Geëmotioneerd nam Bruno Risi, de beste pistier van de afgelopen twintig jaar, zondag in Zürich afscheid van zijn publiek. Hij deed dat zoals het hoort: samen met Franco Marvulli won hij met grote overmacht de zesdaagse van Zürich. Een sfeerimpressie.

Zürich maakt zich op voor het kerstfeest. Het economisch hart van Zwitserland is herschapen in een feeëriek sprookjeslandschap. De zeemzoete periode voor Kerstmis wordt in het Duits met een tot op de draad versleten werkwoord omschreven: es weihnachtet. Gejaagdheid maakt dan even plaats voor gemoedelijkheid, zakelijkheid voor gezelligheid. Op de kerstmarkten hangt bij vriestemperaturen een echt winterse sfeer: de kruidige geur van glühwein ontsnapt uit de houten en met sneeuw bedekte huisjes, een uitgebreid assortiment van worsten gaat vlot van de hand, in de achtergrond weerklinkt het bijna sacrale geluid van kerkklokken. Deze tijd neigt naar bezinning en reflectie.

Aan de rand van de stad ligt het Hallenstadion. Daar nam Bruno Risi in de zesdaagse van Zürich afscheid van zijn publiek. Nog drie zesdaagsen wil de 41-jarige Helveet rijden. Dan is het over en uit en gaat Risi, de familiemens bij uitstek, zich terugtrekken waar hij het liefste toeft: in zijn huis in Bürglen, tussen de hoge Alpencols en in het midden van een ongerepte natuur.

Koebellen

Ooit was de zesdaagse van Zürich de meest afmattende uit het circuit. De wedstrijd begon met een ploegkoers van 100 kilometer, er werd telkens gereden tot vijf uur ’s ochtends. Dat had een reden: de drank pleegt rijkelijk te vloeien tijdens de zesdaagse van Zürich zodat de koers net zolang duurde tot de eerste trams reden. Inmiddels werden de nachten korter en heviger en kreeg het evenement een meer eigentijdse verpakking. Met veel aandacht voor het vipgebeuren en de daarbij horende opgefokte sfeer.

De hele week lang was het Hallenstadion herschapen in een bruisende wielertempel. Zwitsers rukten aan met koebellen, zoals ze dat al dertig jaar geleden deden, toen het veldrijden in dit land nog floreerde. De belangstelling was niet overweldigend, maar het kabaal zorgde voor een uitgelaten sfeer. Bruno Risi genoot ervan. Twee uur voor het begin van de laatste wedstrijddag, afgelopen zondag, ligt hij op de massagetafel en zegt ongemakkelijk te zijn van alle lyrische verhalen die er over hem de afgelopen dagen zijn verschenen. Maar hij weet dat sommigen ook blij zullen zijn met het afscheid. “Uiteindelijk”, lacht Risi, “heb ik door mijn enthousiasme en aanvalsdrang veel renners doen afzien. Sommigen krijgen nu de kans om zelf op de voorgrond te treden.” Ook voor organisatoren was hij niet altijd even gemakkelijk. Risi, die op de fiets vrijheid en blijheid uitstraalt en zichzelf beschouwt als een entertainer op twee wielen, kende zijn marktwaarde en pleegde geen concessies te doen. Wellicht daarom zal hij eind januari de zesdaagse van Berlijn niet rijden. “Ze willen maar de helft van mijn honorarium betalen, dan blijf ik liever thuis”, bromt hij.

Een hele week lang stond Risi in Zürich in de spotlights en werd hij op alle mogelijke manieren doorgelicht. Zelfs de omvang van zijn dijen werd gemeten. Door een vrouwelijke fotograaf dan nog wel. Daarbij bleek dat Risi wat dat betreft niet het best scoorde: van de 26 deelnemers aan de zesdaagse van Zürich was hij pas nummer 7.

Trompet

Zürich bibbert op deze vierde adventszondag, maar de wielerliefhebbers stappen bij een temperatuur van min twaalf naar het Hallenstadion voor het afscheid van Bruno Risi. König Bruno I heet de beste pistier van de afgelopen twintig jaar voortaan en zo moet hij ook de legende ingaan. Pal tegenover het Hallenstadion ligt de open Oerlikonwielerbaan waar Risi meer dan 25 jaar geleden zijn liefde voor de piste ontdekte en waar hij sindsdien in de zomer elke dinsdag ging trainen. “Dankzij mij”, roept Risi’s ontdekker Geni Wipfli, die tijdens de zesdaagse van Zürich uitgebreid in zijn herinneringen mocht graven en onder meer vertelde dat Bruno lange tijd veel liever voetbalde en trompet speelde dan op de fiets te zitten. Pas een test van de memorabele Zwitserse kampioen Oscar Plattner bracht hem op andere gedachten en deed hem definitief voor de wielersport kiezen. Terwijl Risi oorspronkelijk dierenarts wilde worden… Eén verhaal illustreert zijn vertederende liefde voor dieren: toen hij in een wegwedstrijd als junior op weg was naar de zege zag hij net voor de aankomststreep een egel de weg oversteken. Risi stopte, nam het dier op en zag het peloton voorbij stormen.

De zesdaagse van Zürich kan niet bogen op een sterk deelnemersveld. Ofschoon dit wereldje met problemen kampt en het aantal organisaties zienderogen slinkt, worden de zesdaagsen van Apeldoorn en Zürich vrijwel op hetzelfde moment georganiseerd. Een bizar gegeven. Risi loopt er ontspannen bij als de laatste dag om half twee ’s middags begint. Vreemd genoeg gebeurt dat na de klassementssprinten met een ploegkoers. ” Es lebe die Jagd“, doet de omroeper van dienst wat geforceerd. Risi hoeft niet tot het uiterste te gaan om zijn koppositie te behouden. De Duitsers Leif Lampater en Christian Grasmann, een subtopper, zijn de enige antagonisten.

Na de ploegkoers is het tijd voor show. Niet de eerste keer deze namiddag. Allerhande pseudoartiesten mogen het podium bevolken, onder hen ook de Argentijnse renner Sebastian Donadio, die zijn zangtalent mag etaleren en niet onverdienstelijk piano blijkt te spelen. Na zijn act herneemt hij de wedstrijd. Het publiek vindt het allemaal prima. Net zoals in Duitsland is ook de zesdaagse van Zürich een soms wat platvloers volksfeest. Met dat verschil dat over de piste de indringende geur van kaasfondue hangt. In de buik van de wielerbaan is er een specialiteitenrestaurant, maar er zitten nauwelijks mensen. Het is overal crisis. Al zullen de organisatoren na afloop van de wedstrijd niet klagen: precies 22.418 toeschouwers passeerden in zes dagen de loketten. “Wir sind zufrieden“, zegt ex-renner Urs Freuler, die in het organisatiecomité zetelt. Zufrieden? De zesdaagse van Gent kreeg enkele weken geleden 41.000 mensen over de vloer.

Uitgehongerd

Bruno Risi rijdt in Zürich met Franco Marvulli, die op een steenworp van het Hallenstadion woont. Tussen beiden kwam het tot een tijdelijke breuk na de Olympische Spelen van Peking, die tot een debacle uitgroeiden omdat Marvulli ondermaats presteerde. Intussen zijn ze herenigd, al erkent Marvulli dat de relatie tussen beiden niet amicaal maar louter collegiaal is. Marvulli laat het Hallenstadion voor de eerste keer uit het dak gaan als hij het baanrecord breekt. Op een theatrale manier bespeelt hij het publiek. Een glamourboy verpakt als renner.

Bruno Risi krijgt in zijn cabine het bezoek van zijn vroegere gabber Kurt Betschart. Beiden zien elkaar nog nauwelijks, daarvoor zijn de karakteriële verschillen te groot. De ene, Risi, onbekommerd en zelfs wat slordig, de andere bedachtzaam en punctueel. Betschart blijkt uitstekend geluimd. “Of hij een anekdote over Risi kan vertellen”, vraagt een journalist. “Er zijn er 100.000, maar die zijn niet voor publicatie vatbaar”, lacht Bet-schart. Hij herinnert zich wel de eerste zesdaagse die beiden reden. In 1992, in Gent. “We hadden daarvoor de Driedaagse van Wenen gereden en moesten nadien naar Gent. Het sneeuwde verschrikkelijk en onze ruitenwissers waren kapot. Constant moesten we met de handen uit het raam die voorruit schoonvegen. Twee uur voor de start van de zesdaagse kwamen we in Gent aan na een nachtelijke autorit. We waren uitgehongerd. We bestelden lasagne en Bruno vond het zo lekker dat hij nog een tweede portie vroeg. Voor het begin van de ploegkoers moesten we net niet overgeven. We verloren meteen drie ronden.”

Betschart weet nog een verhaal: “In de zesdaagse van Keulen, die traditioneel van het oude in het nieuwe jaar rolde, moest ik op de voorlaatste dag opgeven met problemen aan het zitvlak, een kwaal waar ik heel mijn carrière mee sukkelde. Bruno heeft vervolgens wat in de hotelbar gevierd. De dag nadien werd hij snel opgetrommeld om met Andreas Kappes, die zijn ploegmaat ook had verloren, verder te rijden. Ik heb hem nooit zo zien lijden als toen.”

Bruno Risi, een notoir liefhebber van bier, wacht rustig op de ultieme ploegkoers die om kwart voor zes moet beginnen. Of hij al een idee heeft wat hij na zijn carrière gaat doen? Risi schudt het hoofd. Hij kreeg een aanbieding van een bank, maar hij zou het liefst met jong talent werken. En die diamanten zijn er: eerder die middag wonnen de 19-jarige Zwitsers Claudio Imhof en Silvan Dillier de Toekomstzesdaagse, na zes opeenvolgende overwinningen en met acht ronden voorsprong. Net zoals Risi en Betschart meer dan twintig jaar geleden. Maar Risi wil niets overhaasten. “Ik kan het me wel veroorloven een paar jaar niet te werken”, zegt hij.

Alliantie

Geconcentreerd wacht Bruno Risi op de finale. De omroeper wakkert het enthousiasme aan. Risi en Marvulli moeten ondersteund worden, die Schweiz fiebert mit. Risi en Marvulli hebben het hoogste aantal punten en hoeven hun wedstrijd alleen op Lampater en Grasmann af te stemmen. Dat doen ze ook. Een aanval van de Duitsers wordt meteen beantwoord. Tot de sterk rijdende Lampater op iets meer dan veertig ronden van het einde een splijtende demarrage plaatst. Franco Marvulli, snel maar niet altijd even robuust, hapt naar adem. Hij kijkt achterom. Daar komen zijn landgenoten Alexander Aeschbach en de jonge Tristian Marguet aangestormd. Zij zullen de achtervolging mee op gang zetten. Allianties zijn in zesdaagsen van alle tijden. De gedaanteverwisseling van Aeschbach en Marguet is opmerkelijk, eerder reden ze in Gent waar ze op twintig ronden werden gekegeld. In Zürich zullen ze als derde finishen. Op drie ronden. Het is tekenend voor het sportieve niveau.

Omdat de moedige Christian Grasmann kraakt, worden hij en Lampater gegrepen. Vervolgens plaatst Risi een laatste aanval. In een indrukwekkende stijl, met een mengeling van dynamiek en esthetiek, pakt hij een baanlengte. De krachtexplosie mondt uit in een nieuwe rondewinst. Risi wint zijn 60e zesdaagse, de 11e in Zürich. Het Hallenstadion is een heksenketel, Risi blijft op zijn 41e de beste pistier van het moment. Maar mentaal kan hij het steeds moeilijker opbrengen. Hij verlangt meer dan ooit naar zijn huis, ‘mijn eiland’ zoals hij het noemt.

Geëmotioneerd is Risi als hij op het podium staat. “Mijn drie grootste overwinningen staan hier voor mij”, zegt hij ontroerd. Voor hem lachen zijn drie kinderen, getooid in een regenboogtrui. Risi prijst Aeschbach en Marguet, iets wat Franco Marvulli eerder al had gedaan. Hij dankt ook het publiek, een donderende ovatie volgt. Bruno Risi heeft zijn laatste koers in Zwitserland gereden. Een bladzijde is omgedraaid.

Buiten sneeuwt het. De flatgebouwen rond het Hallenstadion baden in het licht van kaarsen. Es weihnachtet.

door jacques sys – beelden: reporters

Bruno Risi zou in de toekomst het liefst met jong talent werken.

Er zijn 100.000 anekdotes over Risi.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier