Zeven Belgische (ex-)internationals keerden terug naar de heimat en nu plaatsten Club Brugge en Anderlecht zich ook nog voor de Champions League. Is België back in business ? ‘Niet naïef zijn’, zegt Marc Degryse.

“België zal ook na vandaag blijven wat het altijd is geweest : een klein voetballand. Of we nu met één club of twee clubs naar de Champions League gaan, zal daar niets aan veranderen. Laat ons daar gewoon blij mee zijn. Als we erbij zijn, zal ons dat toelaten om te proberen de ploeg op termijn een beetje sterker te maken. Maar ik vrees dat de kloof met het buitenland alleen nog groter zal worden.”

Woorden van Marc Degryse woensdagochtend, luttele uren vóór de kwalificatie van Club Brugge voor de Champions League. Club klaarde de klus tegen Valerengen uit Noorwegen via een reeks strafschoppen. Degryse is niet de man die zijn woorden herroept volgens de waan van de dag.

Ook Anderlecht zette zijn opponent, het Tsjechische Slavia Praag, opzij. “Geld is niet het eerste waar ik nu aan denk”, zei Roger Vanden Stock aan de vooravond van het duel. De voorzitter heeft zich nooit van de illusie kunnen bevrijden dat zijn club met het geld, toch wel, van de Champions League weer aansluiting zal vinden met de Europese top. Sportieve aansluiting, want Vanden Stock denkt vooral voetbal. Daarom ook tastte hij deze zomer diep in de portemonnee voor Bart Goor en Silvio Proto, en daar zal hij toch wel onrustig van geslapen hebben in Praag. “Morgen zal heel Europa weten dat we in Praag met 0-2 hebben gewonnen en dat we bij de beste 32 ploegen van Europa behoren”, glunderde hij de avond van de kwalificatie. Het lijkt ambitieus, maar het is een calimeroreflex.

“Als er op Europees niveau structureel niets verandert, zoals de beste sporteconomen ter wereld voorstellen, zullen de Belgische, Nederlandse, Griekse of Portugese clubs in de marge blijven spelen”, zegt de Antwerpse sporteconoom Stefan Késenne, naar wie Degryse goed blijkt te hebben geluisterd. “De kloof met het buitenland zal elk jaar groter worden, zolang de Europese wedstrijdmarkt niet wordt vrijgemaakt en de huidige onredelijke structuur van de Champions League blijft bestaan. Uiteraard kan een ploegje wel een keertje verrassend sterk uithalen, dat is nu eenmaal voetbal, maar dat spelletje duurt nooit lang, want die ploeg verliest meteen zijn beste spelers. Kijk maar naar wat Porto ( twee seizoenen geleden winnaar van de Champions League, nvdr) is overkomen.”

De kwalificatie van Club Brugge en Anderlecht is een nieuwe opsteker voor het Belgische voetbal. Eerder deze zomer kreeg de Jupiler League een kwaliteitsinjectie door de terugkeer van enkele goede, Belgische voetballers. In tijden van soms minderwaardige buitenlandse import is dat een positieve vaststelling. Woensdagavond stonden bij Brugge Joos Valgaeren (29) en Sven Vermant (32) in de basis en viel Grégory Dufer (23) in. Bij Anderlecht leidde uitblinker Bart Goor (32) de ploeg voorbij Praag. Samen met Ronny Gaspercic (36), Nico Van Kerckhoven (34) en Bob Peeters (30) maakt dat zeven (ex-)internationals die nog wel een paar jaar van hun pensioen verwijderd zijn, maar toch al de buitenlandse euro’s inruilden voor de heimat. Dat de meesten een topclub vonden als afnemer – op Gaspercic en Van Kerckhoven na, die naar Westerlo trokken – laat veronderstellen dat ze niet komen uitbollen zoals Marc Degryse nog deed toen hij in 1998, op 33-jarige leeftijd, de Premier League verliet voor de middenmoters AA Gent en daarna Germinal Beerschot, en zich nog vijf seizoenen zonder stress of veel tactisch gedoe amuseerde.

“Het gaat om jongens die na een periode waarin ze veel geld hebben verdiend, bereid zijn om zich hier voor minder loon weer in the picture te spelen”, licht Degryse de jongste ’trend’ toe. “Eén reden is dat ze nog moeilijk een voortrekkersrol konden vervullen in hun club, maar familiale overwegingen, zoals bij Valgaeren, die twee kleine kinderen heeft, speelden ook mee. Het is niet zo dat wij bewust Belgisch zijn gegaan. We gaan wel altijd eerst naar Belgen op zoek, maar idealen of principes mogen je geen beperkingen opleggen. Ik steek spelers niet in hokjes, het gaat om de goede mix. We hebben voor deze jongens gekozen omdat ze iets hebben bewezen in het buitenland en fit en ambitieus zijn. Een Belgische speler die opgebrand is of die we moeten overtuigen om terug te keren, zouden we niet nemen.”

De meeste teruggekeerde Belgen, met uitzondering van Goor en in mindere mate Vermant, zaten op een zijspoor in hun vorige clubs. Valgaeren kwam nog weinig aan de bak bij Celtic, net als Gaspercic in Spanje. Voor Van Kerckhoven nadert de houdbaarheidsdatum en Peeters is bij de allerjongste fans vooral bekend als tv-commentator. Enkel- en kraakbeenletsels werpen een schaduw over zijn voetbaltoekomst. Ook Valgaeren grossiert in blessures, zodat op basis van zijn leeftijd misschien alleen Dufer naar een secundaire competitie als de Belgische is afgedaald met de intentie nadien opnieuw een buitenlandse transfer te versieren. Reculer pourmieux sauter, naar het voorbeeld van Emile Mpenza, die in 2003 van Schalke 04 naar Standard terugkeerde en één seizoen later alweer richting Bundesliga vertrok, naar Hamburg SV.

“Belgische clubs zijn vaak de enige waar zulke spelers nog een reputatie hebben”, zegt Ariël Jacobs, technisch directeur van het Genk van Bob Peeters. “Ze hebben hier min of meer de zekerheid dat ze zullen spelen en ze kunnen hun carrière eventueel afsluiten in een vertrouwde omgeving. Voor de clubs vormen zij een sportieve opportuniteit, daarom staan die er ook open voor. Herman Wijnants noemde de mogelijke komst van Bob naar Westerlo ‘een geweldige publicitaire stunt’, maar zo bekijken wij het zeker niet. Wij voelen bij Bob een enorme drive om zich te bewijzen. Niet tegenover zichzelf, maar tegenover zijn criticasters.”

Het zal allemaal wel, maar achter de terugkeer van Bob & co gaat waarschijnlijk toch vooral een economisch verhaal schuil. De tv-rechten in Europa stijgen niet langer exponentieel, maar de spelerscontracten opgesteld in de booming jaren bevatten wel nog lonen die berekend waren op verdere groei. Die is er niet meer. Financiële moeilijkheden zijn het resultaat. Clubs herbekijken hun activa en ruimen de overtollige spelers op. Ook spelers die niet noodzakelijk de duurste zijn, zoals de Belgische, maar van wie het rendement te klein is geworden.

Voor zulke spelers worden de afzetmogelijkheden steeds beperkter. Stoke City, gecoacht door Jan Boskamp, doet nog dienst als vluchthuis voor het overschot op de Belgische markt, maar verder lijdt de Coca-Cola League, zoals de Engelse First Division (onze tweede klasse) heet, al jaren verlies. Ook in Nederland torsen veel middenmoters schulden. De Nederlandse competitie was sinds het arrest-Bosman voor veel voetballers het tussenstation bij uitstek naar een grotere competitie. Die rol verliest ze stilaan, onder meer door de implosie van de tv-markt in Duitsland. Ook de problemen in Italië speelden in haar nadeel. Clubs werden geschrapt of teruggezet, andere mochten niet promoveren. Premier Silvio Berlusconi vaardigde de zogenaamde Salvio Calcio-wet af, waardoor clubs hun verliezen over meerdere jaren mogen spreiden. Doordat het geld in Italië en Duitsland opdroogde, zagen veel clubs in die landen zich verplicht hun kernen af te slanken. Engelse, Spaanse en zelfs Franse clubs namen deze spelers gretig af, vaak op huurbasis. Dat ging ten koste van de Nederlandse export. Clubs daar bleven zitten met hun lange en relatief dure contracten.

De plotse slagkracht van het Franse voetbal is het gevolg van een lucratief tv-contract dat de profclubs de komende drie seizoenen 600 miljoen euro opbrengt. Frankrijk is daarmee, naast Engeland, het enige land waar het voetbal niet in een financiële dip zit. De Engelse Premier League zag haar inkomsten uit de buitenlandse tv-rechten stijgen tot momenteel ongeveer 1 miljard euro.

Deloitte & Touche rekende het allemaal precies uit. Volgens de Annual Review of Football Finance van het in Manchester gevestigde onderzoeksbureau stegen de inkomsten in de vijf grote competities in 2003/04 – het laatste seizoen waarover cijfers beschikbaar zijn – slechts met 2 procent. Dat is het laagste groeicijfer sinds 1995. De Duitse Bundesliga kende zelfs een daling van 5 procent wegens 23 procent minder tv-inkomsten. Gemiddeld sloeg dat per club een gat van 15 miljoen euro in de begroting. Door een forse daling van de lonen maakt het kampioenschap er ondertussen alweer winst. Het verlies in de Italiaanse Serie A bedroeg 341 miljoen euro. Sinds 1995 bedraagt het gecumuleerde verlies er 1,5 miljard euro. In Engeland stegen de inkomsten van de Premier League met 6 procent en was er een globale winst van 149 miljoen pond (225 miljoen euro), maar de verschillen tussen de topvijf en de rest worden steeds groter. De loonuitgaven stegen met 7 procent, maar die stijging komt vooral op rekening van Chelsea. In de First Division daalden de lonen met 9 procent, maar de loonmassa hapt er nog steeds 72 procent van de inkomsten weg. Slechts zes clubs schrijven er hun rekening niet in het rood.

Globaal genomen valt er in de sterkste vijf competities een flinke stijging van de lonen te zien tot 2001/02. Met uitzonderling van de Premier League stagneren ze daarna – wat eigenlijk betekent : dalen, rekening houdend met de inflatie – of dalen ze (zoals in Italië : van 1 miljard euro naar 845 miljoen euro). Het Deloitterapport stelt zelfs de vraag : ‘ Is this the end of the party ?‘ Met andere woorden : is het einde van de groei in zicht en wat zal er gebeuren met de clubs die lonen betalen die berekend waren op een groei ? Het gevolg zal zijn een afslanking van de kernen en/of een verwijdering van de duurdere (oudere) spelers. De meesten mogen gratis weg.

Het is maar de vraag of Europa, zoals Roger Vanden Stock denkt, ervan opkijkt dat plots twee Belgische clubs de Champions League hebben bereikt. De laatste keer dat dit gebeurde, werd Genk laatste in zijn poule en Club Brugge voorlaatste. Samen puurden ze uit twaalf duels één overwinning. De avonturen van Anderlecht vorig seizoen hebben vast ook weinig indruk gemaakt.

Honderd kilometer ten oosten van Brussel gelooft Ariël Jacobs dan ook niet in een verbeterde concurrentiepositie van het Belgische voetbal, ondanks de dubbele Champions League-kwalificatie. Ook de terugkeer van zeven (ex-)internationals berust volgens de Genkse TD op toeval. “Eén op twee diepe spitsen waarmee wij praten, of hun makelaars, zeggen ons : ‘Genk, welk land is dat ?’ Wij wilden Dagui Bakari van Lens, net als Standard trouwens. Hij verontschuldigde zich : hij vond België niet aantrekkelijk. Met Kaiserslautern, de club van Carsten Jancker, waren we rond, maar de speler was niet geïnteresseerd.”

Honderd kilometer ten westen van Brussel maakt Marc Degryse zich evenmin illusies. “Wie gelooft dat de Belgische competitie weer een beetje concurrentiëler is geworden met de Engelse of de Duitse, is naïef. Dat neemt niet weg”, besluit de Brugse sportleider op een positieve noot, “dat ik ons kampioenschap wél aantrekkelijk vind.”

Jan Hauspie

‘België blijft wat het altijd is geweest : een klein voetballand.’ (Marc Degryse)

‘Als er op Europees niveau structureel niets verandert, zullen de Belgische, Nederlandse, Griekse of Portugese clubs in de marge blijven spelen.’ (Stefan Késenne)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content