Maandag 7 mei wordt de Ebbenhouten Schoen 2012 uitgereikt, de trofee die de beste speler van Afrikaanse afkomst in België bekroont. Een beschouwing van Sadio Demba, trainer van Afrikaanse afkomst in België: over het Afrikaans voetbal en over Afrikanen in het Belgisch voetbal.

De Ebbenhouten Schoen, le Soulier d’ébène, bekroont sinds 1992 de beste Afrikaanse voetballer of voetballer van Afrikaanse origine uit de Belgische competitie. Het referendum is een organisatie van de vzw African Culture Promotion en RTL-TVi, en de jury bestaat uit de bondscoach, trainers, sportjournalisten en een erejury voorgezeten door Georges Heylens. Op maandag 7 mei wordt de trofee voor de 21e keer overhandigd op een gala-avond in het Viagecasino in Brussel. De genomineerden voor deze editie zijn de Nigeriaan Joseph Akpala (Club Brugge), de Ivoriaan Gohi Bi Cyriac (Standard), de Senegalees Cheikhou Kouyaté (Anderlecht), de Congolees Dieumerci Mbokani (Anderlecht) en de Burundees Mohamed Tchité (Standard). Vier centrumspitsen en een centrumverdediger. “Na het vertrek van sterren als Mbark Boussoufa en Romelu Lukaku staken zij erboven uit”, zegt Sadio Demba, Senegalees en momenteel assistent van Dennis van Wijk bij Sporting Charleroi. “Kouyaté is bij Anderlecht een grote steunpilaar, Mbokani maakte in België een grote terugkeer, Akpala lost de problemen van Club Brugge op en Cyriac en Tchité zijn heel belangrijk geweest voor Standard. De meningen van de juryleden zullen verdeeld zijn, denk ik, afhankelijk van de criteria die ze gebruiken, maar voor mij verdient Kouyaté om te winnen. Hij is dit seizoen werkelijk top, hij is een zekerheid, is uiterst regelmatig en lost achterin de problemen op bij Anderlecht. Bij momenten was hij indrukwekkend. Dat kon, denk ik, iedereen makkelijk vaststellen.”

Twee jaar geleden zei Demba naar aanleiding van de verkiezing van de Ebbenhouten Schoen 2010 dat hij verwachtte dat Kouyaté een van de beste verdedigende middenvelders van Europa zou worden. “Sindsdien bewees hij alleen maar nog meer dat hij een toekomstige grote speler is”, zegt hij nu. “Intussen is hij centrale verdediger geworden en daar zie ik hem nog liever spelen. Dat Manchester City belangstelling voor hem toont, is veelbetekenend. Hij leest het spel goed en is sterk en heel snel. Zijn uitstraling is groot, hij geeft al leiding en met de jaren zal hij nog rijper worden en nog meer progressie maken. Het is ook geen toeval dat hij onlangs zijn debuut maakte voor de nationale ploeg.”

Afrikaans probleem

Hij is een van de vele Senegalezen die sinds de kwartfinaleplaats van hun vaderland op het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea naar Europa uitzwermden. Sindsdien barst het in de hoofdstad Dakar van de écoles de foot en de centres de formation, maar even frappant is dat de nationale ploeg er de voorbije tien jaar niets meer van terechtbracht. Op de Afrika Cup 2012 onlangs droop Senegal na drie nederlagen op drie wedstrijden al na de groepsfase met nul punten af. “Na de grote generatie van 2002 was er geen opvolging en na elk groot toernooi stelden zich telkens weer dezelfde problemen die alles kapotmaakten”, zegt Demba. “Dat is een Afrikaans probleem. Ik ga daar niet over in detail treden in de media, maar geld ligt aan de basis van het probleem van elk Afrikaans land. Altijd weer hoor je verhalen over het niet betalen van wedstrijdpremies en het niet terugbetalen van vliegtickets. Verantwoordelijken slagen er niet in dat op te lossen. Dat verschijnsel plus het ontbreken van een langetermijnproject verklaart de enorme curves in het Afrikaanse voetbal. Het is telkens alles of niets. Iedere keer weer wordt alles op een toernooi gezet en als dat dan slecht afloopt, is de ontgoocheling zo groot dat de boot zinkt en er weer vanaf nul herbegonnen moet worden. Dan wordt de trainer ontslagen, worden andere verantwoordelijkheden geliquideerd en zijn er spelers die niet meer voor hun land willen spelen omdat ze hun centen niet kregen. In Senegal zijn er momenteel 54 kandidaten – onder wie slechts drie Senegalezen – om de nieuwe bondscoach te worden. Maar voor hoelang weer? Zonder vertrouwen, zonder vrede kan je niet werken, nergens, op geen enkel domein. Er is nood aan langetermijnprojecten, maar in Afrika zijn die uiterst zeldzaam. Ik feliciteer Bwalya Kalusha, die met al zijn Europese ervaring naar huis is teruggekeerd om er iets neer te zetten vanaf de basis en dat onlangs beloond zag met de winst van Zambia in de Afrika Cup. Dat is een sterk signaal.”

Zo moet het gebeuren, benadrukt hij. “Om het Afrikaanse voetbal te ontwikkelen, zijn er Afrikanen nodig met ervaring in Europa. Europeanen kunnen wel iets bijbrengen, zoals discipline en expertise op sportief vlak, maar ze kennen de Afrikaanse waarden niet en zijn niet vertrouwd met de realiteit daar. Ze zijn gewoon dat alles gestructureerd en georganiseerd is. Maar bij ons moet je soms kilometers te voet gaan om een trainingsveld te vinden en daar dan wachten tot anderen klaar zijn om er zelf op te kunnen. Afrika blijft Afrika. Het is niet de blanke tovenaar die het Afrikaanse probleem zal oplossen.”

Afrikaans geluk

Op een dag wil hij zelf naar Afrika terugkeren met zijn Europese ervaring en een Pro License, zijn enige nog ontbrekende trainersdiploma in België. Tot dan is hij hier als Afrikaan met Europese ervaring belangrijk in een technische staf die een multiculturele groep moet leiden, gaf zijn mentor Van Wijk al aan. “Ik hoef niet met Afrikaanse spelers te spreken om te weten wat er in hen omgaat”, zegt hij. “Dat voel ik. Ik herken de signalen, want ik ben zelf een Afrikaan die naar Europa is gekomen om te voetballen. Ik beleefde toen dezelfde gevoelens. Aan mij vertrouwen ze ook makkelijker iets toe omdat ze mij niet alleen als hun coach zien, maar ook als hun grote broer en hun vriend.

“Welke Europese trainer kan zich inleven in de ramadan en zo begrijpen wat een speler dan voelt? Zo zijn er veel dingen die eigen zijn aan het Afrikaanse milieu. Kennis en ervaring laten mij toe situaties snel te doorzien en op te lossen. Afrikanen zijn gevoelsmensen. We zijn allemaal geboren in een grote familie en leven ook dag en nacht in familie. Grootouders worden bij ons niet in homes gestoken, maar wonen in hetzelfde huis. We eten samen, zitten uren samen te praten over van alles en nog wat en kunnen dat in vertrouwen doen. De eenzaamheid kennen wij niet. Als je dan hier aankomt en alleen in een appartement gestoken wordt in een land en in een groep waarin er een verschil is van taal, van cultuur en van beschaving, dan kan dat ervoor zorgen dat je op sportief vlak niet tot ontplooiing komt. Dat is een heel grote, moeilijke stap waar clubs en trainers zich hier meestal niet van bewust zijn, omdat ze de persoon niet kennen, niet weten hoe hij is opgegroeid en niet aanvoelen wat er soms scheelt. Dan is het moeilijk om het allerbeste uit iemand te halen.

“Hier leven mensen teruggetrokken op zichzelf, is het elk voor zich en moet je opletten wat je tegen wie zegt. Een Afrikaan die hier aankomt, moet een klik maken in het hoofd, meer in zijn hoofd dan in zijn voeten. Details bepalen of hij slaagt of niet en meestal is dat een kwestie van omkadering, begeleiding en opvolging. Die mag niet ophouden buiten het voetbal. Er is meer dan de trainingen en de match. Wie niet gelukkig is in het leven, kan je niets bijbrengen op het veld. Het feit alleen dat hij geld verdient, zal een Afrikaan niet gelukkig maken. Er zijn andere waarden, sociale, die sterker doorwegen in zijn geluksgevoel. Daarom is sociale begeleiding zo belangrijk. Wie een profcontract tekent, moet de regels respecteren. Het is niet omdat je een Afrikaan bent, dat je vijf minuten te laat mag komen; discipline geldt voor iedereen en overal. Maar in de beginperiode weten wie je kan vertrouwen om mee te spreken en je een beetje aan te moedigen, helpt wel om je aan te passen.”

Afrikaans partnership

Er is op het zwarte continent aan de basis nog ontzettend veel werk te verrichten om al het op straat opgegroeide talent beter voor te bereiden op een profcarrière in het Europese voetbal, besluit hij. “Het plezier, de vrijheid en de creativiteit van de op straat opgegroeide voetballer zijn troeven, maar ze volstaan niet. Er is een sportief plan nodig met gekwalificeerde mensen om jeugd te vormen. Nu zie je in Afrika de kinderen in de extreme hitte urenlang op een bal trappen zonder dat ze tijd vinden om te gaan eten; en je ziet ze er ook al op jonge leeftijd interwijkenwedstrijden spelen op leven en dood. Dat is geen basis om een lange en vruchtbare carrière op te bouwen. Integendeel. Op die manier dreig je vroegtijdig opgebrand te raken.

“In Dakar zijn er na het succes op het WK in 2002 enorm veel voetbalscholen ontstaan. Althans, ze dragen de naam van voetbalschool, maar de middelen en de structuren ontbreken. Europese clubs kunnen helpen in de vorm van partnerships. Ze kunnen helpen iets neer te zetten en het op te volgen, de rekruteringsmodaliteiten te bepalen om een speler naar hier te halen. Want de droom van de Afrikaanse voetballer is en blijft zijn talent in Europa te tonen.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content