe hij het hier doet. Voor mij is het duidelijk : ik ben Congolees. Hij is fifty-fifty.

“Ik mis Congo, ja, af en toe heel hard. Ik hoop dat we snel duidelijkheid krijgen over de toestand daar en dat het land opnieuw kan beginnen. Alles ligt plat nu en dat doet mij veel pijn. Hier thuis spreken we nog steeds Lingala, wij zijn van Bas-Congo, op een dertigtal kilometer van Kinshasa. Jeanvion spreekt het ook. De kranten thuis schrijven nog niet over hem. Een beetje over het Belgisch voetbal, maar nog niet over hem, ondanks zijn goal in de Champions League tegen Juventus. Maar hier zijn er mensen genoeg uit Congo die het allemaal in de gaten houden en rapporteren. (lacht) Alleen weet je niet altijd wie, want om de paar maanden verandert de situatie.”

* * *

Jeanvion Yulu-Matondo in 2005 : “Voor jullie is dat een beetje speciaal, die namen. Mijn vader, mijn zus, mijn broer, wij zijn allemaal Matondo’s maar daar hoort nog iets bij. Yulu verwijst naar een broer van mijn grootvader. Mijn kleine broer heet Kibelo-Matondo, mijn zus Mbimba-Matondo.”

Blaise : “Mijn vader heeft me gevraagd om mijn eerste zoon naar zijn kleine broer te noemen. Vandaar Yulu. Ik heet voluit Blaise Kibelo-Matondo. Jeanvion heeft een goed karakter. Hij leeft nu alleen in Lille en heeft een vriendinnetje, maar van mij moet hij niet te snel trouwen. (lacht) Zijn kracht moet hij niet daar verspillen, maar op het veld. Jeanvion is iemand die heel goed kan luisteren. Hier, thuis, maar ook op de club. Luisteren en gehoorzamen, dat vinden wij heel belangrijk. Dat doet hij en daarom denk ik dat hij ver gaat komen. (lacht) Als wij van een wedstrijd komen, analyseer ik de hele tijd zijn match. Ik heb zelf gevoetbald, ik heb kennis van zaken. Af en toe zijn we het niet eens, maar meestal luistert hij naar mijn tips. Ik heb veel tijd in hem gestoken. Ik lette op wat ze in Brugge op training deden en als we dan weer thuis waren, namen we een bal en oefenden we verder. Nu hier in Groot-Bijgaarden, vroeger in een ander deel van Dilbeek, waar we drie jaar geleden kwamen wonen. Toen hij tegen Roeselare met links schoot, was ik zo blij… Hij heeft alles, maar aan die linker moest worden gewerkt, vond ik. Zelfs nadat hij prof werd, stopte ik niet met die extra trainingen. Volgens mij is Ronaldinho daar ook nooit mee gestopt, met thuis extra te oefenen. Op dit moment ben ik werkloos, ik leef voor de kinderen en hun sport. Ook mijn meisje moet sporten, vind ik. Zij is onlangs begonnen met atletiek. Je kan het zo stellen : mijn oudste zoon maakt mijn droom waar, en ik hoop de tweede hier straks ook.

“Zijn beste plaats is niet op de flank, maar echt als spits. Zoals tegen Moeskroen. Dit moet het jaar van de doorbraak worden, ik hoop dat hij nog meer van dat soort kansen krijgt. (lacht) En nog meer dansjes kan tonen. Dat zit in ons lijf. Dat dansje heeft trouwens een naam : Kisanula. ‘Kam’ in het Lingala. Als je dat danst, moet je met je handen over je haar wrijven, alsof je ze aan het kammen bent. Hij deed het omdat hij Moeskroen, tja, had afgekamd. (De hele familie lacht luid) Het was een heel belangrijke wedstrijd voor hem. Tegen zijn ex-club, in zijn favoriete rol, die kans mocht hij niet laten liggen.

“Hij is heel gelukkig nu, echt waar. Goed omringd, goed in zijn vel, het loopt bij Brugge. In het leven is het heel belangrijk dat je plezier vindt in wat je doet. ’s Amuser. En dat doet hij.”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content