Boubacar Barry Copa blikt terug op tien doldwaze jaren in onze Belgische competitie en haalt enkele nooit eerder gehoorde anekdotes aan die zijn successtory mee hebben bepaald.

De sympathieke katachtige keeper kwam in 2003 naar ons land. Hij speelde sindsdien bijna 300 wedstrijden in de Jupiler Pro League en treedt weldra voor de derde keer op een WK aan, maar we twijfelen nog steeds. Is het nu Copa? Boubacar? Barry? Wat is de naam? En wat de voornaam? De Guinees-Ivoriaanse doelman met negen broers en zussen die verspreid over zowat heel Frankrijk wonen, praat ons bij: “Mijn naam is Barry. Boubacar is mijn voornaam en Copa een bijnaam. Dat is eigenlijk een gek verhaal. Een van mijn oudere broers had ooit een voetbalschool in Abidjan, die hij Copa had genoemd. Toen hij naar Europa is verhuisd, heeft hij daar alles achtergelaten en heb ik alle shirts aangeslagen. De ene dag liep ik rond met het nummer 8, de volgende dag met het nummer 10, maar telkens stond er Copa op het shirt. Toen is men mij Copa beginnen te noemen. Een paar jaar geleden heb ik op mijn beurt een voetbalschool opgericht in Abidjan en die heet de Copa Football Club. Er zijn een paar coaches die ter plekke een voorselectie maken en ik ga dan de uiteindelijke schifting doorvoeren. De focus ligt op kwaliteit in plaats van op kwantiteit, maar we hebben toch een twintigtal spelers. Twee van hen lopen momenteel zelfs stage in Lokeren.”

Jouw broer die de eerste voetbalschool oprichtte, Thierno Barry, kwam nadien in Marseille terecht. Was hij jouw gids, jouw idool?

Boubacar Barry Copa: “Al mijn broers zijn een voorbeeld voor mij. Ze hebben allemaal gevoetbald. Thierno kreeg zijn opleiding bij Olympique Marseille, schopte het tot het B-elftal en verkaste naar Grenoble, waar hij door een blessure veel te vroeg is moeten stoppen. Nu is hij spelersmakelaar, maar vroeger – hij was immers international bij Guinee – gaf hij me echt de zin om boven mezelf uit te stijgen.”

Jouw broer kwam uit voor de Guinese nationale ploeg en jij verdedigt het doel van Ivoorkust. Hoe kan dat?

“Ik heb Guineese roots. Meer nog, ik ben zelfs een volbloed Guinees, want zowel mijn vader als mijn moeder komt van Guinee. Maar ik ben geboren en getogen in Ivoorkust. In het centre de formation van Jean-Marc Guillou in Abidjan was ik lang niet de enige buitenlander. Er waren jongens uit Burkina Faso, Mali en ga zo maar door. Toen Ivoorkust me opriep om voor hen op de Olympische Spelen uit te komen, heeft Guinee zich daar niet tegen verzet. Toen de Guineese voetbalbond dan toch iets van zich liet horen, had ik mijn keuze al gemaakt. Men heeft mij dat gelukkig nooit kwalijk genomen in Guinee. Integendeel, ze hebben begrip voor mijn keuze en ik word er nog steeds enorm goed ontvangen.”

Heb je je ooit afgevraagd wat er van jou geworden zou zijn als Jean-Marc Guillou je niet op het allerlaatste moment in zijn academie had opgenomen?

“Dat was echt crazy. Toen ik me in de JMG Académie ging aanbieden, kreeg ik te horen dat ik al te oud was. Maar ik gaf niet op en wandelde soms vier uur om me vervolgens voor de ingang van de academie te installeren. Of ik gaf brieven mee aan vrienden zodat zij die aan Guillou konden bezorgen. Niets mocht baten. Tot ASEC Abidjan, de club waar de JMG Académie deel van uitmaakt, een selectiedag voor doelmannen organiseerde. Ik wilde zo graag dat ik me inschreef voor die selectiedag, ook al had ik afgezien van een paar minuten in kleine wedstrijdjes tussen de verschillende wijkploegjes, nog nooit in doel gestaan. Veertig doelmannen werden uitgekozen en ik was er niet bij. Maar van de ene dag op de andere veranderde alles. Ik ging voetbal kijken bij vrienden en de volgende ochtend zei mijn moeder me dat er iemand van de JMG Académie langs was geweest om te zeggen dat ik de volgende dag mocht gaan trainen. Ik dacht eerst dat ze een grapje uithaalde, maar ik ging toch maar. Ik liep 45 minuten naar de bushalte van waaruit ik rechtstreeks naar de academie kon en op het moment dat ik op de bus sta te wachten komt er een busje van ASEC voorbij. Ik doe teken dat ze moeten stoppen, loop achter de bus en uiteindelijk overtuigen de andere spelers de chauffeur dat hij even moet stoppen. Ik stap in en iedereen zegt meteen: ‘Copa, jij bent de doelman die we nodig hebben. Die anderen zijn niks waard in vergelijking met jou.’ Ik wilde op dat moment nog steeds op het veld spelen, maar aangekomen op de academie vroeg niemand mijn mening en zetten ze me meteen in doel. Ik werd onmiddellijk onder vuur genomen, zo hard zelfs dat ik de namiddagtraining alleen kon aanvatten met de nodige windels rond mijn armen en benen. Het was toen dat Guillou me zei dat ik het als veldspeler misschien wel kon maken, maar dat ik als doelman gegarandeerd een gouden toekomst had.”

Alle geluk van de wereld

Niet veel later zat je samen met Bernard Lama en de jonge Petr Cech bij het Franse Rennes…

Bernard Lama is echt een grote broer voor me. Ik was twintig toen ik bij Rennes belandde en toen ik hem zei dat ik het vak nog moest leren, gaf hij me prompt alles wat ik nodig had: schoenen, handschoenen, een hele uitrusting en vooral goeie raad. Alleen al door iemand als Lama te zien trainen, leer je veel bij. Ik had destijds nog geen profcontract en trainde slechts nu en dan eens mee met de A-kern, maar toch zei Paul Le Guen op een dag tegen de voltallige spelersgroep: ‘Ik zou willen dat jullie allemaal een voorbeeld nemen aan Copa. Op en naast het veld.’ Ik dacht dat de coach me er aan het doorsleuren was… Twee dagen voor mijn huurperiode verstreek, speelde ik nog een wedstrijd met de reserves, maar ik had mijn koffers al gepakt en vroeg me af wat ik in Ivoorkust zou gaan doen. Maar ik speelde een uitzonderlijk goede wedstrijd. Ik had die dag alle geluk van de wereld. Toen ik de volgende ochtend afscheid ging nemen van de ploegmaats en het bestuur, zei de voorzitter me dat er van een vertrek geen sprake kon zijn. Hij belde mijn makelaar en kocht hem een vliegtuigticket zodat hij kon overvliegen voor de contractonderhandeling. Daardoor heb ik dan nog de kans gekregen om met Petr Cech te trainen.”

Je bent nu tien jaar in België, maar was je meteen al van plan om zo lang te blijven of zag je Beveren vooral als een springplank naar een betere competitie?

“Ik ben naar België gekomen omdat ik wilde spelen. Ik kon naar een andere Franse club, maar dan wel als tweede keeper en ik vond het tijd voor een basisplaats. Ik werd aanvankelijk voor één seizoen verhuurd aan Beveren, maar het beviel me hier zo goed dat ik niet naar Rennes ben teruggekeerd. Ik had het aanvankelijk nochtans moeilijk bij Beveren want ik begreep mijn ploegmaats niet, ik kon geen televisie kijken en ik benutte elke vrije dag om mijn familie in Parijs op te zoeken. Op een dag heb ik beslist dat ik me zou aanpassen. Gelukkig waren er nog de andere Ivorianen om me daarbij te helpen.”

In het begin van de 21e eeuw was een Afrikaanse doelman nog eerder een unicum. Een fenomeen dat soms met een scheef oog bekeken werd wegens ietwat tegennatuurlijk.

“Het klopt dat er mensen zijn die lacherig doen over Afrikaanse doelmannen. Dat is onvermijdelijk. Zeker als je weet dat er in Afrika amper informatie beschikbaar is voor jongeren. Op de academie waren mijn trainers Aruna Dindane, Kolo Touré en enkele anderen, die me urenlang onder vuur namen of me lieten duiken in het zand. Soms stonden er zelfs 25 spelers tegelijkertijd op doel te trappen. Toen ik als 20-jarige bij Rennes terechtkwam, had ik geen degelijke basis of techniek en laat dat nu net twee zaken zijn die je best zo jong mogelijk leert. Ter vergelijking: hier krijgen kinderen van zes al keeperstraining. Zie je nu hoeveel tijd wij in Afrika verliezen op dat vlak? Het is makkelijk om te lachen met Afrikaanse doelmannen, maar als je ziet hoeveel vooruitgang er de laatste jaren is geboekt, is dat toch bepaald niet min. Nu spelen er zelfs Afrikaanse doelmannen in grote competities.”

Zou jij met wat meer gerichte training op jonge leeftijd nu bij de Europese top zitten zoals sommige andere Ivorianen die destijds bij Beveren speelden?

(steekt zijn wijsvinger in de lucht en spreekt plechtig) “Ik heb nergens spijt van, monsieur.”

Als…

(onderbreekt)”Als is een woord dat ik nooit gebruik. Ik heb het geluk dat ik een prachtig beroep kan uitoefenen. Er zijn voetballers die wel de juiste opleiding hebben gekregen, maar momenteel zonder team zitten. Er is zelfs een doelman die het WK en het EK heeft gewonnen, maar wel een tijdlang op de bank heeft moeten zitten bij Real Madrid. Waarom zou ik dan klagen? Ik heb ex-ploegmaats die miljoenen euro verdienen in Engeland. Wel, ik ben blij voor hen. God heeft me alle kansen gegeven. Al maak ik soms nog fouten. De meest recente was die tegen Charleroi. Op zulke momenten besef ik hoe groot God juist is. Hij weet waarom ik die fout maak. Hij wil me niet te schande maken, Hij weet wat Hij voor mij nog in petto heeft. Ik heb na die wedstrijd nog tal van topwedstrijden gespeeld en ik plaatste me met Ivoorkust voor het WK. Ik zit al aan mijn derde WK en dat terwijl er absolute wereldtoppers zijn die Brazilië niet gehaald hebben. De kritiek neem ik er wel bij, dat is een deel van mijn job. Ik heb enorm veel kritiek te slikken gekregen in het begin bij Beveren, maar dat is niet erg. Dat is het teken dat men van je houdt. Als mensen je negeren, wil dat zeggen dat het hen niet boeit wat jij meemaakt of doet. Kritiek en concurrentie horen er nu eenmaal bij. Wie daar niet mee om kan gaan, kan maar beter gaan zwemmen.”

Puur hart

Hoe heb jij de rivaliteit tussen Lokeren en je ex-club Beveren beleefd? Je werd bij je terugkeer meteen bespuwd en beschimpt.

“Zulke zaken brengen me niet uit mijn evenwicht. We hebben de drie punten gepakt, ik heb een heerlijke douche genomen en ben vervolgens naar huis gegaan.”

Vergeef jij zo snel?

“Mijn hart is puur. Men mag me bespuwen, beschimpen of zelfs mijn moeder beledigen, dat doet me niets. De man die in mijn richting spuwde, laat ik alleen met zijn geweten. Voor mij gaat het leven voort.”

Wist je op voorhand dat je zo lang zou blijven bij Lokeren?

“Ik wilde per se een prijs pakken met Lokeren en dat is intussen ook gelukt, want we wonnen de beker van België. Zelf werd ik verkozen tot beste speler van Lokeren en tot Doelman van het Jaar. Die onderscheidingen hebben me geholpen om mijn plaats in de nationale ploeg op te eisen, dus in die zin heb ik erg veel te danken aan Lokeren.”

Tweemaal deelnemen aan play-off 1 is een succes voor Lokeren, maar weten dat je in het beste geval als zesde eindigt, lijkt me minder fijn.

“Het spreekt voor zich dat als laatste eindigen in play-off 1 me niet bevalt. Dan win ik nog liever play-off 2 om vervolgens de barragewedstrijden voor Europees voetbal te kunnen spelen.”

Is hier niet mogelijk wat in Waregem wel kan?

“Je moet zien hoe het komt dat Zulte Waregem het momenteel zo goed doet. Stabiliteit en continuïteit zijn de codewoorden in het verhaal van Dury en co. Lokeren moet dat succes kopiëren, maar tot hiertoe is de kern nog geen twee jaar dezelfde gebleven, waardoor het toch telkens weer aanpassen is. Als je zo werkt, kun je wel eens een prijs pakken, maar wordt het heel moeilijk om een plaats aan de top op te eisen zoals Zulte Waregem nu doet. Als je ziet dat Anderlecht het al moeilijk heeft om het vertrek van vier basisspelers op te vangen, kun je je wel voorstellen hoe moeilijk dat voor Lokeren is.”

Je contract loopt bijna af. Kun je zeggen of je binnen een jaar nog in België zult spelen?

(opnieuw plechtig) “Dat ligt niet in mijn handen. Misschien blijf ik bij Lokeren, misschien waag ik mijn geluk elders. Ik zal zien wat God voor mij in petto heeft.”

DOOR PIERRE DANVOYE – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS/ IMAGEGLOBE

“Ik wilde zo graag naar de academie van Guillou dat ik er soms te voet heen ging. Vier uur stappen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content