Voor Club Brugge is komend seizoen alweer meer dan ooit de prioriteit: kampioen worden. Dat gebeurde voor het laatst halverwege het eerste decennium van deze eeuw. Topscorer was toen de Noor Rune Lange. Een gesprek met een exponent van het succesvolle Solliedtijdperk.

Zijn droge humor is hij niet kwijt, blijkt meteen aan de telefoon. Op onze vraag wanneer hij nog eens naar België komt, antwoordt hij dat hij het niet weet. “Maar ik bén momenteel wel in België.” Rune Lange (38) is op dat moment op vakantie in de Hoge Venen. Twee dagen later ontvangen hij en zijn warme West-Vlaamse schoonfamilie ons in Waimes in een vakantievilla met uitzicht op het meer van Robertville. In 2001 kwam de Noorman als vrijgezel in Brugge aan en vijf jaar later vertrok hij met geneeskundestudente Ellen. Maar zijn passage in ons land was ook op sportief vlak een succes: met Club won hij twee titels, twee bekers, drie supercups en bereikte hij drie keer de groepsfase van de Champions League.

Wat vind je ervan dat Club sindsdien nooit meer kampioen is geworden?

“Ik vind dat ongelooflijk voor een topclub met zo’n publiek en na al het geld dat er al in geïnvesteerd werd. Al tien jaar zonder titel, niemand die dat in 2005 voor mogelijk hield, denk ik.”

Wat zijn jouw beste herinneringen?

“De titelviering na de thuismatch tegen Anderlecht in 2005. Op het veld de titel winnen, tegen de grootste concurrent nog wel, is het mooiste. Dat is een heel andere beleving dan kampioen worden voor je tv-toestel omdat een andere ploeg dan niet wint. Ik vergeet ook nooit meer de overwinning in de Champions League tegen het Ajax van Ibrahimovic, Maxwell en Van der Vaart.”

Je scoorde.

“Ja, de 1-0. De eerste kwalificatie voor de poules van de Champions Leagues was ook bijzonder. Tegen Sjachtar Donetsk trapte ik na verlengingen de beslissende strafschop binnen.”

Wat waren toen de pijlers van het succes?

“Een duidelijk systeem en een goeie mix van spelers die erin pasten. Een spelersgroep zonder uitblinkers. Spelers met een winnaarsmentaliteit. Een trainer die elke wedstrijd voorbereidde om hem te winnen, die zijn eigen spel speelde en zich niet telkens aan de tegenstander aanpaste. Een kern die lange tijd grotendeels samenbleef, spelers die elkaar goed kenden, samen wonnen en mooie momenten beleefden.”

Wat onthoud jij persoonlijk van die titelviering in 2005?

“De blijdschap. De sfeer na de wedstrijd op het veld en daarna ook in de B-IN op Oud Sint-Jan. Eerst iets eten en daarna de disco.” (lacht)

Weet je nog hoe je thuis bent geraakt?

“Ja, we zijn rond vier uur in de ochtend samen met Gert Verheyen naar huis vertrokken.”

Twee Noren

Je kwam naar Club op advies van de toenmalige coach Trond Sollied, een landgenoot van jou. Kreeg je nooit het gevoel dat je in de groep als een spion van hem werd beschouwd?

“Dat konden ze denken, maar dat ben ik niet geweest. Dat ligt niet in mijn karakter. Buiten de trainingen en de wedstrijden ben ik nooit in contact met hem geweest.”

Nooit samen op stap geweest?

“Neen, en ik ben ook nooit bij hem thuis geweest. Ik was wel een beetje bang dat als de resultaten slecht zouden zijn, ik dat zou bekopen. In het begin voel je wel dat ze denken: is hij geen Noor, dan zit hij niet in de kern; goed of slecht, die speelt toch. Je zorgt dan dat je voldoende afstand houdt, maar tegelijk jezelf blijft. En je doet extra je best om te proberen te tonen dat je niet profiteert van het feit dat je van hetzelfde land afkomstig bent als de coach.”

Je had het juiste profiel om in zijn manier van voetballen in de spits te spelen.

“Hij kende mij van de Noorse competitie en wist dat ik in zijn systeem zou passen. Als targetspits moest ik ballen afleggen voor de middenvelders of ze naar de buitenkant spelen en dan zorgen dat ik in de zestien klaar was voor de crosspasses die daar kwamen. De tegenstander hield doorgaans veel volk achterin, vooral centraal, en daarom probeerden we op de flank twee-tegen-één-situaties te creëren.”

Je maakte ook nog het eerste seizoen na Trond Sollied mee.

“Ja. Jan Ceulemans was een vriendelijke man, maar het was moeilijk voor hem. Veel spelers waren weg en ik denk niet dat hij evenveel inspraak in de transfers kreeg als Sollied. Hij deed het in die omstandigheden niet slecht, met onder meer een gelijkspel tegen Bayern München in de Champions League, maar toch waren ze niet tevreden.”

Zelf speelde je dat seizoen nog weinig.

“Ik werd geopereerd aan de kuit, maar na enkele maanden voelde ik dat er iets niet klopte. De operatie was niet goed geweest. Blijkbaar ging het om een moeilijke blessure en wisten ze niet hoe ze die precies in orde moesten brengen. Ik ben daarvoor in Brugge, Gent en Amsterdam geweest en uiteindelijk werd ik opnieuw geopereerd in Mainz door een Belgische dokter die mijn schoonmoeder kent. Omdat de revalidatie lang zou duren, mijn contract afliep en Club het maar wou verlengen eens zou blijken dat ik weer helemaal fit was, tekende ik voor Valerengen.”

Het werd een ongelukkig afscheid?

“Wel, ik vond het raar dat ik in 2005 maar een nieuw contract van een jaar kreeg. Ik was 27 en topschutter, in het kalenderjaar 2004 maakten we een recordaantal doelpunten, in het seizoen 2004/2005 haalden we de poulefase van de Champions League, speelden we de bekerfinale en werden we kampioen. De laatste match van mijn laatste seizoen was ook een beetje raar. De afscheidnemende spelers kregen bloemen, maar ik wist van niks en zat in de tribune. Er is veel veranderd met de komst van Michel D’Hooghe en Marc Degryse. We voelden dat de nieuwe voorzitter zat te wachten om afscheid te kunnen nemen van Sollied. Ze wilden iets anders. Wel, ze kregen iets anders.” (lacht)

Met jou is het daarna ook minder geworden.

“Bij Valerengen moest ik een kruisbandoperatie ondergaan en bij Hartlepool in de Engelse League Two ging in mijn derde wedstrijd mijn schouder uit de kom en scheurde alles errond af. Nieuwe operatie en zes maanden geen contactsport meer: toen ben ik gestopt. De motivatie was weg.”

Vier Noren

Intussen is hij vader van Felicia (5) en Josefine (3). Ellen werkt als patholoog in een ziekenhuis in de Noorse hoofdstad Oslo; en hijzelf werkt er in een bank, waar hij zich bezighoudt met beleggingen van pensioenfondsen. “Elk weekend ben ik nu vrij”, zegt hij. “En mijn werkuren zijn goed: van 8 tot 16 uur en in de zomer tot 15.30 uur. Dat betekent veel tijd voor de kindjes. Dat is nodig. De oudste is beginnen turnen en misschien doet ze binnenkort handbal. De kleinste volgde al zwemlessen.” Hijzelf sport ook nog. “Een beetje lopen en wat fitnessen. Ik moet kunnen zweten. Als ik drie, vier dagen niets doe, dan móét ik iets doen.” Hij is abonnee van Sport/Voetbalmagazine, maar zelf voetballen is er niet meer bij. “Neen,” zegt hij, “dat zou achteraf te veel pijn doen.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S KOEN BAUTERS

“Al tien jaar zonder titel, niemand die dat in 2005 voor mogelijk hield.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content