In een mum van tijd loodste Aad de Mos (62) de Griekse club Kavala naar de subtop. Een nieuw kunststukje in zijn roerige trainersloopbaan. Op bezoek bij een voetbalgek.

Ho eens even, dit kost me klauwen met geld”, klinkt het nors aan de andere kant van de lijn. “Doe me een lol en bel me op mijn Griekse nummer.” Aad de Mos is een kosmopoliet, maar vanbinnen altijd Nederlander gebleven. Een paar tellen en een telefoontje later toont hij zijn andere, hartelijke kant. “Kom naar Kavala, ik zal je ontvangen. Is geweldig hier.” Meer dan deze zinnetjes in zijn typische staccatostijl hebben we niet nodig. Op naar Griekenland, waar zich een klein voetbalwonder voltrekt. Het bescheiden Kavala, een clubje dat door twee opeenvolgende promoties afgelopen zomer na tien jaar terugkeerde op het hoogste niveau, staat sensationeel in de Griekse subtop. De grote man achter het succes heet Aad de Mos.

Pinda’s

Sinds twee maanden zit hij in Kavala. Een vissersstadje met een kleine 80.000 inwoners in de kop van Griekenland, ten westen van Turkije en ten zuiden van Bulgarije. Op deze dinsdagavond is de temperatuur aangenaam, een graad of vijftien. In de bar van een van de betere hotels drinkt Aad de Mos een glas goede rode wijn met zijn assistent Martin Koopman. Ze klinken de glazen op de goede prestaties van de club, maar veel tijd om te genieten heeft De Mos naar eigen zeggen niet. “Man, ademhalen lukt nog net. Hier tellen maar twee dingen: presteren en blijven presteren. Doe je dat niet, gaat je kop eraf.”

Aad de Mos verdoet zijn tijd niet met small talk. Zijn universum draait om één object en dat is rond en van leer. Elke vraag herleidt hij naar een verhandeling over rugnummers, looplijnen en speelsystemen. Als hij in zijn hotel in Kavala niet aan het sparren is met Koopman, dan hangt hij wel weer met iemand aan de lijn. In het Nederlands, Engels of Duits. Het onderwerp is altijd hetzelfde. Koopman neemt een slok wijn en begint te lachen. “Laatst zaten we hier ’s avonds ook nog wat te drinken in de bar. Begon Aad opeens een opstelling te maken met borrelnoten. Kijk Martin, dit zijn wij. Daartegenover legde hij pinda’s, dat waren dan de tegenstanders. Gingen we samen kijken op welke positie wij de sterkere man hadden. De zwakke schakels aten we op. Ik ben ook gek van voetbal, maar Aad slaat alles.”

De bezetenheid van De Mos grenst aan pure waanzin. “Voetbal is als drugs voor mij”, beweert de Hagenaar. “Harddrugs. Ik kan niet zonder. Als ik niet bezig ben met voetbal, word ik ziek. Ik heb dus geen keuze. Als ik met het spelletje bezig ben, raak ik in trance. Normaal gesproken zie ik alles, maar op het trainingsveld verdwijnt de wereld. Dan ben ik in een roes.”

De gsm van Aad de Mos loeit voor de zoveelste keer. Voorzitter Makis Psomiadis heeft vertraging opgelopen tijdens zijn reis vanuit Athene naar Kavala en laat weten dat de geplande vergadering voor vanavond niet doorgaat. “Goed nieuws”, zegt de Nederlander. Zijn ogen vallen bijna dicht. Hij is erg moe. De Mos drinkt nog twee kopjes cappuccino en zoekt dan zijn hotelbed op. Het is bijna middernacht. Terwijl hij de trap oploopt, roept hij nog even naar de receptionist dat die niet moet vergeten hem morgen wakker te bellen. ” Tomorrow seven thirty, hè!”

Koekenbakker

De volgende dag is het tijd voor een nadere verkenning van Kavala. Het blijkt een prachtige stad. Alleen al vanwege de ligging op een heuvel aan de Egeïsche zee, maar ook vanwege de parkjes, de fonteinen en de typisch Griekse witte huisjes. Net zo typisch is het verkeer in Kavala. Parkeren is er heel eenvoudig: je stapt gewoon uit je auto. De nauwe straatjes staan dan ook vol blik, stilstaand dan wel pruttelend en toeterend. Het centrum is sfeervol en levendig. De zeelucht vermengt zich in de stad met de geur van olijfolie, knoflook en brandende souvlaki (spies van blokjes gemarineerd lams- of varkensvlees). In de kleine tavernes drommen oude mannetjes samen om te roken en een kaartje te leggen. Ook mooi zijn de vele, vaak minuscule kioskjes die op elke straathoek te vinden zijn. De sportkranten zijn talrijk. Een van de kranten pakt vandaag uit met een analyse van de tactische keuzes van De Mos. Naast een foto van de Nederlander zijn allerlei veldjes afgedrukt. “Voor de mensen hier ben ik een raadsel. Ik doe dingen die ze hier helemaal niet kennen. Heel vroeg wisselen, de boel omzetten bij een voorsprong, vedettes uit de ploeg gooien. Snappen ze niks van.”

Wat Kavala echt speciaal maakt, zijn de goed geconserveerde resten uit het verleden. Met als uitschieter de Kamares, een adembenemend aquaduct in het hart van de stad. De Mos rijdt er vandaag zoals elke dag weer onderdoor, op weg naar het stadion. Daar aangekomen stuit hij op een probleem. De training begint over een kwartier, maar De Mos heeft nog geen idee waar. “We hebben vijf trainingslocaties. Ook voor mij is het elke dag afwachten waar we terechtkunnen.” Na spoedoverleg met zijn terreinknecht en nog wat stafleden dirigeert De Mos de karavaan naar Nea Karvali, een dorpje net buiten de stad. Na een paar kilometer snelweg hobbelen de auto’s over een slingerpad naar een complexje aan zee. Het trainingsveld is een knollentuin. Er staat ook een uitgerangeerde treinwagon van rottend hout, die dienstdoet als materiaalhok.

Andere bezienswaardigheden rondom het veldje zijn: smerige olievaten, een paar scheve stoeltjes en een soort limonadestandje van voor de oorlog. En terreinknecht Stavros, een vriendelijke vijftiger met een petje op. Hij zit langs de lijn en geniet van de zon. “Hello, koekenbakker”, zegt hij in de veronderstelling dat hij zojuist een keurige Nederlandse groet heeft uitgesproken. Grapje van Martin Koopman. Stavros toont de duim en de wijsvinger van zijn rechterhand. “This, Kavala”, prevelt hij. Daarna slaat hij beide armen zo ver mogelijk uit elkaar. “And this, Aad de Mos!” Hij kijkt naar de hemel en slaat een kruis. ” Thank you, God.”

Het object van zijn adoratie gaat een paar meter verderop flink tekeer. De Mos is nog altijd een ouderwetse voetbaltrainer. Niks people management of andere moderne poespas, maar gewoon met een joggingpak en een fluitje spelers kneden. De training van vandaag bestaat uit pass- en trapoefeningen, een positiespel en een partijvorm. Oud-Hollandse oefenstof dus. Om de zo veel seconden klinkt de fluit, dikwijls gevolgd door een tirade in een mengelmoes van gebroken Engels, Duits en Haags. De spelers kijken af en toe of er zojuist een ufo op het veld is geland. De bekendste voetballer van het stel is Ebi Smolarek. De oud-Feyenoorder streek hier in december neer. De Braziliaanse ex-vedette Denilson is nergens te bekennen. Hij werd nog vóór De Mos vastgelegd, maar die acht hem nog lang niet wedstrijdfit. De Nederlander is in bloedvorm op het trainingsveld. Hij dwingt, prikkelt, corrigeert en confronteert. Zelfs de leden van de medische staf worden niet gespaard. Ze zitten onderuitgezakt in een dug-out en babbelen wat met de spelers tussen de oefeningen door. Opeens is De Mos het zat. ” Always the same with you, you always talk to players. Always blablabla and tralala! Go out.” Mokkend verlaten de fysio’s het trainingsveld. Het is geen incident, zo zal de rest van de week blijken. Elke dag, elke training zit vol uitbarstingen. Neem donderdagochtend, als De Mos na de training in botsing komt met speler Lazaros Theodorelis. De verdediger heeft in de gaten dat hij niet zal spelen in het weekeinde en loopt de kantjes ervan af. Als de training voorbij is, zet hij voor het eerst een sprint in, richting douche. De Mos sleept hem terug het veld op en meldt hem dat hij voor straf vijftien minuten rondjes moet lopen. Theodorelis gaat tergend langzaam zijn veters strikken voor de ogen van zijn coach. Die zet hem even later tot het einde van het seizoen terug naar het tweede.

Kick

“Dit is nog niks vergeleken bij wat ik aantrof”, vertelt De Mos op zijn kantoortje, dat volhangt met religieuze portretten. “Kavala leed onder een totaal gebrek aan discipline, het was een ongeorganiseerde chaos.” Op donderdag 28 januari vloog De Mos naar Griekenland, waar hij ’s nachts zijn krabbel zette onder een contract voor vier maanden. De Griek die op dat moment Kavala trainde, wist nog van niets. “In Nederland had ik het nooit zo gedaan, uit respect voor een collega. Maar in dit soort landen gelden andere normen. De voorzitter van Kavala wilde me dat weekeinde al op de bank hebben, maar dat heb ik geweigerd. Ik gaf eerst eens mijn ogen de kost. Op vrijdag bekeek ik de training stiekem. Alles liep door elkaar joh, het was verschrikkelijk. Diezelfde avond eiste de voorzitter dat ik mee zou komen naar het spelershotel. Daar zag ik jongens die caps droegen, die niet netjes waren tegen het personeel, die continu aan het bellen waren. Allemaal mannetjes. Een dag later speelde Kavala bij Iraklis. Die wedstrijd was een regelrecht drama. Ik zat op de tribune en schrok me rot. Geen vaardigheden, geen organisatie, niks. Iraklis maakte een goal en gooide de boel op slot. Kavala creëerde geen enkele kans, nul. Na afloop belde ik mijn vrouw Gerarda: ‘Geer, ik geloof dat ik een fout heb gemaakt. Wat ik hier heb gezien, is niet normaal.’ En je weet hoe ik ben hè? Op voetbalgebied zit ik er eigenlijk nooit naast.”

Kavala zat diep in de zorgen, slechts drie punten scheidden de ploeg van de voorlaatste plaats. Maar De Mos maakte het onmogelijke mogelijk. Hij toverde een hopeloos elftal om in een verzameling winnaars. De trainer noemt duidelijkheid en discipline als de belangrijkste pijlers onder de grandioze ommekeer. Op zijn eerste officiële werkdag liet hij alle spelers om acht uur ’s ochtends aanrukken. Vijf van hen waren te laat en kregen direct een boete. “Ik zag ze allemaal kijken: ‘Wacht maar, straks ben jij ook weer weg en komt de volgende.’ Heerlijk, kreeg ik een kick van. Ik dacht aan de prijzen die ik heb gewonnen, aan het voetbal dat ik speelde in Japan en Saudi-Arabië, aan de mailtjes met bedankjes die ik nog altijd krijg uit het buitenland en voelde me ijzersterk. Kom maar op allemaal. Vervolgens ben ik eigen normen gaan neerleggen. Ik denk op topniveau en verwacht dat ook van deze spelers. Ajaxniveau, daar ga ik al mijn hele carrière van uit.”

Pseudovedetten

“Ik moest heel snel orde op zaken stellen. Had geen tijd om rekening te houden met reputaties of cultuurverschillen. Balkanjongens mag je niet in de groep aanspreken, omdat ze zo trots zijn en zo. Heb ik geen boodschap aan. Ik werk met de norm van Ajax en die houdt in dat je taken je midden in het gezicht worden verteld. Als je daar niet mee kunt omgaan, neem ik een ander. Wij spreken bij Kavala nog maar één taal en dat is de onze.” Hij wijst naar zijn steun en toeverlaat Koopman. De voormalige assistent-trainer van Roda JC volgde De Mos naar Griekenland. Ze kennen elkaar nog uit hun gezamenlijke tijd in Saudi-Arabië. “Martin is de schakel die bij mij in het verleden nog wel eens ontbrak. Heeft me bij andere clubs de kop gekost. Inhoudelijk ben ik misschien een van de besten, maar …” Koopman vult hem aan als een volmaakte rechterhand. “Aad kan heel hard zijn, dat moet ook. Maar zijn aanpak is soms op het randje. Ik moet zorgen dat al die jongens toch met plezier naar de club blijven gaan. Even een arm om een schouder of een praatje over de familie doet wonderen. Ik kan met alle culturen overweg. Hiervoor heb ik ook al in China en in Afrika gewerkt, en bij Roda klikte het ook goed met de donkere jongens. Ik verkondig dezelfde boodschap als Aad, maar op een andere toon. De mix klopt.”

En zo gaat De Mos weer als een held door het leven. Hij kon ook wel een opsteker gebruiken, want zijn vorige klus liep uit op een catastrofe. Met veel bombarie werd hij in 2006 gepresenteerd bij Vitesse. Het begin was nog veelbelovend, maar twee teleurstellende seizoenen en een waslijst conflicten later werd zijn contract ontbonden. Het zelfvertrouwen van De Mos leed er niet onder. “Bij mij is het altijd een gouden of een ijzeren. Of ik win een Europa Cup, of het wordt helemaal niks. Zoals bij Vitesse. Ik ben top gewend, maar kreeg daar te maken met allemaal pseudovedetten. Theo Janssen hoort daar niet bij trouwens. Dát is een topper. Die kon mee in mijn filosofie en haalde dankzij mij dus ook het Nederlands elftal.” Goud of ijzer, alles of niks. De Mos heeft zijn eigen cv mooi geduid. Hoe plaatst hij zijn prestatie bij Kavala in zijn oeuvre? “Dit is het hoogtepunt in mijn trainersloopbaan. Wat hier gebeurt is uniek. Kavala is voor mij een schilderij, waarin al mijn ervaringen bij elkaar komen. Alles wat ik in me heb, komt nu tot uiting. En dat voelt geweldig.”

Big Mac

Tegelijkertijd relativeert hij als geen ander. Hij kent de wetten van het Griekse voetbal, waar trainers de status hebben van wegwerpartikel. “Nu ben ik een koning, een god. Maar morgen sta ik misschien op straat.” Clubs in het Zuid-Europese land worden doorgaans geregeerd door opportunistische voorzitters. Bij Kavala zetelt een bijzonder exemplaar. Twee, eigenlijk. Er is Stavros Psomiadis, een gezet joch van in de twintig. Formeel is hij de baas van Kavala, maar elke Griek weet dat er maar één man de scepter zwaait: vader Makis. Beter bekend als Big Mac. Een begrip in het Griekse voetbal. Jarenlang was hij voorzitter van AEK Athene. Nu werkt hij aan zijn jongensdroom om Kavala, de club uit zijn geboorteplaats, te laten doorstoten naar de top van Griekenland. Veel geduld heeft hij niet. Psomiadis heeft bepaald geen vlekkeloze reputatie. Hij werd al eens veroordeeld voor oplichting en had bij AEK eens een contractgeschilletje met zijn toenmalige sterspeler Demis Nikolaidis, dat nogal uit de hand liep. Volgens de spits beukte Big Mac op een avond zijn deur in, bijgestaan door acht bodyguards. De preses drukte de voetballer tegen de muur en dreigde diens benen te breken als hij niet zou inbinden. Ook zou hij eens met een pistool hebben gezwaaid in een scheidsrechterskamer. Kortom, kleurrijke man. Bij bijna elke training van Kavala staat zijn angstaanjagende gestalte langs de lijn. Een kolos van twee meter. Zwartleren jas, walrussnor en schoenmaat 50. Hij rookt sigaren die amper in zijn mond passen.

De Mos maakte al gauw kennis met zijn nukken. “Na een week wilde hij me ontslaan.” Pardon? “De eerste wedstrijd tegen PAS Ioannina wonnen we met 1-0, daarna wachtte het bezoek aan koploper Panathinaikos. De avond ervoor wilde Psomiadis de opstelling al weten. Ik was bang dat mijn plan zou uitlekken en zei dat ik er nog niet uit was. Morgenvroeg om tien uur ben je de eerste, reageerde ik. Nou, de volgende dag zat hij klaar. Kom, zei ik tegen Martin, dan gaan we eerst een rondje wandelen. We laten hem nog even zweten. Nou goed, daarna begon het. We spelen vandaag 4-4-2, maar met middenvelders in de spits, vertelde ik. Hij begreep er niks van: en al die dure aanvallers van ons dan? Die hebben we even niet nodig. Psomiadis werd gek. Ik voelde: als we vandaag verliezen, zitten we morgen weer in Nederland.”

In Athene zorgde Kavala voor een sensatie door Panathinaikos te verslaan, dankzij twee goals van Smolarek. Na de 1-0 stuurde de scheidsrechter De Mos naar de tribune. Hij zag het restant in een skybox naast zijn baas. “Na die 2-0 raakte hij uitzinnig, hij rolde over me heen van geluk. Lagen we samen op de vloer. Die wedstrijd was de doorbraak. Bij terugkomst in Kavala stonden duizend mensen op de luchthaven. Tranen in de ogen, bloemen in de handen.” De moed van De Mos was beloond. “Ik ben geen overlever, ik blijf trouw aan mijn filosofie. Wie dat niet doet, ligt vroeg of laat met een hartinfarct, oververmoeid of gehersenspoeld in de goot. Heb ik geen trek in. Ik heb overal gewerkt volgens Frank Sinatra: I did it my way.”

door geert-jan jakobs – beelden: vi images

Parkeren is in Kavala heel eenvoudig: je stapt gewoon uit je auto. Elke dag, elke training zit vol uitbarstingen. Balkanjongens mag je niet in de groep aanspreken, omdat ze zo trots zijn en zo. Heb ik geen boodschap aan. Dit is het hoogtepunt in mijn trainersloopbaan. Kavala is voor mij een schilderij, waarin al mijn ervaringen bij elkaar komen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content