‘Caen was mijn nationale ploeg. Ik heb er een jaartje ‘stage’ gelopen en ben nu weer thuis. ‘ Het nieuwe Moeskroen krijgt met Steve Dugardein een oude krijger als leider en toont een verfranst gezicht.

Zaterdagavond 16 juli. Op de prachtige biljartmat van het Fernand Beeckmanstadion geeft de nieuwe Denderse fusieploeg, een samengaan van Denderleeuw en Denderhoutem, eersteklasser Moeskroen partij. De Henegouwers, op de weg terug van het oefenkamp in Spa, winnen met enige moeite dankzij een doelpunt van middenvelder Mustapha Oussalah. Het is wennen voor de fans aan de nieuwe gezichten in hun ploeg. Geen Tonci Martic meer, geen Alexandre Teklak, Geoffrey Claeys, of Samir Beloufa. Geen Francky Vandendriessche in doel. Geen Koen De Vleeschauwer die de rechterflank afdweilt.

De zware contracten zijn weg, op Marcin Zewlakow na. En ook dat is maar een kwestie van uren, of dagen meer, vermoedt de fan. Trainer Geert Broeckaert wil er dan wel een spits bij. “Iemand die complementair is met Siljak.” Want Zewlakow, dat is jaarlijks tien, vijftien doelpunten. Zoiets vlak je niet makkelijk weg voor een ploeg die vorig seizoen in totaal maar 40 keer scoorde.

Veel nieuwe spelers, ook een nieuwe voorzitter. Moegestreden, mentaal maar zeker fysiek, gaf Jean-Pierre Detremmerie de fakkel door. Toen de topman van de sponsor uiteindelijk niet zijn opvolger werd, schoof de burgemeester een triumviraat naarvoor. Manager Roland Louf zou samen met advocaat Edward Van Daele en financieel directeur Francis D’Haese de club leiden. Dat was buiten de voetbalbond gerekend, die wilde één aanspreekpunt. En dus werd Van Daele het nieuwe nummer één. Geen interim-topman, zo benadrukt hij, al kan hij zelf onmogelijk voorspellen hoe lang hij deze functie zal uitoefenen. “Eind september word ik zestig, on verra.”

Zijn taak kent hij wel : Moeskroen weer gezond maken. Het budget ging fors omlaag, tot iets boven de 5 miljoen euro, de zware contracten verdwenen. Van Daele : “Die liepen deze zomer af, we wisten dus vorig seizoen al dat we weer ademruimte zouden krijgen als we het jaar konden overbruggen.” Dat was niet makkelijk, ergens in januari kondigde de televisie zelfs officieel het einde van de club aan. Uiteindelijk lenigde een extra lening van 2 miljoen euro de hoogste nood. Van Daele : “Af te betalen op lange termijn. Het budget is rond, zelfs zonder het nieuwe tv-geld. Als er geen nieuwe spectaculaire val van de toeschouwersaantallen komen, is Moeskroen leefbaar in eerste klasse. Financieel is het ergste achter de rug, de taak is nu aan Geert Broeckaert en Roland Louf om sportief wat te brengen.”

En die schudden een meesterzet uit hun hoed, want het nummer vier wordt in Denderleeuw weer gedragen door een oude bekende. Het was Louf die eind juni Steve Dugardein (31) contacteerde. Een kind van het huis, tekende in 1982 zijn eerste aansluitingskaart en verliet vorig jaar pas voor het eerst de stal. Richting Caen, Frankrijk. Dugardein : “Het telefoontje van Moeskroen verraste me. De trainingen bij Caen waren al een dag of drie, vier herbegonnen. Mijn vrouw is Franse, ze komt uit de Ardèche, maar toen ik met haar overlegde, zei ze direct : ‘Doe maar. ‘ Ze houdt ook van de sfeer in Moeskroen. Financieel heb ik wat water in de wijn gedaan, zodat we er snel uitkwamen. Wat me mee over de brug haalde, was het voorstel. Drie jaar als speler, waarna we weer rond de tafel kunnen als ik op dat vlak nog wil doorgaan en vervolgens, als ik stop, drie jaar in de technische staf van de A-ploeg.”

Het is voor hem opnieuw thuiskomen, letterlijk. “Al mijn spullen zitten momenteel in een container, ik heb op dit moment immers geen huis. Ben opnieuw ingetrokken bij mijn moeder, heb zelfs haar bed ingepalmd. Mijn huis heb ik vorig jaar immers verhuurd en het zijn correcte mensen, ik kan ze nu moeilijk op straat zetten. Ik zoek iets anders. Rustig. Zolang mijn moeder het tenminste pikt.”

Caen noemt hij consequent “een ‘stage’, want ik ben er tot de constatering gekomen dat het buitenland niks voor mij is. Ben ik er mislukt ? Sommigen zullen ‘ja’ antwoorden, ik vind van niet. Ik speelde 20 matchen en zonder mijn buikspieroperatie waren dat er makkelijk 25 tot 30 geweest. Het leven is ervaringen opdoen en ik deed er een fantastische op. Echt waar. Frankrijk is een veel groter land dan België. Groter qua meningen, qua mogelijkheden, financieel, qua materiaal. Verplaatsingen met het vliegtuig, grotere stadions. Ik heb op Corsica gevoetbald, in Marseille, in Parijs. Ook de supporters reageren heel anders. Fransen zien hun voetballers als des stars. Showbizz. Iets wat niet in mijn mentaliteit ligt. Ik weet nog hoe ik op training de toeschouwers groette, dat vonden ze heel raar. Meer nog, niemand zei wat terug. Heel afstandelijk : er is een grens tussen de spelers en de fans, een echte barrière. Ze fluiten er ook gemakkelijk de eigen ploeg uit als het slecht gaat.”

Ook binnen de ploeg was de sfeer anders. “Ik had een goeie relatie met drie, vier jongens, met hen ging ik na de match of tussen de trainingen op restaurant. De rest waren collega’s. In Frankrijk woont iedereen vlakbij de ploeg waar hij speelt, tussen twee trainingen in gaan ze naar huis. Ook vreemd : na de laatste speeldag nam niemand afscheid. Iedereen verdween zonder au revoir. En zo was het eigenlijk een heel seizoen. Je kwam uit de douche en stond alleen. Vreemd voor iemand die houdt van de derde helft.”

Hun voetbal ? “Atletisch en gegroepeerd. Heel snelle omschakeling bij balbezit en balverlies, op dat vlak speelt hun techniek. Daarin zijn ze heel sterk, er zit amper afval in hun spel. Tactisch vond ik ze ook heel sterk. Ik heb van mijn ‘stage’ geprofiteerd om een kijkje te nemen op het centre de formation van de club. Rotten, Mendy, Sommeil komen allemaal uit die opleiding. Ik zag ze weinig op tactiek werken, maar veel op techniek.”

Hij stak er ook wat van op met het oog op zijn reconversie. “De trainingen werden heel anders opgebouwd. Wij zijn een lange opwarming gewoon, tot een half uur. In Frankrijk houden ze dat kort, elk met een bal, vijf tot tien minuutjes. Veel tennisvoetbal, veel afwerking op doel en ontzettend veel balbezit. Zonder doelman, op een klein veld. Op woensdag speelde de basisploeg tegen de reserven op een groot veld. Op donderdag was het à la carte, heel ontspannen : massage, wat afwerking. Op vrijdag begon dan de specifieke wedstrijdvoorbereiding. Musculair werd alleen het bovenlichaam getraind, nooit het onderlijf. Op dat vlak heb ik veel verloren, ik was al niet de snelste en de lenigste en zal op dat punt wat harder moeten bijwerken.”

Negatieve momenten waren er, zegt hij, maar hij vlakt ze weg. “Ik heb niet alle matchen gespeeld en ook niet allemaal goed gespeeld. Ik ben er geblesseerd geraakt. Ik heb de finale van de Ligabeker verloren, 2-1 van Straatsburg. We hebben op de laatste speeldag verloren bij Istres en zijn gezakt. Anderzijds : ik heb de nationale ploeg niet meegemaakt, ik zie Caen als mijn ‘nationale ploeg.”

Zijn Tour de France, zelfs tot in het Stade de France. “Ze mogen echt zeggen wat ze willen, dit was een uniek jaar. Sommigen vinden nu dat ik vorig seizoen de verkeerde keuze maakte, dat ik voor Standard had moeten tekenen. Ik vind van niet. In Standard had ik, vanuit een ander perspectief, net dezelfde Ronde van België gereden. Caen was het buitenland, de totale vervreemding. Het was mooi. Punt. Op voetbalvlak zullen ze me in Caen snel vergeten zijn, dat besef ik, maar ik hoop dat ik er als mens wat sporen naliet. Dat is eigenlijk wat ik hier ook beoog. Wie zal zich, als ik stop, nog de voetballer Dugardein herin- neren ? Laat ons eerlijk zijn. Dat kan me ook weinig schelen, ik doe mijn best en dat is het. Maar aan de mens moeten ze goeie herinneringen hebben. Iemand die nooit bedroog en alles deed voor zijn kleuren. De rest zit thuis in kartonnen dozen.”

Zijn rol ? Dugardein : “Ik heb de indruk dat ze me, na een moeilijk seizoen, zien als de redder. Ik wil wel helpen en ik zal me nooit wegsteken, maar ik ben geen speler die een heel elftal op zijn schouders zal dragen. Dat is geen druk van me afgooien – ik ben nergens bang voor – maar ik kan het onmogelijke niet. Ik heb dezelfde mentaliteit van vroeger. Ik kan lachen, werken ook, maar ze moeten niet beginnen met : le gamin is terug, de problemen zijn weg.”

door Peter T’Kint

‘Ze zullen zich later de voetballer Dugardein niet meer herinneren, maar als mens hoop ik sporen na te laten.’

‘In Frankrijk kwam je uit de douche en je stond alleen. Vreemd voor iemand die houdt van de derde helft.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content