Belg. Geboren op 5 augustus 1985 in Farciennes. 1,80 meter – 65 kilo. Profiel: de koppigaard.

Laurent Ciman: “Ik kan misschien op het veld heel hard en onaangenaam overkomen, maar dat is een vertekend beeld van hoe ik werkelijk in mekaar steek. Ik ben een competitiebeest dat graag alles wint. Maar ik ben geen slechte verliezer, ik baal alleen als het gebeurt. Niet kwaad, wel triest. Dat is een heel belangrijke nuance. Het constant willen winnen weerspiegelt zich ook in mijn mentaliteit. Ik ben heel trots op die karaktertrek, want dankzij dat doorzettingsvermogen kon ik toch al een aantal zaken verwezenlijken in mijn nog jonge leven. Dat ik afgelopen zomer de kans kreeg om naar Club Brugge te komen, maakte me zo blij als een kind.

“Eigenlijk ben ik als persoon heel extravert, die misschien de indruk geeft van je m’en fous. Maar ik ben een positivo: ik lach graag en maak veel plezier. Bovendien kan ik heel goed mijn fouten toegeven, doe ik bij analyses constant aan zelfkritiek. Geen enkele persoon is perfect, dat besef ik maar al te goed. Het heeft ook weinig zin om anderen met de vinger aan te wijzen. Mijn droefheid daarover toon ik echter niet aan de buitenwereld. Die spaar ik op voor thuis, waar ik kan rekenen op steun van mijn verloofde, familieleden en kennissen. Daar kan ik in alle rust mijn gevoelens kwijt.

“Bij Charleroi was ik een beetje de hulp van de jongeren. Damien Lahaye, Thibaut Detal en nog een aantal anderen keken op naar mij, omdat ik er als een van de weinige jeugdspelers in slaagde de doorbraak te forceren. Ik moest daar wel keihard voor knokken. ( grijnst) De aanhouder wint, hé. Hier moet ik nog alles leren, opkijken naar de meer ervaren spelers en vooral mijn ogen en oren goed openhouden. Vergelijk het maar met een leerling die de overstap van de lagere school naar de humaniora nog moet verteren. Jacky Mathijssen en Peter Balette beschouw ik als de juiste gidsen in mijn aanpassingsproces aan de vereisten van een echte topclub. Zij praten veel met me, proberen me vertrouwen te geven.

“De laatste weken loop ik er wat zenuwachtiger bij dan normaal. Want ik wil absoluut bewijzen dat ik mijn plaats hier waard ben. Ik leg bewust de lat heel hoog en probeer me altijd en overal te tonen. Ook al is het bij een bosloop, dan wil ik op kop lopen en als eerste binnenkomen. Ik zal me nooit wegstoppen, dat ligt gewoon niet in mijn aard. Er is niets zaliger dan eens te zweten en goed af te zien.

“Ik ken als voetballer heel goed mijn beperkingen. Negentig minuten lang de concentratie kunnen aanhouden is mijn grootste uitdaging de komende weken. Nu lukt het vaak maar 60 tot 70 minuten. Dat zorgt voor een ongelofelijke boost, mijn lichaam en geest moeten daarvoor in perfect evenwicht zijn. Soms wil ik iets te goed doen. Die druk moet ik van me kunnen afgooien, iets relaxter zijn en reageren.

“Op termijn zal mijn ongeduld worden beloond. Ik ben een koppigaard, die zich absoluut verder wil ontwikkelen als mens én voetballer. Als ik sterk overtuigd ben van mijn mening, dan zal ik die niet snel wijzigen. Misschien overdreef ik wat bij de Olympische Spelen in Peking door een invalbeurt te weigeren. Ik nam toen een beslissing, waar ik nog altijd honderd procent achter sta. Me laten inkomen in blessuretijd, het getuigde van een gebrek aan respect voor de inspanning die ik daar had geleverd.” S

door frédéric vanheule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content