Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor dit blad geregeld een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze week: Luc Millecamps, ex-Rode Duivel en boegbeeld van SV Waregem.

Samen met Luc Millecamps maakte ik een historisch moment mee. De ultieme wedstrijd, die in het Parc des Princes werd gespeeld. Het was een interland: Frankrijk-België voor UEFA-junioren. Het oude stadion was volgelopen, hoofdzakelijk met schoolkinderen. Het was de laatste match die in de Parijse voetbaltempel werd gespeeld voor het met de grond gelijkgemaakt werd om plaats te maken voor een prachtig nieuw stadion. Het was in het jaar 1967 en we verloren met 2-1. Luc, toen ook al met baard, en zijn broer Marc, waren ook van de partij. De meest behaarde, maar de minst begaafde van de twee, bracht het later tot 35 interlands, een unicum in de geschiedenis van SV Waregem, een record dat waarschijnlijk nooit meer gebroken zal worden. Wat bezielt een mens om twintig jaar voor dezelfde club te spelen? Wel, ik ging het hem vragen!

In de jeugd ben je uiteraard begonnen bij Waregem…

Luc Millecamps: “Ja, maar dat was zo simpel niet. Wij woonden in Zulte en daar waren er twee clubs, SK Zulte en Zulte Sportief. Er was een hevige concurrentie tussen die twee ploegen. Het was moeilijk kiezen voor mijn broer en mij, we wilden niemand voor het hoofd stoten. Mijn vader was postbode in Zulte, voor hem was het ook niet gemakkelijk. Om alle problemen te vermijden zijn Marc en ik naar Waregem gegaan, het lag maar op drie kilometer van Zulte.”

Boekhouder bij Bekaert

Wie was de trainer die je lanceerde in de eerste ploeg?

“Dat was Freddy Chaves. Die man had goede ideeën, tactisch was hij sterk, maar hij kon het niet verwoorden. Voor de tactische bespreking ging hij apart aan tafel zitten met André Van Maldeghem, die toen nog speler was, en legde hem zijn plannen uit. Daarna moest Van Maldeghem alles aan de spelersgroep gaan vertellen. Later heeft André de boel overgenomen.”

Je eerste seizoen in het eerste elftal kon je moeilijk een succes noemen.

“Neen, we zijn gezakt naar tweede klasse samen met Beveren. Gelukkig zijn we het seizoen nadien weer gepromoveerd, opnieuw samen met Beveren. De laatste match, uit tegen Sint-Niklaas zal ik niet gauw vergeten! Wij hadden nog een punt nodig om te stijgen, Sint-Niklaas had een punt nodig om zich te redden. Beide ploegen bleven op hun helft en tikten de bal een beetje rond, de grootste zorg was om zo weinig mogelijk in de buurt van elkaars doel te komen, met 0-0 was iedereen tevreden. Maar bij ons liep er ene bij, Berre Deviaene, die bleef maar vragen om een bal in de diepte. Ofwel had hij aan de fles gezeten, ofwel snapte hij er niets van. Ik heb hem moeten intomen. Berre heeft geluk gehad dat ik toen geen voorhamer bij me had. Tijdens een wapenstilstand schiet men toch ook niet.”

Heb jij nog met Jacky Stockman gespeeld in Waregem?

“Jammer genoeg wel! Toen we uit eerste klasse getuimeld zijn, is hij bij het bestuur gaan bleiten. Hij zei dat de twee Millecampsen de rotte appels waren in de mand bij Waregem. Zij moesten weg! Stockman was een onbetrouwbaar figuur, alles draaide bij hem om geld, geld en nog eens geld. Toen hij is gestopt met voetballen, is hij trainer geweest bij verschillende kleine clubs uit de regio. Die zijn allemaal failliet gegaan toen hij er was. Ik heb eens vlakaf in zijn gezicht gezegd dat hij niet alleen onbetrouwbaar maar ook een dommerik was. Hij was razend. Hij heeft mij nooit meer een pintje betaald in de kantine, maar dat deed hij vroeger ook niet, daarvoor was hij te gierig!”

Je bent nooit fulltime prof geweest?

“Ik ben altijd amateur geweest! (lacht) Mijn broer en ik werkten bij Bekaert Textiles. Het is te zeggen: mijn broer werkte daar, ik was vijftien jaar aanwezig als boekhouder. (lacht)

“Meneer Bekaert, onze baas, was tevens voorzitter van SV Waregem. De buitenlanders die bij Essevee speelden waren profs, de andere spelers hadden bijna allemaal een job. Ik zou nooit mijn werk opgegeven hebben. Financieel heb ik natuurlijk niet alles uit mijn loopbaan gehaald, maar ik heb er wel een stuk zekerheid aan overgehouden. Het voetbal was voor mij een goede bijverdienste. Ik verdiende in die tijd gemiddeld 100.000 Belgische frank per maand (2500 euro, nvdr).

“Ik moet eerlijk zijn: toen Anderlecht en Rijsel mij lucratieve aanbiedingen deden, heb ik getwijfeld, maar uiteindelijk wilde ik niet kiezen voor een onzeker bestaan als profvoetballer. Ik heb het mij nooit beklaagd dat ik die keuze heb gemaakt. Wanneer ik Constant Vanden Stock ergens tegenkwam, zei hij altijd: hier, de enige speler in België die niet naar Anderlecht wilde komen!”

Klopten de rekeningen van Bekaert Textiles wel, toen jij er werkte op de boekhouding?

“Ongeveer!” (lacht)

Feestje van de trainer

Jij hebt veel trainers zien passeren bij Waregem.

“De beste was ongetwijfeld Hans Croon, tijdens zijn eerste periode bij Waregem welteverstaan.

“Na zijn terugkeer van Anderlecht herkenden we hem niet meer. Ik weet niet wat die Brusselaars met hem hadden uitgespookt, maar hij was een ander mens geworden. Wat vroeger absoluut niet mocht, kon nu wel. Hij greep al eens naar de fles en ook het vrouwelijk schoon liet hem niet onverschillig. Bij Anderlecht had hij waarschijnlijk een zware mentale dreun te verduren gekregen, al die successen en toch werd hij buitengegooid na één jaar (Croon won in 1976 de Europacup II en de Belgische beker met Anderlecht, nvdr). Het verwonderde mij dan ook niet dat hij later in een soort sekte is beland en door een auto-ongeval om het leven is gekomen.

“Mijn eerste kennismaking met de Nederlander was nochtans niet zo positief. Hij hield een speech van bijna twee uur, ik was bijna in slaap gevallen. Een pintje drinken, een sigaretje roken,… Alles was verboden. Het scheelde niet veel of hij ging bepalen wanneer je met je vrouw in de koffer mocht duiken. Ik had de gewoonte om na een training een pintje te gaan drinken en een sigaret te roken in de kantine. Ik ben nu gestopt met roken maar toen pafte ik nog een pakje per dag. Ik was niet van plan mijn gewoontes te veranderen. Op een zekere dag tikte iemand mij op de schouder toen ik aan het praten was met een paar supporters in de kantine. Het was Hans Croon. Hij zei: ‘We zijn toch overeengekomen dat dit niet meer kan!’ Ik antwoordde hem: ‘Luister nu eens, trainer, voor hetzelfde geld ga ik hier 500 meter verder in een gewoon café een pint drinken en een sigaret roken, dan weet je het niet. We zijn hier in Waregem en niet in Madrid.’ Vanaf dan liet hij me gerust!”

Wie was de slechtste trainer?

Sandor Popovics, een Hongaar die eerst in Nederland getraind had. Waar ze die hadden gevonden was mij een raadsel. Het gebeurde wel eens dat hij voor de match twaalf namen op het bord schreef. Wanneer wij hem daarop attent maakten, veegde hij zonder uitleg vlug de een of andere naam uit. Juan Verdugo (een Chileense speler van SV Waregem, nvdr) heeft Popovics eens achternagezeten na zo’n geintje. Ik heb nooit een trainer zo hard zien lopen! Als afscheid gaf Popovics een feestje bij hem thuis. Sommige spelers, onder leiding van Philippe Desmet, hebben daar zijn huis gesloopt. Het meubilair was half afgebroken, de gordijnen waren naar beneden getrokken, er was voor duizenden franken schade, ongelooflijk.”

De grootste successen, ook Europees, werden behaald onder Urbain Haesaert.

“Ja, dat was waar, maar toch was hij mijn favoriete trainer niet. Hij had zo zijn lievelingetjes bij de spelers en daar was ik zeker niet bij. Het kon me niet schelen dat die mannetjes alles deden om op een goed blaadje te staan bij de trainer, maar ze moesten hun grote bek houden in de kleedkamer want anders hadden ze met mij te doen. Haesaert werkte op training graag met kegeltjes en paaltjes. Als ik die zag staan, had ik al geen goesting meer om te trainen. Maar Urbain had ook zijn verdiensten, laat dat duidelijk zijn.”

Die succesrijke UEFA Cupcampagne in 1985-1986, toen jullie de halve finale bereikten, heb jij grotendeels gemist.

“Ik had problemen met twee ruggenwervels. Maanden heeft dat geduurd. Toen ik enigszins was hersteld mocht ik op de bank plaatsnemen. Het bestuur voelde denkelijk de verplichting om mij toch maar mee te nemen voor de duels met Hajduk Split, AC Milan en FC Köln. Veel plezier heb ik er niet aan beleefd. De resultaten waren er wel en ik was tevreden voor mijn ploegmaats, maar persoonlijk voelde ik mij buitengesloten, ik hoorde er niet meer bij.

“Thuis tegen Hadjuk Split werd de match beslist met strafschoppen. Ik was twee minuten voor het einde ingevallen en werd aangeduid door Haesaert om een penalty te nemen, die ik gelukkig omzette. Dat was mijn enige wapenfeit in die Europese campagne van Waregem. In Milaan kenden ze maar één speler van onze ploeg en dat was ik. Die speler zat dan nog op de bank. Ik heb daar veel sinaasappels naar mijn hoofd gekregen.”

Moeilijk tegen Mulder

Wie heeft een grote indruk bij je nagelaten als speler van Waregem?

“De meest talentvolle maar ook de meest luie was de Braziliaan Giba. Als hij maar enigszins vermoedde dat er een zware training op het programma stond, had hij pijn aan de lies. Dat was waarschijnlijk de enige spier die hij kende. Hij stond er tegen Anderlecht, Club Brugge, Standard en de matchen dat er veel volk was, maar dat waren er hooguit tien per jaar. Dan was hij onhoudbaar! Maar als ik de bal had achteraan en hij stak zich weg, dan wist ik hoe laat het was. Hij heeft nu een kruidenierswinkel in Brazilië, heb ik gehoord. Ik vraag mij af hoe het gaat met zijn lies! (lacht)

“Ook een goeie was Richard Niederbacher. Hij was topschutter van België. Ik moet er wel bij zeggen dat Rudy Haleydt en Hervé Delesie, die op de flanken speelden, volledig in dienst voetbalden van onze midvoor. Hij is later naar PSG vertrokken. De Oostenrijker was getrouwd met miss België. Francis Borelli, de toenmalige voorzitter van PSG, had belangen in de modewereld en wilde van haar een mannequin maken, maar ze was zwanger. Dat was een tegenvaller. Ook Richard is geflopt in Parijs.”

Was het gemakkelijk om aanvaard te worden door de Waregemse spelersgroep?

“Vraag dat maar aan Wim Reijers. Die Hollander wilde hier aan de Gaverbeek zijn wetten komen stellen. Na een paar weken hadden we hem al uit de ploeg gespeeld. Hij kon zijn grote bek bij de invallers gaan opzetten!”

Had je een zwart beest in de Belgische competitie?

“Ik mocht doen wat ik wilde, tegen Jan Mulder had ik het steeds moeilijk. Maar er was nog zo’n speciale: Nico Jansen van RWDM. Hij zei me eens voor de match: ‘Baardje, als je in mijn buurt komt, dan schop ik je kop eraf.’ En hij meende het nog ook, want ik heb zijn studs vlak bij mijn gezicht zien passeren.”

Whisky in de lobby

Guy Thys haalde je bij de nationale ploeg, dat was je nooit gelukt met Goethals.

Raymond Goethals baseerde zich bijna uitsluitend op de spelers van de topclubs. Het was zogoed als onmogelijk om geselecteerd te geraken als men bij Waregem speelde.”

Goethals heeft het je misschien kwalijk genomen dat je zonder voetbalschoenen naar een training kwam van de UEFA-junioren.

“Ja, dat kan goed zijn! (lacht) We hadden met de nationale UEFA-junioren regelmatig trainingen in Brussel. Goethals was daar ook altijd aanwezig. Ik kwam met de trein en stapte uit in het Noordstation. Ik was nog te vroeg en had gehoord dat daar nogal interessante zaken te zien waren… (lacht)

“Ik besloot op verkenning te gaan en legde mijn voetbaltas achter een of andere paal. Toen ik terugkwam was die tas natuurlijk verdwenen. Hoe stom kan men zijn! Ik heb Goethals moeten gaan vertellen dat ik geen voetbalschoenen bij me had. Ik heb er dan een paar geleend van Raymond Wilms, een speler van Anderlecht, maar die waren veel te groot. Goethals kon er niet mee lachen.”

Je werd voor de eerste keer opgeroepen voor de nationale ploeg op 28-jarige leeftijd.

Marc Baecke van Beveren moest afhaken met nierproblemen. Het waren zware tijden voor Guy Thys, die de fakkel had overgenomen van Raymond Goethals. Hij had al iedereen uitgeprobeerd. Guy moet gedacht hebben: we gaan die Millecamps ook maar eens oproepen, dan hebben we iedereen gehad, slechter kon het toch niet meer worden.” (lacht)

Het klikte centraal achterin met Walter Meeuws?

“Dat zeggen ze toch. En dat klopte, maar dan wel zonder veel te praten. Walter en ik hebben bitter weinig tegen mekaar gesproken. Meeuws heeft veel van mij geprofiteerd, en hij weet dat! Hij speelde libero, maar hij stond meer voor mij dan achter mij. Ik moest het vuile werk opknappen, terwijl Walter met de pluimen ging lopen. Ik trok er me niets van aan, ik deed gewoon mijn job.”

Je eerste succes met de nationale ploeg: 1-3-winst in Schotland, kwalificatie voor het EK 1980 in Italië.

“Ik herinner mij dat ik doodziek ben geweest na die wedstrijd. Er was eerst een groot banket. Daarna ben ik met Guy Thys verzeild geraakt in een bar waar we ons in de Irish coffee hebben gestort. Toen we weer in ons hotel waren, vroeg ik aan Thys wat we nu gingen doen, alles was dicht. ‘Geen probleem’, zei hij. Hij ging naar de balie, vroeg zijn sleutel en bestelde tevens een fles whisky. Die fles hebben we soldaat gemaakt in de lobby van het hotel met een goede sigaar. Als er werd gewonnen, mocht alles van Guy Thys.”

Er was ook een berucht uitstapje op het EK zelf.

“We hadden een heel tijdje in ons hotel vertoefd en Wilfried Van Moer was het kotsbeu. Hij wilde een wandelingetje maken. Met een man of zeven gingen we op stap. We kwamen terecht op een gezellig terrasje. De pinten kwamen vrij vlot onze richting uit. We kwamen uitgeteld in ons hotel toe. Mijn broer, die in het hotel was gebleven, was woedend op mij en riep: ‘Ziet dat daar staan, dronken, en dat moet morgen tegen Spanje spelen, een echte schande!’ Guy Thys deed of zijn neus bloedde en stuurde iedereen na het eten rustig naar de kamers. De volgende dag wonnen we met 2-1 en bereikten later de finale van het EK tegen Duitsland.”

Hoe was je afscheid bij Waregem?

“In mineur. Ik ga nog wel regelmatig naar de wedstrijden kijken, maar dat is met een kaart van de Belgische voetbalbond, die je levenslang krijgt als je minimum 35 keer in het nationale elftal hebt gespeeld, niet van Waregem.

“Nu zou ik niet meer willen voetballen,… tenzij voor het geld!” (lacht)

DOOR GILLE VAN BINST – FOTO’S: BELGAIMAGE / CHRISTOPHE KETELS

“Ik wilde niet kiezen voor een onzeker bestaan als profvoetballer.”

“Constant Vanden Stock zei altijd: jij bent de enige speler in België die niet naar Anderlecht wil komen.”

“Na een gewonnen match mocht alles van Guy Thys.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content