Zaterdag beginnen de Rode Duivels aan hun kwalificatiecampagne voor het WK 2010 met een thuismatch tegen Estland. Heeft België met Moussa Dembélé en Kevin Mirallas een gouden spitsenduo dat ons naar Zuid-Afrika kan schieten? Negen meningen.
Eddy Snelders (voormalig assistent-bondscoach): “Gelden Moussa Dembélé (21) en Kevin Mirallas (20) al niet als het nieuwe koningskoppel? “Het zijn twee verschillende types. Dembélé is heel sterk, zowel met de bal als zonder. Hij kan het leer makkelijk aannemen en bijhouden met een of twee mensen in zijn nek, en dat heel dicht bij het doel van de tegenstander. Een gave, zo hebben we op dit moment geen andere voetballer in België. Zijn tegenstander krijgt heel moeilijk vat op hem.
“Van Mirallas weten we dat hij een beweeglijke, hardwerkende spits is die regelmatig eens een goaltje scoort. De ambetanterik die constant van links naar rechts loopt. Hij kan diep spelen, echt tegen de laatste man van de tegenstander hangen en dan in de zestien meter scherp zijn. Kevin heeft niet veel tijd nodig om af te drukken en moet daarnaast geen resem kansen krijgen om een doelpunt te maken. Dat heeft bijvoorbeeld ook Kevin Vandenbergh. Alleen is Mirallas meer aanwezig. Vandenbergh is natuurlijk wel dódelijk efficiënt.
“Het nadeel van Mirallas is dat hij een wedstrijd niet kan dragen. Hij heeft iemand rond zich nodig die impulsen geeft waardoor hij gevaarlijk kan zijn. Mirallas moet ook zijn krachten meer doseren zodat hij na een uur niet plat valt, zeker bij de grote jongens. Maar het is leuker om in de spits iemand te hebben die te veel meters maalt dan een jongen die te weinig loopt.
“Mirallas is heel gevaarlijk als hij de bal voor zich krijgt, in de diepte wordt uitgespeeld. Dan blijkt het vaak één keer op twee raak. En hij is ook sterk bij centers van de flank. In de tang tussen twee verdedigers wordt het moeilijker voor hem, omdat hij fysiek niet zo sterk is als Moussa.
“Eigenlijk zou je verwachten dat Dembélé met zijn kwaliteiten als diepste spits zou spelen, met Kevin daaromheen. Maar het is net andersom, de omgekeerde wereld. Omdat Mirallas zich volgens mij beter voelt als hij dicht bij doel kan wachten op die laatste pass en omdat Dembélé zich beter voelt in een vrijere rol. Moussa zakt met zijn loopvermogen liever terug in plaats van te wachten op de bal.
“Als ik aan Moussa en Kevin denk, schiet direct de thuismatch tegen Servië door mijn hoofd, uit de kwalificatiecampagne voor het laatste EK. Een piekmoment. Mirallas scoorde toen, maar vooral Dembélé gaf zijn visitekaartje af. De hoop leefde dat hij ook in de volgende wedstrijden zo zou spelen, maar dat lukte niet. De Belgen gingen in verscheidene matchen – zeker op verplaatsing – verder van het doel van de tegenstander voetballen, waardoor Moussa meer terugzakte in het middenveld en naar voren toe minder belangrijk kon zijn. Dat is ook bij zijn club ( het Nederlandse AZ, nvdr) vaak het geval. Vanuit het middenveld is het veel moeilijker om weer vooraan te raken dan wanneer hij tegen de diepe spits blijft aansluiten. Het ligt zowel aan hemzelf als aan de manier waarop hij wordt gebruikt. Moussa krijgt waarschijnlijk wel de opdracht om dicht in steun van de diepe spits te spelen, maar de ploeg moet door omstandigheden soms naar achteren plooien, omdat de tegenstander bijvoorbeeld sterker is. Misschien krijgt hij dan de taak om in het middenveld post te vatten, om de tegenaanval af te blokken. En los daarvan is het bij hem automatisch zo dat hij in zijn jeugdige enthousiasme de bal gaat zoeken als die te lang wegblijft.
“Je kan Dembélé beter laten functioneren door met de hele ploeg hoger te spelen. Maar ik begrijp ook wel trainers die dat niet durven, omdat dan te veel ruimte in de rug van de verdedigers ligt, waardoor je kwetsbaar wordt, zeker tegen een sterkere ploeg. In dat geval moet je Moussa aan zijn verstand brengen dat hij geduld hoort te hebben.
“Sowieso vind ik momenteel de coördinatie tussen Dembélé en Mirallas het best. Niets zegt dat in de toekomst een duo Buffel– De Sutter niet kan, maar Moussa en Kevin boden ons de laatste tijd al het meeste. Het is het koppel dat de voorkeur wegdraagt. Je mag je nooit vastpinnen op één wedstrijd, zoals die tegen Servië, maar je moet je wel vasthouden aan iets wat je gezien hebt. In die match was het duidelijk dat zij de verdediging van de tegenstander pijn deden. Als je dat voort ontwikkelt, kan je dat tegen meer ploegen bekomen.”
– Thomas Buffel (speler bij Cercle Brugge en collega-international) : “Ik denk dat het moeilijk is om van vaste duo’s te spreken, want je bent als trainer afhankelijk van wie er fit en in vorm is en van de types waar je naargelang van de omstandigheden nood aan hebt. Soms kan een andere constructie net iets beter uit de verf komen.”
– Jean-François de Sart (bondscoach beloften): “Moussa en Kevin zijn allebei nog jong en zitten dus nog niet aan het plafond van hun kwaliteiten. Ze moeten progressie maken op alle vlakken, hun sterke punten verbeteren en efficiënter worden. Dat laatste steekt er bij beiden wat boven uit. Moussa zette een mooie stap in de goede richting op de Olympische Spelen. Hij scoorde drie keer in zes wedstrijden, zijn gemiddelde was dus veel beter dan in het Nederlandse kampioenschap. Belangrijk voor hem. Wij hebben daar vaak op gewerkt. Het is een taak van elke dag. Op het veld moet hij natuurlijk zelf beslissen, de goede keuze maken. De trainer kan niet constant roepen: ‘Doe dit, doe dat.’
“Als wordt gezegd dat voor Dembélé de weg naar doel te lang is als hij de bal diep komt oppikken, kan ik enkel antwoorden dat het ervan afhangt wat de trainer vraagt.
“Kevin is heel egoïstisch voor het doel, een killer in de zestien, dat is voor een spits een grote kwaliteit. Maar hij heeft nog geen heel kampioenschap gespeeld.
“Ze hebben allebei kwaliteiten, maar die laatste stap is moeilijk. Ze zijn op de goede weg. Als ze met dezelfde inzet doorgaan, komt dat in orde.”
– Aimé Anthuenis (voormalig bondscoach): “Ten eerste: de trainer is verantwoordelijk voor de manier waarop hij zijn ploeg qua veldbezetting en tactiek wil laten voetballen en de invulling van de posities in functie daarvan.
“Ten tweede: bij mij zou Dembélé altijd spelen, wat de veldbezetting en de tactiek ook zou zijn, omdat hij het grootste Belgische talent is. Hij is heel balvast, heel sterk in de duels en kan op verschillende manieren uitgespeeld worden. Zijn beste positie is wellicht die in steun van een diepe spits. Hij heeft het ook in zich om alleen diep te staan, maar hij is een speler die zeer graag de bal voelt en daarom denk ik denk dat hij dat niet graag zou doen. Op de flank zou ik hem niet zetten, omdat je hem daar te veel afneemt.
“Ten derde: de combinatie Dembélé-Mirallas is perfect mogelijk. Mémé Tchité is een alternatief voor Mirallas. Die laatste bekoort mij, omdat hij altijd de diepte zoekt. Hij is snel, beweeglijk en heeft een actie. Zijn balvastheid is soms iets minder en het gebeurt wel eens dat hij ook wat veel kansen nodig heeft om te scoren, maar zijn progressiemarge is ruim: net als Dembélé zal hij nog verbeteren in de afwerking. Afhankelijk van de vorm van het moment is ook Sonck een mogelijkheid. Hij scoort gemakkelijk. Met Sonck en Dembélé mis je misschien een snelle spits, maar je kunt ze bijvoorbeeld ook samen achter Mirallas of Tchité zetten.”
– Georges Grün (voormalig international): “Ik vind Dembélé en Mirallas complementair. Moussa kan een tot drie man naar zich lokken en intussen de bal goed bijhouden, wat ruimte creeert voor Kevin, die daarvan kan profiteren. Toch denk ik dat het nog beter zou zijn, mocht men erin slagen een speler dichter bij Mirallas te plaatsen. Die is zeker in staat om ook in de kleinere ruimte te spelen, om daarin te profiteren van zijn snelheid. In dat geval zou hij niet telkens van ver gelanceerd moeten worden.
“Dembélé maakt het soms ingewikkelder dan nodig. En hij zou ook nog wat meer precisie in zijn spel moeten krijgen.
“Maar het zijn zeker twee spelers voor de toekomst. Of ze beiden titularis horen te zijn in de eerste ploeg, is moeilijk te zeggen, maar ze hebben er alleszins de capaciteiten voor. De ervaring uit Peking die ze er nu bij hebben, zal hen helpen. Bijvoorbeeld om nog een beetje meer na te denken in plaats van telkens louter hun instinct te volgen.”
– Stéphane Demol (voormalig assistent-bondscoach): “Tussen de belofteploeg en het A-team zit nog een stap. Op de Spelen waren goede ploegen aanwezig, en prima spelers, maar in een eerste elftal zijn die nog wat meer ervaren, nog leper.
“Dembélé en Mirallas zijn heel goede spelers, anders hadden ze hun kans nog niet gekregen bij de Rode Duivels. Soms was het noodgedwongen, bij gebrek aan een alternatief, maar ze brachten het er goed af. Ik geloof in hen.
“Misschien staat Dembélé iets verder dan Mirallas. Moussa belandde iets vroeger bij de A-kern, was ook iets sneller titularis bij AZ en speelde met hen al een Europese campagne. Anderzijds kwam Kevin bij Lille de voorbije twee seizoenen vrij veel in actie en schat ik de Franse competitie hoger in dan de Nederlandse.
“Geen van beiden wordt een doelpuntenmaker à la Erwin Vandenbergh, denk ik. Ik verwacht ook niet dat een van de twee het in zijn ploeg ooit tot topschutter schopt. Een Tchité in vorm is iets sterker in de afwerking, denk ik. Ook Sonck is weer fit, hij scoort ook gemakkelijk. Moussa en Kevin zijn geen killers. Maar mits nog wat ervaring, moeten ze toch allebei op een competitietotaal van tien doelpunten kunnen uitkomen.”
– Erwin Vandenbergh (voormalig international): “Mirallas mist momenteel nog te veel kansen. Anderzijds krijgt hij er veel. Dat betekent dat je ze zelf creëert of dat je er bent op het moment van de waarheid. Een pluspunt. Maar zijn rendement moet omhoog. Dat geldt evenzeer voor Dembélé. Ook hij is in de eerste plaats nog altijd een aanvaller, en waarop worden die afgerekend?”
– Jeroen Simaeys (speler bij Club Brugge en collega-international bij de beloften): “Moussa heeft niet dat gevoel om twintig goals per seizoen te maken. Ik ben het er niet mee eens dat dat te wijten is aan zijn neiging om de bal diep te komen vragen. Ik zie hem gewoon meer als een voetballende spits. Hij heeft mij verrast op de Olympische Spelen, ook al wist ik al dat hij een goede speler is. Moussa maakte indruk. Ik heb hem in Peking enkele matchen voor ons zien winnen.
“Wie je naast hem zet, hoort volgens mij af te hangen van de vorm waarin de kandidaten voor die andere plek zitten. Ik vind dat je naast hem iemand hoort op te stellen die in bloedvorm verkeert, dan haal je het beste rendement. Als Mirallas bij wijze van spreken aan elke kans genoeg heeft om te scoren, is hij ideaal. Maar ik vind het duo Dembélé-Mirallas geen absolute verplichting. Sonck heeft ook weken waarin hij scoort met zijn ogen toe. En zo heb je nog spitsen.
“Ik zag Moussa en Kevin ook al naast het veld bezig. Volgens mij is Mirallas nog wat speelser dan Dembélé. Maar ze schieten goed met elkaar op. Daar stopt het wel. Ze lopen niet constant samen, het zijn geen béste vrienden. Maar dat hoeft geen bezwaar te zijn om samen te spelen. Ik denk dat maar weinig mensen uit het voetbalmilieu echt boezemvrienden geworden zijn.”
– Gert Verheyen (analist en voormalig international): “Moussa is te veel bij de bal om hem af te rekenen op zijn goals. Je kunt hem inderdaad geen killer noemen. Dat worden is moeilijk, je bent het of je bent het niet. Torinstinct kweek je niet zo vlug. Maar dat hoeft geen probleem te zijn. Je moet dan enkel zoeken naar de juiste combinatie, naar een tweede spits die dat wel heeft. Dan heb je een gevaarlijk duo. Met twee killers spelen lukt trouwens toch niet. Dat zijn meestal mannen die wachten op die ene kans, zo kun je er maximaal één hebben in je team. En je kunt ook niet verwachten van iemand dat hij zowel de acties maakt als scoort bij de vleet. Doe je dat, dan speel je bij Barcelona of Real Madrid.
“Als je Dembélé en Mirallas afzonderlijk bekijkt, is het duidelijk dat zij over een enorm potentieel beschikken. Als zij het niet hebben, heeft niemand het. Voor hen is het nu gewoon wennen aan het niveau. Het komt er als jongere op aan zoveel mogelijk matchen te spelen op een zo hoog mogelijk niveau. Dat is de enige manier om beter te worden. Ze hebben beiden nog marge, zoals iedereen op die leeftijd. Wat ze daarmee doen, hangt van henzelf af. Willen ze de beste worden, elke week presteren, van nul af aan beginnen, zichzelf pijn doen, alles opofferen voor hun sport? Daar ligt het verschil tussen gewoon goed blijven en een hele goede worden.” S
door raoul de groote, kristof de ryck, peter t’kint & christian vandenabeelebeelden: belga
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier