Vorige week werd de jeugdcompetitiehervorming goedgekeurd (voor alle veranderingen vanaf volgend seizoen: www. voetbalfederatievlaanderen.be). Bob Browaeys, sporttechnisch coördinator van Voetbalfederatie Vlaanderen, vindt twee zaken belangrijk. “Eén: dat door het nieuwe systeem van time-outs halfweg de speelhelften en de verplichte wissels op dat moment iedereen minstens vijftig procent speelgelegenheid zal krijgen. Als iedereen op het juiste niveau terechtkomt, is dat geen enkel probleem. Twee: dat de jeugd twee jaar langer acht tegen acht op een kleinere ruimte zal spelen. De U12 en de U13 spelen nu elf tegen elf op een groot veld, maar zijn daar niet klaar voor. Daarom zitten we in die groep met een grote drop-out. Het doel van alle maatregelen is dat de jeugdspelers zich met een competitie op hun maat beter kunnen ontwikkelen en meer spelplezier kunnen beleven. Nu is het jeugdvoetbal te veel een kopie van het voetbal voor volwassenen.”

Opmerkelijk is dat de U6 niet meer vijf tegen vijf zullen spelen, maar twee tegen twee. “Maar dat moet je niet zien als een echte competitieformat”, legt Browaeys uit. “Het gaat meer om footfestivals. Eigenlijk zijn het gewoon wedstrijdjes een tegen een.” Dribbelen moet vanaf nu! “Omdat eerst dribbelen en dan passen cruciaal is in het voetbalontwikkelingsmodel. Er moet veel langer aan die eerste stap gewerkt worden. Typisch voor vijf- à zesjarigen is dat zij egocentrisch zijn. Hen vragen een pass te geven is tegen hun natuur. Dribbelen is eigen aan hun leefwereld. Voetbal is een ploegsport, maar op die leeftijd is het nog veel te vroeg om van voetbal te spreken. Het gaat om balvaardigheid, maar met wel al een beetje competitiviteit erbij, want dat ventje wil vooral een goal maken. Dat zie je nu bij de U6 ook in vijf tegen vijf: ze verliezen met 10-5, maar zelf een goal maken vinden ze veel belangrijker dan 10-5 winnen en zelf geen goal maken.”

Het zal een mentaliteitswijziging vragen van trainers, ouders en bestuursleden die denken dat kinderen van de derde kleuterklas wel al samen kunnen spelen, weet Browaeys. “Maar je ziet die jongetjes daar allemaal op een hoop lopen. Soms weten ze niet eens naar welke richting ze moeten sjotten en dat ze moeten stoppen als de bal buiten is. De grote fout is dat te veel trainers nog denken dat de eerste stap het geven van passes is. Het is dus andersom. Want als een kind van vijf een pass geeft, is het de bal kwijt en kan het de vaardigheid van de bal leiden en van dribbelen niet oefenen.”

Wat wordt daarvan op termijn de impact op het Belgisch voetbal, waar de imprint ‘bal afgeven!’ altijd dominant is geweest? “Zo krijg je technisch vaardige spelertjes die meester zijn van de bal”, besluit Browaeys. “Spelers van de Belgische A-ploeg tonen al een beetje hoe mooi voetbal kan zijn als je over een individuele actie beschikt. Vroeger werd er te veel gefocust op voetbal als passingsport. Maar voetbal is veel meer dan passen. Als je kunt dribbelen heb je een extra oplossing. Dat is een sterk wapen: als het vastzit, kun je met een individuele actie het verschil maken. En als je meester bent van de bal en van het duel, moet je niet meer naar de bal en je voeten kijken en kun je aandacht vrijmaken voor je omgeving, beter zien wie er vrijstaat en ga je ook beter passen. Zo voetballen alle toppers. Vandaar dat het duel een tegen een zo belangrijk is in onze opleidingsvisie.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content