Hoogstens nog één seizoen en dan stopt Besnik Hasi met voetballen. Alsof hij pas kan rusten nu zijn volk zich onafhankelijk verklaarde. ‘Besnik betekent: hij die loyaal is. Hij deed zijn naam al veel eer aan.’ Een bericht uit de nieuwe staat Kosovo.

De geboorte van Besnik Hasi op 29 december 1971 was een groot feest. Vier dagen aten, dronken en dansten wel 200 familieleden, vrienden en kennissen op livemuziek ter gelegenheid van de komst van de eerste zoon van Ymer en Nesrete. Drie meisjes waren hem voorafgegaan, zes jaar was het wachten geweest op de jongen die de naam Hasi zou voortzetten. ‘Niki’ werd als een koning onthaald. Zijn oudere zussen Francika, Klarita en Arbnesha en zijn twee jaar jongere broer Shkumbim, ‘Bimi’, zouden altijd in zijn schaduw staan.

Moeder Nesrete (61): “Niki was speciaal. Hij was clever, dynamisch en zelfstandig. Van klein af ging hij zijn eigen weg. Als kind van een jaar of zes is hij op vakantie in Montenegro ooit van een schip gesprongen. Iedereen hield zijn hart vast, ik stond te huilen. ‘Laat hem maar,’ zei mijn man, ‘hij kan er maar sterker van worden.’ Toen hij boven water kwam en 200 meter ver naar het strand zwom, applaudisseerde iedereen.”

Broer Bimi (34): “We vochten vaak. Ik had meer kracht, hij meer techniek. Ik was rustiger, hij dynamischer. Niki had altijd veel energie, ook om te discussiëren. Hij gaf nooit op.”

Zus Francika (42): “Maar van mij was hij bang ( lacht), want ik was zes jaar ouder, evenmin op mijn mondje gevallen en ik kon óók agressief zijn. Hij maakte altijd een voetbal van broekkousen van ons, vulde die met andere kledingstukken en knoopte ze dan dicht. Op een keer moest ik ergens heen en kon ik nergens mijn nieuwe jurk vinden. ’s Anderendaags vonden we hem terug in de bal van Niki. Hij wist van niets, zei hij.”

Bimi: “Niki was een … probleem ( lacht).”

Zus Klarita (40): “Onze ouders maakten het zo, omdat ze aan al zijn wensen wilden voldoen.”

Moeder: “Omdat Bimi groter en steviger werd dan zijn twee jaar jongere broer, zei mijn man op een bepaald moment: ‘Jij zorgt niet goed voor Niki!’ ( lacht).”

Bimi: “We hadden het niet breed en Niki wou dingen die we ons niet konden veroorloven. Bepaalde kledij bijvoorbeeld, later geld om uit te gaan. Hij kreeg alles. Hij is zelfs ooit eens de enige van de kinderen geweest die mee mocht op vakantie naar Griekenland. Niki werd anders behandeld en ik was het daar niet mee eens. Pas veel later begreep ik hoe dat kwam, hoe belangrijk een eerste zoon na drie dochters is in de oude Albanese cultuur.”

Leven in Gjakova

De Hasi’s wonen in Gjakova, een stad van ongeveer 75.000 inwoners tegen de Albanese grens op een uurtje rijden van de Kosovaarse hoofdstad Pristina. Twintig jaar geleden was het een bloeiend industriecentrum waar een van de grootste textielfabrieken van Joegoslavië was gevestigd. De oorlog met Servië maakte alle acht de fabrieken in Gjakova kapot. Sindsdien is Kosovo een van de sterkst onderontwikkelde economieën in Europa.

Zestig tot zeventig procent van de bevolking van Gjakova is werkloos. Het gemiddelde loon bedraagt er 150 euro per maand. Opvallend is wel dat er heel veel winkels zijn. “Veel mensen zonder werk lenen geld en beginnen een zaak”, weet Bimi. “Maar slechts tien procent ervan is rendabel.”

Gjakova is een hechte, door zijn ligging wat geïsoleerde gemeenschap. De weg naar Pristina is slecht en traag, er geldt een snelheidsbeperking tot 80 kilometer per uur. De snelweg naar de 250 kilometer verder gelegen Albanese hoofdstad Tirana zal pas binnen twee jaar klaar zijn.

De bloedlijn van de familie Hasi loopt al eeuwenlang door de geschiedenis van Gjakova. Ze overleefde er de Turkse en de Servische overheersing.

Ymer Hasi werkte van ’s ochtends tot ’s avonds. Eerst voor een textielfabriek, daarna voor een voedingswarenbedrijf waarvoor hij in het centrum van Gjakova een winkel openhield. Hij was een trotse, strenge, veeleisende, naar aloude Albanese traditie zeer dominante huisvader. In 1998 overleed hij aan een hersenbloeding.

Moeder Nesrete was huisvrouw en maakte thuis soms met de hand folklorekledij om bij te verdienen voor haar kroostrijk gezin. Ze kookt heerlijk, mochten we zelf ervaren. Bimi en Klarita wonen nog bij haar in het ouderlijk huis, dat met fondsen van Besnik ondertussen al drie keer werd heropgebouwd.

Klarita is verpleegster, haar maandloon in het ziekenhuis van Gjakova bedraagt 165 euro. “Ik werk in Pristina voor Coca-Cola en verdien iets meer,” bekent Bimi, “maar zonder de hulp van Niki zou het voor ons zoals voor zo veel families hier vechten zijn om te overleven. Besnik betekent: hij die loyaal is. Hij deed zijn naam al veel eer aan.” Francika, de oudste zus van Besnik, is huisvrouw en woont met haar man en drie kinderen om de hoek. Arbnesha, de jongste zus, leeft in Stuttgart. Haar echtgenoot, die ook van Gjakova afkomstig is, werkt er in de bandenindustrie.

Een van de neefjes van Besnik is dokter en helpt gratis in het ziekenhuis van Gjakova. Hij is in het bezit van schoenen van Christian Wilhelmsson. In de wagen van Bimi hangt een ander souvenir van Besnik. RSCA, Pride of Belgium. “Van een jaar of vier geleden”, merkt Bimi op.

In café 145 te lire kruipen door het leven getekende mannen bij elkaar. Ze praten, drinken, roken, eten en richten de blik regelmatig op de tv, die op de digitale Albanese betaalzender Super Sport is afgestemd. De exploitant van het traditionele café waar Besnik in zijn vakantie wel eens afspreekt met bekende vrienden als de vorige minister van Sport en de zanger Xeni, zat samen met 144 andere Kosovaren twee jaar in een gevangenis in Servië. In die tijd overleed zijn moeder. 145 te lire is Albanees, het staat voor: 145 vrije mensen.

Plots valt de stroom uit. Een luidruchtige generator wordt ingeschakeld. “Elke dag is er in Gjakova vier, vijf keer stroompanne”, zucht Bimi. “Hoe dat komt? Geen idee. Het is al tien jaar zo.” Een straat verder speelt in het kunstcafé Da Vinci een orkestje hypnotiserende Albanese volksliederen. Het ene flesje Pejabier na het andere wordt leeggedronken. De gast uit België wordt onder applaus bedankt omdat zijn moederland Kosovo als een onafhankelijk land erkent. Een man schuift bij. “Besnik Hasi is de nummer een van Kosovo, als voetballer en als mens”, vernemen we. “Hij is de beste ambassadeur in Europa die we hebben.”

Voetballen in Gjakova

In Gjakova voetbalt haast iedereen. “Hier is een bloeiende minivoetbalcultuur”, vertelt Bimi. “Er zijn hoogstaande toernooien, maar veel mensen huren met vrienden ook gewoon een paar uur per week een zaal af om puur voor het plezier te spelen. Wie niet voetbalt, is geen vent, wordt hier wel eens gezegd. Zelf speel ik ook, jaja. En als Niki op vakantie komt, doet hij mee. Toen hij zeventien was, werd hij al uitgeroepen tot beste minivoetballer van het grootste toernooi dat hier gespeeld wordt.”

Bimi neemt ons mee naar een hal waar zo’n partijtje indoorvoetbal aan de gang is. Edmond Deda, een van de twee keepers, exploiteert met zijn twee broers het trendy café Le Corbusier en is een van de beste vrienden van Besnik. Ze groeiden samen op. “Ik weet nog goed hoe hij als kind eens een watermeloen pikte van een straatventer die tot Allah aan het bidden was”, vertrouwt hij ons toe. “Het was crisis, hé, en Besnik was slim ( lacht). We zijn ook ooit eens weggejaagd langs de rivier omdat we met een zelfgefabriceerde vislijn meer vis bovenhaalden dan al die mannen daar met hun professioneel materiaal.

“Bij hem thuis speelden we altijd met een zelfgemaakte bal en dan sneuvelde er al eens een ruit. Besnik was een zeer nerveuze speler. Hij had veel voetbaltalent, maar hij was ook een geboren leider en een organisator. Iedereen wou hem in zijn team. Als hij verloor en hij vond dat er niet eerlijk was gespeeld, dan werd er gevochten, soms tot er bloed bij was.”

Vader Hasi was een groot voetballiefhebber. Hij was supporter van FC Vlaznimi, een club uit Gjakova die in de Joegoslavische competitie pendelde tussen de tweede en de derde klasse. Af en toe ging hij ook kijken naar topwedstrijden van de eersteklasser FC Pristina tegen Rode Ster Belgrado, Hajduk Split, Partizan Belgrado of Dinamo Zagreb. Soms nam hij dan Besnik mee.

Besnik voetbalde van kindsbeen af thuis, op straat en op school. Zijn eerste club was de fabrieksploeg Metaliku. Hij was toen dertien. Een jaar later plukte FC Vlaznimi hem daar weg en werd hij opgeroepen voor de Kosovaarse selectie van zijn leeftijdscategorie.

“Ik voetbalde ook, zes maanden”, merkt Bimi fijntjes op. “Ik was meer een verdedigend type en ik had niet zulke grote ambities als Niki. Hij was speciaal. Hij was bijvoorbeeld rechtsvoetig, maar kon ook vrij goed met zijn linker trappen. Niki had charisma, hij had altijd veel vrienden. Hij was niet de aanvoerder, maar toch was hij het altijd die alles organiseerde. En hij was wel heel erg gefocust op voetbal, maar ook op andere vlakken deed hij zich niets tekort. Op school presteerde hij goed. Party’s liet hij zeker niet aan zich voorbijgaan. Hij bleef er wel geen drie, vier uur hangen. Aan een uurtje had hij soms voldoende om zijn slag te slaan ( lacht). Alleen toen hij in de eerste ploeg raakte, had hij nog maar weinig belangstelling voor school.

“Wat mij vooral is bijgebleven van zijn wedstrijden hier, is de strafschopfout die op hem werd begaan in een duel dat over de promotie naar de Joegoslavische tweede klasse besliste. De bal ging binnen, Vlaznimi won met 1-0 en promoveerde.”

FC Vlaznimi staat momenteel tweede in de Kosovaarse eerste klasse. In het stadion in het centrum van de stad is in twintig jaar niet meer geïnvesteerd. Het veld is slechte weidegrond. Europees voetbal is in die omstandigheden uitgesloten.

Genc Hoxha, gewezen aanvoerder en huidige hoofdtrainer van FC Vlaznimi, was de mentor van de jonge Besnik Hasi. “Ik zag hem voor het eerst toen hij veertien was”, herinnert hij zich. “Hij had meer goesting en dynamiek om te voetballen dan de anderen. Zijn overtuiging om er iets van te maken was groter. Toen hij zestien werd, pleitte ik ervoor om hem bij de eerste ploeg te nemen. Na de training en in de vakantie werkte ik extra met hem, op het fysieke vlak vooral. ’s Winters ging ik in weer en wind met hem lopen en van afval van een staalfabriek maakte ik haltertjes waarmee hij thuis elke dag moest trainen om zijn bovenlichaam te versterken.

“Besnik speelde toen als offensieve middenvelder achter twee spitsen. Hij was een vechter met spelinzicht, scoorde regelmatig en verdedigde ook mee; hij blonk uit in samenwerken. Er zijn misschien technisch nog sterkere spelers geweest, maar zij hadden niet zijn intelligentie en doorzettingsvermogen. Dat hij het zo ver schopte, heeft niets met geluk te maken. Geluk creëer je als je elk moment doet wat er gedaan moet worden.”

Besnik Hasi schonk na de oorlog in Kosovo, toen er noodgedwongen in de dorpen gevoetbald moest worden, geld, ballen en shirts aan FC Vlaznimi. Als hij op vakantie is in Gjakova traint hij er nog wel eens mee.

Exit Kosovo

Besnik Hasi was zeventien jaar toen Dinamo Zagreb zich voor hem meldde. De Joegoslavische topclub had hem aan het werk gezien tijdens een toernooi en wilde hem testen. Na een stage van tien dagen kon hij er een studentencontract tekenen. Niets kon hem ervan weerhouden deze kans te grijpen. Ymer moest zijn eerste zoon loslaten en dat stemde hem droevig. Hij eiste dat Besnik aan de universiteit van Zagreb ging studeren. Besnik beloofde dat, maar deed het niet. Hij studeerde er verder aan de universiteit van het leven.

Toen in Kroatië al snel de onafhankelijkheidsoorlog uitbrak, beleefde Besnik de slechtste periode uit zijn leven. Hij had soms zelfs geen geld om een koffie te gaan drinken of een krant te kopen. Op café bestelde hij in die tijd leidingwater. Enkele studenten bewezen hem toen onvergetelijke vriendendiensten.

Nadat hij aan NK Zagreb was uitgeleend, keerde hij in volle oorlogstijd een halfjaar terug naar Kosovo en speelde er voor FC Pristina. Na de oorlog verhuurde Dinamo Zagreb hem aan de tweedeklasser NK Samodor.

Het was 1994 toen Besnik Hasi met Branko Strupar bij Genk in de Belgische tweede klasse terechtkwam. Hij promoveerde meteen met de Limburgse fusieclub en na een seizoen in eerste verhuisde hij naar de Bundesliga. Direct nadat hij zijn handtekening had gezet onder een contract voor het Duitse TSV München 1860 belde hij zijn moeder. Aan beide kanten van de lijn rolden tranen. De Hasi’s waren niet meer arm.

“Toen wij thuis de film Goal zagen, zaten we allemaal te wenen voor de televisie”, bekent Bimi. “Het verhaal van Santiago Muñez, een jongen uit een arme Mexicaanse familie die het tot prof van Newcastle United schopte, greep ons enorm aan omdat we wisten dat ook de weg naar succes van Niki lang en hard was geweest.”

Aan zijn vijfjarig verblijf in Zagreb hield Besnik Hasi een Kroatisch paspoort over waarmee hij niet meer in het door Servië gecontroleerde Kosovo binnenmocht. Twee keer regelde hij een ontmoeting met zijn familie in Skopje, de hoofdstad van Macedonië. Toen zijn vader overleed, had Besnik hem vier jaar niet meer gezien. Ook de begrafenis moest hij aan zich voorbij laten gaan.

“Een beeld dat mij altijd zal bijblijven, is dat vader weende toen hij hier in Gjakova een trofee voor Niki in ontvangst moest gaan nemen”, haalt Bimi nog een emotioneel zwaar geladen herinnering op. Want tranen, dat hadden ze van hem nooit eerder gezien. Zelfs toen zijn vader overleed, had Ymer zich sterk weten te houden. “Zijn eerste zoon die erkend werd als een van de beroemdste voetballers die zijn Gjakova ooit had voortgebracht, dat was voor hem het einde. Hij was té trots. Niets kon hem daarna nog schelen, zelfs zijn eigen gezondheid niet. Hij had toen al een bloedklonter in zijn hoofd en ging steeds meer sterke drank drinken. Uiteindelijk werd een tweede hersentrombose hem fataal.”

Terwijl in 1999 in Kosovo de oorlog woedde, speelde Besnik Hasi met Genk voor de landstitel. Zijn familie dook onder in de kelder van zijn oudste zus. Tussen Gjakova en Genk werden enkele hartverscheurende telefoongesprekken gevoerd. Na drie weken vluchtten de Hasi’s naar Albanië. In België organiseerde Besnik toen samen met Het Belang van Limburg een solidariteitsactie die drie miljoen frank opbracht voor de vluchtelingen uit Gjakova in de tentenkampen voorbij de Albanese grens.

De militaire strijd tussen het Servische leger en het clandestiene Kosovaarse bevrijdingsleger werd gewonnen door de NAVO. Kosovo kwam onder bestuur van de VN. In Gjakova waren meer dan 2000 huizen platgebrand, waaronder dat van de familie Hasi. In België veroverde Genk de landtitel. Besnik Hasi beleefde op Harelbeke het tot dan mooiste moment van zijn leven. Tranen van vreugde mengden zich met tranen van verdriet.

Tijdens de bange dagen van de oorlog verloofde Besnik zich telefonisch met zijn vriendin Laureta. Toen het niet lukte om haar snel via officiële weg België binnen te krijgen, gaf hij Albanese kennissen de opdracht haar op illegale wijze naar Genk te brengen. Drie dagen en evenveel nachten was ze toen langs Albanese, Italiaanse en Franse wegen onderweg.

Twee jaar later voetbalde Besnik bij Anderlecht. Hij won er zijn tweede en derde Belgische landstitel en speelde er een twintigtal Champions Leaguewedstrijden waarin onder meer absolute Europese topclubs als Real Madrid en Manchester United werden verslagen. Na een ongelukkige passage bij Lokeren beleeft hij momenteel het fin de carrière van zijn dromen bij Cercle Brugge. Besnik en Laureta hebben ondertussen twee dochtertjes, Dea en Lea, en kochten onlangs een huis in Dilbeek, maar toch is het geluk van zijn broer niet compleet, weet Bimi. “Niki mist nog altijd zijn vader. Hij betreurt dat hij niet heeft kunnen meegenieten van zijn succes. Het is een kwelling die hem niet meer loslaat.”

Leve Kosovo

Besnik Hasi is geen hardliner, hij heeft altijd al Servische vrienden gehad en voelt zich ondertussen evenzeer Europeaan als Kosovaar. Maar toen hij in 2000 voor Anderlecht tekende, vulde hij op zijn contract als nationaliteit ‘Kosovaar’ in – daar is toen in het Constant Vanden Stockstadion een halfuur over gediscussieerd, omdat Kosovo op dat moment geen land was. Hij deed het, zegde hij, uit respect voor de 12.000 mensen die een jaar eerder het leven hadden gelaten in de Kosovo-oorlog.

Acht jaar later pas, op 17 februari 2008, riep het parlement de onafhankelijkheid van Kosovo uit. Een verlangen van bijna 100 jaar werd daarmee ingewilligd. Sinds de Vrede van Londen in 1913, het besluit op de Eerste Balkanoorlog, werd Kosovo gezien als een integraal deel van Servië. In het Joegoslavië van president Tito was het een autonome provincie, maar na zijn dood laaiden oude frustraties en haatgevoelens weer op en kwam er repressie en terreur van Slobodan Milosevic in de plaats.

De strijd voor vrijheid en zelfstandigheid is gestreden, Kosovo kan weer zijn individualiteit beleven. “Wij zijn nazaten van de Illyriërs,” is de overtuiging van Bimi, “de oorspronkelijke bewoners die hier al leefden voor de komst van de Slavische volkeren.” Kosovaren verwijzen daarvoor onder meer naar sporen van de Illyrische cultuur, zoals de verering van de zon en de slang, die je in de symboliek van de Albanezen op gevels van huizen en op traditionele klederdracht vindt.

Rest nu nog de strijd voor welzijn. De hoop is groot momenteel, maar er zal een enorme steun van het Westen nodig zijn om die hoop in welvaart om te zetten. Op huizen en graven wapperen oude Albanese en nieuwe Kosovaarse vlaggen en steeds meer landen erkennen de staat Kosovo, maar voor het volk blijft het wachten op voordelen. Er is rust nu, maar nog geen werk.

“De goesting en de dynamiek om in Kosovo iets op te bouwen, zijn groot, maar er is nood aan investeringen en steun van Europa”, besluit Bimi. “Zestig procent van de bevolking is jonger dan 25 jaar, die jonge garde wil vooruit. Europa kan daar zijn voordeel mee doen.

“Want Kosovo is Albanië niet. Het zal u niet onbekend zijn dat de zogenoemde derde weg van Tito (Tito’s antwoord op de Koude Oorlog, nvdr)veel rijker was dan het dogmatische communisme van Albanië, Rusland en China. Het Joegoslavië van Tito was een topland in Europa, wij hadden er alles. In Albanië is de mentaliteit van de mensen kapotgemaakt, daarom komt het land maar niet van de grond. De doorsnee-Kosovaar is niet zo ruw, hij is vriendelijker en gastvrijer. Niki staat er symbool voor.

“De politie is hier ook niet corrupt. Geloof me, de capaciteit en de kracht om te groeien zijn groot in Kosovo.”

In café 145 te lire valt als vanouds het licht uit. S

door christian vandenabeele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content