Ex-renner noemt hij zich. Dan toch definitief. Stive Vermaut lucht zijn ‘hart’ over zichzelf, zijn ex-ploeg US Postal en zijn gewezen kopman Lance Armstrong.

‘Die man is niet uit zijn lood te slaan. ‘

De renner die waarschijnlijk het vaakst in de aanval was en op een fraaie 36ste plaats eindigde, de ster van Radio Donna ook. Stive Vermaut bewaart de Tour 2001 als de mooiste herinnering uit zijn wielercarrière. Een jaar eerder mocht hij na één seizoen opkrassen bij US Postal. Toch beleefde hij toen zijn tweede mooiste moment als prof : een compliment, ééntje, van Lance Armstrong. Nu is Stive Vermaut (27) vertegenwoordiger van Venturelli-fietsen en nog altijd de fiere vader van een dochtertje, Emmy (2,5). “Ze is op dezelfde dag geboren als Lance Armstrong, 18 september. En ze heeft alvast een zelfde, sterke karakter.”

Nadat hij heel even weer renner was, haakte Stive Vermaut in oktober voor de tweede keer af als gevolg van hartritmestoornissen. Maar wat lazen we in een klein berichtje in de krant twee weken geleden ? “Vermaut overweegt tweede comeback.”

Wil je echt opnieuw je kans wagen in het profpeloton ?

Stive Vermaut : Ik heb er serieus aan gedacht. Tests in het hospitaal wezen uit dat mijn hart tot normale proporties herleid was, voor een sportman dan toch. In volle inspanning had ik af en toe nog een overslag, maar geen hartritmestoornissen meer.

Je ‘hebt eraan gedacht’. Je ziet met andere woorden af van die plannen. Waarom ?

Als ik opnieuw begin te koersen, vrees ik dat de problemen zullen terugkeren. Ik wisselde ervaringen uit met lotgenoten en voorgangers en ze raadden het me bijna allemaal af. Ik hield weliswaar in het achterhoofd dat Nico Mattan, die met hetzelfde kampte, wel nog rijdt – hoewel sommige professoren nog altijd zeggen dat hij elk moment kan doodvallen. Dan hoop je : misschien kan ik in de voetsporen van Mattan treden.

Maar stel dat ik toch herval, dan moet ik nóg een keer een nieuw leven beginnen. Nochtans slaagde ik er via allerlei alternatieve wegen in de situatie van mijn hart gevoelig te verbeteren. Een dokter die mijn voorgeschiedenis niet kent, kan mij op dit moment onmogelijk afkeuren. De vraag is alleen : hoe lang gaat het duren ? Uiteindelijk moet je de knoop doorhakken.

Je trok deze keer niet meer naar de Verenigde Staten om de dokters te raadplegen die voor jou, net als voor Nico Mattan, vorige keer het licht op groen zetten ?

Ik zal eerlijk zijn : volgende week komt het gastgezin bij wie ik twee weken verbleef naar België en die mensen gaan de resultaten van mijn recente tests meenemen naar Amerika. (Snel) Gewoon ter controle, hoor. Ik keer niet meer terug in het peloton.

Waarom dan toch al die moeite, terwijl je een goede job hebt, één die fysiek veel minder belastend is bovendien ?

Als jonge knaap droomde ik er altijd van om het tot profwielrenner te schoppen, en voorál om een keer deel te nemen aan de Ronde van Frankrijk. Blijkt dan dat je over wat talent beschikt. Je bouwt dat vervolgens op, laat het uitgaansleven links liggen, getroost je opofferingen. Je doet wel hogere studies, maar waarschijnlijk iets onder het niveau dat je aankan, ook allemaal voor die koers. Uiteindelijk word je prof en krijg je bij Lotto de kans om te proeven van die Tour. Dat was een droom die werkelijkheid werd.

‘Mezelf bewijzen vormt al heel mijn leven een drijfveer’, vertelde je vorig jaar nog. Je fietst nog geregeld, geldt die uitspraak ook dan ?

Ja. Als ik fiets met enkele wielertoeristen blijf ik rijden tot ze moeten lossen, of totdat ik zelf stikkapot zit. De meesten kan ik trouwens lossen. Bij tests in het ziekenhuis duw ik nog 500 watt en mijn rusthartslag schommelt nog altijd rond de zes-, zevenendertig. Een maand of wat geleden trainde ik met Wim Vansevenant. Hij kon mij er niet afrijden. Train ik een week of drie, dan kan ik makkelijk mee met de amateurs. De sport zit nog in mij en ook de drijfveer bezit ik nog. Maar ik zal het zo zeggen : Marc Herremans is lam van buiten, ik ben lam van binnen. Ik kan wel nog een volledig normaal leven leiden, maar de handicap aan mijn hart belet mij om aan topsport te doen.

‘Tien procent van het peloton kampt met hartritmestoornissen’, verklaarde je vorig jaar. ‘Ik zie dat aan hun vertrokken gezichten. ‘ Leg eens uit.

In volle inspanning zie je soms dat een renner een beetje inhoudt. Opeens verschijnt er een starre blik op zijn gelaat en zie je dat hij iets probeert te onderdrukken. Ik kan het moeilijk omschrijven, maar op die momenten weet ik wat er schort.

Bij wie zag je die ‘symptomen’ al ?

Ik zou daar liever niet op antwoorden, ik wil die jongens niet afbreken. Maar volgens de Amerikaanse artsen die ik raadpleegde, komen de problemen vooral voor bij Belgische en Italiaanse renners. Een verklaring daarvoor konden ze ook niet geven. “Er is zeker iets mis met het drinkwater in België ?”, was het enige dat ze erop konden zeggen. Dat je hartritmestoornissen hoofdzakelijk bij wielrenners aantreft, hoeft niet te verwonderen. Met geen enkele andere sport belast je je hart zo zwaar als met wielrennen. Je rijdt aan een polsslag van 110, 120 en opeens moet je naar 180, 190. Die enorme sprongen zorgen logischerwijze voor problemen aan de moteur.

Toen je een eerste keer moest stoppen, legde je je niet neer bij een eerste advies. Lotto wou echter het risico niet nemen om je weer in de ploeg op te nemen. Begreep je die beslissing ?

Ik kan nog met iedereen door dezelfde deur. Eén persoon wil ik echter nooit meer ontmoeten. Die man (ploegdokter Daniël De Neve, nvdr) is lucht voor mij. Maar toen ik mijn comeback maakte bij Palmans-Collstrop, liet Lotto-manager Christophe Sercu mij een contract tekenen dat stipuleerde dat ik geen kritiek zou geven op Lotto. Daar wens ik me dan ook aan te houden.

Specialisten in de Verenigde Staten oordeelden anders over jouw geval dan Belgische. Hoe verklaar je dat verschil ?

In de Verenigde Staten durven ze meer risico’s te nemen. Die mannen gáán ervoor. Kijk maar naar Tyler Hamilton. Ik lag nog bij hem op de kamer toen ik voor US Postal reed. Dat hij met een gebroken sleutelbeen de fiets opkroop, verbaast me niet : zó’n karakter.

Valt het je zwaar om nu naar de Ronde van Frankrijk te moeten kijken op tv ?

Op tv niet, want die typische Toursfeer snuif je niet op als je er niet lijfelijk bij bent. Hoewel het toch wat wringt als ik een bergetappe bekijk. Als ik een wedstrijd bijwoon, heb ik het moeilijker. Tijdens de Omloop het Volk deed ik wat pr-werk. Toen ik het peloton zag vertrekken, dacht ik : daar moest ik bij zijn. Ik heb het gevoel dat ik niet langer gevolg kan geven aan mij roeping.

Laten we het eens over jouw seizoen bij US Postal hebben…

(Pikt onmiddellijk in) Het jaar 2000, het slechtste dat ik als prof beleefde. Ik werd ziek, viel twee keer op dezelfde knie en hervatte telkens te snel. Ik pleegde een aanslag op mijn basisuithouding. De ene dag reed ik super, maar de volgende voelde ik me zo slap als een vod.

Je begreep het dat je met een onvoldoende werd doorgestuurd ?

Hadden ze toen geweten hoe ik een jaar later in de Ronde van Frankrijk zou presteren, dan sneuvelde er allicht een andere renner. Sindsdien merk ik dat ze bij US Postal toch wat meer geduld uitoefenen. Het eerste seizoen van Peña kon je niet denderend noemen. En Heras en Rubiera haalden evenmin onmiddellijk het rendement dat er van hen verwacht werd.

Niet vergeten, ik kende ook goeie dagen bij US Postal. In de Dauphiné Libéré, bijvoorbeeld, moest ik een in een bepaalde rit tot aan de eerste zware beklimming, na ruim 70 kilometer, kopwerk verrichten. De wind stond volledig op kop, maar ik voelde me ijzersterk. Zo sterk dat ik het peloton in stukken trok. Op de beklimming werd ik gelost, maar in de afdaling kwam ik terug en ik begon opnieuw aan de kop te sleuren. (Met twinkeloogjes) s’ Avonds aan tafel zei Armstrong : ” Stive, that was really amazing.” Op de Tour een jaar later na, betekende dat het mooiste moment uit mijn carrière. Want Armstrong geeft zelden complimenten.

Hij maakte zich eerder boos op de anderen dan met complimentjes te strooien ?

Hij maakte zich wel eens boos, ja. In dezelfde Dauphiné moest ik een keer water gaan halen voor hem. Met een drinkbus of zeven kwam ik weer vooraan in het peloton. Gaf ik hem toch wel een bus gevuld met iets anders, zeker. Ja, man ! Ik heb nog al wat mogen horen : ” I said water, you… ” Hij moest water hebben. Ik liet mij vlug opnieuw uitzakken tot aan de auto (lacht).

In een interview met Knack vertelde je vorig jaar : ‘Armstrong en Armstrong alleen is US Postal. Zijn wil is wet. ‘ Hoe uitte zich dat ?

Johan Bruyneel kon alleen dán bijsturen als hij Armstrong ergens van kon overtuigen. Armstrong koos zijn eigen programma.

Voerde hij ook bij tactische besprekingen het hoge woord ?

Nee. Lance kent zijn gebreken, hoewel hij wat koerstactiek betreft al veel bijleerde de voorbije jaren. Maar traditioneel gezien is een Amerikaan tactisch toch niet zo sterk als een Europeaan. Bovendien kunnen er op dat vlak maar weinigen wedijveren met Bruyneel. In die zin heeft Lance Johan wel nodig. Ook dat hij zo goed op souplesse rijdt, heeft Armstrong, zoals je weet, te danken aan de raad van Johan. Tactiek is een van de weinige aspecten waarin Bruyneel het laatste woord heeft.

Waarin merkte je dan wel dat Armstrong de baas was ?

Als Lance sprak, zwegen de anderen. Híj besliste om welk uur hij at en wat er op tafel kwam. Of als hij tegen een mecanicien zei “zó”, dan was het zó en niet anders. Bij Lotto… (herpakt zich) … of nee, neem bij een andere ploeg (grijnst), moest je je als renner schikken naar de mening van de mecanicien.

Schikten de andere renners zich gedwee naar de grieven van Armstrong ?

’t Zal niet zijn (lacht luid).

Uit schrik, uit blinde adoratie voor de man ?

Uit schrik en uit bewondering. Het omschrijven als blinde adoratie, gaat wat ver. Maar iedereen toonde enorm veel respect voor Lance. Ik herinner me dat hij een sanitaire stop maakte in Milaan-Sanremo en dat er onmiddellijk twee, drie renners hem opwachtten. Ook al reed het peloton aan een slakkengangetje. Maar Lance verdient dat respect. Hij is het uithangbord van de wielersport. Ik kan dan ook niet begrijpen dat de toeschouwers hem uitjouwen, zoals tijdens de proloog gebeurde. Hij heeft kanker overwonnen, wat op zich al een ongelooflijke prestatie is. En als je dan ziet welke krachttoeren hij nu uithaalt op de fiets, kan je daar alleen maar bewondering voor opbrengen. Een dergelijke trapfrequentie halen, die snelkracht, daartoe zie ik niemand in staat. Ze proberen hem te imiteren, maar slagen er niet in.

Vormt dat zijn grootste kwaliteit ?

Hij beschikt uiteraard over veel talent, maar bovenal over een ongelooflijk karakter. Lance heeft een rechte lijn voor ogen, waar hij niet van afwijkt. Als er een steen op die weg ligt, rijdt hij erover. Bovendien is hij héél perfectionistisch. Bij veel renners passen de schoenen niet voor honderd procent, bij Lance is dat ondenkbaar. Speciaal voor hem ontwikkelde Shimano een fietspedaal, op maat zodat zijn voet geen millimeter kan verschuiven. Als zijn fiets op de een of andere manier een gram lichter gemaakt kan worden, dan zal hij eisen dat dit gebeurt. En Lance is een trainingsbeest, hé. Net als Hamilton trouwens. Tijdens het voorjaar verkende Hamilton de Tourritten, in de gietende regen met Riis in de volgwagen achter zich. Riis zei : “Stop toch, je wordt nog ziek in dit weer.” Waarop Tyler antwoordde : “Nee, want Lance is waarschijnlijk ook aan het trainen.” “Ben je gek”, zei Riis, maar een half uur later kwamen ze Armstrong wel tegen.

Omdat hij zo perfectionistisch is, is Armstrong, om jou te citeren, ‘nog meer met zichzelf bezig dan de andere Amerikanen’. In 2000 vloog hij in business class, terwijl de andere renners in economy zaten. Nu komt hij zelfs met een privé-jet.

Een renner moet egoïstisch zijn. Niemand stoort zich aan de privileges die Armstrong zich toeëigent. Uiteindelijk profiteren de ploegmaats er ook van. De renners van US Postal zullen nooit in een matig hotel moeten overnachten. Ik herinner me nog hoe we in de Ronde van Baskenland in een poepchique restaurant aten. Een tafeltje verderop zat een koppeltje en de man stak op een gegeven moment een sigaret op. Dat had hij beter niet gedaan. Armstrong schold hem de huid vol. Ik zie Bruyneel daar nog zitten, met zijn hoofd naar beneden wat eten binnenspelen.

Dirk Demol verkondigde in Sport/ Voetbal Magazine twee weken geleden dat Armstrong de sfeermaker in de ploeg is. Heb jij dat zo ondervonden ?

Hij is de leider, maar geen sfeermaker. Hij bewaart toch een zekere afstand, maar dat doen de renners ook ten opzichte van hem, puur uit respect.

Armstrong maakt maar van één wedstrijd per jaar zijn doel. Loopt hij dan extra nerveus rond voor en tijdens de Tour ?

Nee, nadat hij te horen kreeg dat hij kanker had, is hij nooit meer zenuwachtig geweest. Die man is niet uit zijn lood te slaan. Druk kent hij niet, hij is zodanig leider dat hij daar geen last van heeft.

Dus zeker ook niet na die proloog, waar hij volgens sommigen al als verliezer werd bestemd omdat hij ‘slechts’ als zevende eindigde ?

Na drie kilometer lag hij negen seconden achter en hij is op zeven geëindigd. Volgens mij startte hij gewoon een tandje te klein. Armstrong heeft het, denk ik, ook slim gespeeld, want het zal niet zijn bedoeling geweest zijn meteen geel te pakken. Anders moest zijn ploeg van in het begin het heft in handen nemen

Nu konden ze zich sparen voor de ploegentijdrit, waar ze meteen duidelijk maakten wie over het sterkste team beschikt.

Ik heb het zelf meegemaakt : op trainingsstage trainen ze daar specifiek op, en lang. In die ploegentijdrit viel ook op dat Bruyneel uit de leerschool van Manolo Saiz stamt. Saiz is op technisch vlak een meester. Hij berekent zelf de ideale positie op de fiets van zijn renners. Van de ploegentijdrit maakte hij zijn specialiteit, terwijl de typische Belgische ploegen de natte vinger eens in de lucht steken om te kijken vanwaar de wind komt.

In hoeverre moet Armstrong de concurrentie nog vrezen in deze Tour ?

Als hij niet valt, wint Armstrong de Tour. Daar ben ik van overtuigd. Geen enkele renner beschikt over dezelfde basis. Ten opzichte van Ullrich haalt hij in een wedstrijd die drie weken duurt alleen al een groot voordeel wegens het kleinere verzet waarmee hij rijdt. Met de grote versnelling van Ullrich krijg je vroeg of laat af te rekenen met verkrampte spieren. Vorig jaar reden Heras en Beloki in de eerste bergrit even sterk als Armstrong. Enkele dagen later haalde Armstrong nog altijd hetzelfde niveau, maar de rest moest een paar procenten toegeven.

Iban Mayo, Gilberto Simoni en andere Mercado’s zijn intrinsiek misschien betere klimmers dan Armstrong, maar ze zijn veel minder compleet. In de Tour heb je niet alleen bergetappes, maar ook vlakke ritten en tijdritten. In de Tour moet je alles kunnen.

door Roel Van den broeck

‘Nadat Armstrong te horen kreeg

dat hij kanker had, is hij nooit meer zenuwachtig geweest.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content