Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

De Franse nationale voetbalploeg kleurt steeds zwarter. Het EK in Portugal wordt het eerste grote toernooi waarop de blanke spelers bij de Europese titelverdediger in de minderheid zullen zijn. ‘De genen,’ zo blijkt uit onderzoek, ‘spelen een doorslaggevende rol.’

Toen Frankrijk in februari in Brussel de Rode Duivels kwam verslaan, deed het dat met negen zwarte spelers in de basis. Zinedine Zidane, een Algerijnse Fransman, was de tiende met Afrikaanse roots, en doelman Fabien Barthez de enige blanke. Van de acht invallers was ook nog eens de helft zwart. In de interland daarvoor tegen Duitsland waren amper vier van de veertien Fransen die in actie kwamen blank. Later tegen Nederland zeven van de zeventien. Tegen Brazilië vorige week twéé.

Sinds het rampzalige WK twee jaar geleden in Zuid-Korea en Japan (uitschakeling in de eerste ronde) kleuren les Bleus donkerder dan ooit. Toen Frankrijk Europees kampioen werd in 1984, had het één zwarte speler in de ploeg : Jean Tigana. Veertien jaar later in de gewonnen finale van het WK 98 drie. En vier in die van het ook al zegevierend afgesloten Euro 2000. Beide keren telde de selectie, tweeëntwintig man sterk, acht zwarten. Op het WK 2002 in Azië waren dat er al tien, in Portugal straks dertien. Steeds plus Zidane. Voor de galamatch tegen Brazilië, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Fifa, maakte bondscoach Jacques Santini eerst nog een ruime selectie van eenendertig spelers bekend. Daarbij achttien zwarten.

Frankrijk heeft, ondanks de uitschuiver op het laatste WK, nog altijd het succesvolste nationaal team in Europa. Wereldkampioen in 1998, Europees kampioen in 2000 en ook nu weer één van de favorieten op het EK in Portugal. Het won al zijn acht kwalificatiewedstrijden (tegen Israël, Slovenië, Malta en Cyprus) en kwam uit op een indrukwekkend doelpuntensaldo van 29-2. Van zijn vier oefeninterlands nadien – tegen hoog aangeschreven tegenstanders als Duitsland, Nederland en Brazilië (en ook België) – verloor het er geen enkele. Meer zelfs : het incasseerde niet één tegendoelpunt.

Bepalend voor het Franse succes is het al tien jaar consequent gehandhaafde 4-4-2-systeem. Onder het motto : spektakel als het kan, countervoetbal als het moet, maar organisatie vóór alles. Rots in de branding is nog steeds aanvoerder en recordinternational Marcel Desailly. Vóór hem laat Patrick Vieira geen morzel gronds onbelopen, wat de ook al niet werkschuwe Zidane toelaat offensief te schitteren. In de spits completeert Thierry Henry de bijna volledig Afrikaanse as. Franse internationals met een blanke huidskleur moeten zich tevreden stellen met een dienende rol op het veld.

Opmerkelijk in de brede selectie van Santini is dat het offensieve compartiment van les Bleus uitsluitend nog uit donkere voetballers bestaat. Behalve Henry, David Trezeguet en Louis Saha zijn dat ook de afvallers Sidney Govou en Peguy Luyindula. En dan was Nicolas Anelka niet eens opgeroepen en bleef Djibril Cissé onbespreekbaar wegens een langdurige internationale schorsing. Arsenaltrainer Arsène Wenger zal het niet verbazen. Hij is stellig overtuigd dat zwarte voetballers “een superieure dimensie” toevoegen aan het hedendaagse voetbal. Daarin zijn snelheid en explosiviteit steeds belangrijkere kwaliteiten geworden. Wenger, zelf een Fransman, heeft bij Arsenal Henry, Vieira en Sylvain Wiltord onder zijn hoede.

Wie kracht, snelheid, explosiviteit én zwart zegt, denkt spontaan aan het Amerikaanse profbasketbal. In een sport die door blank en zwart wordt beoefend in de VS, levert dertien procent van de Amerikaanse bevolking, de zwarte minderheid dus, zowat negentig procent van de starters van de NBA. Omdat, zo wil het cliché, white men can’t jump. Vrij vertaald : zwarten hebben van nature meer aanleg voor sport dan blanken.

Wie zich aan die stelling waagt, begeeft zich in een mijnenveld van raciale gevoeligheden. In de VS wordt al een eeuw gediscussieerd over eigenschappen van rassen en over de segregatie en nadien integratie in de sport. Maar sinds de nazi’s is praten over aangeboren verschillen tussen rassen een wetenschappelijk taboe. Volgens sommigen wordt met de atletische superioriteit van zwarten tegelijk geïnsinueerd dat ze minder intelligent zouden zijn. Dat laatste was ook de stelling in het boek The Bell Curve, dat midden de jaren negentig voor hoog oplaaiende discussies zorgde in de VS. Critici noemden het racistische propaganda of een “academische versie van Hitlers Mein Kampf “.

In 1998 gooide de Amerikaanse professor John Hoberman verder olie op het vuur. Blanken, betoogde hij, houden graag de mythe in stand dat zwarten atletisch beter zijn, omdat het de deur openzet voor de omgekeerde gedachte dat zwarten intellectueel minderwaardig zijn. Hoberman vreesde dat veel zwarte jongeren op de duur geen andere vluchtroutes zouden zien dan misdaad, showbusiness en sport om te ontsnappen aan de ellende, en dat ze nog minder intellectuele ambities zouden nastreven.

Met de zwarte dominantie in de sport blijkt het overigens nogal mee te vallen. Behalve in het lopen, het boksen en het Amerikaanse basketbal en football is er (nog) weinig van te merken. Dat is koren op de molen van antropologen en sociologen. Zij verklaren, net zoals Hoberman, de zwarte sportdominantie vanuit hun sociale achterstelling en discriminatie. Niet toevallig gaat het dan om sporten waarvoor weinig infrastructuur en materiaal nodig is. Tegelijk heeft de blanke zichzelf gehersenspoeld : door te geloven dat de zwarte atleet superieur is, is hij zelf automatisch minder goed geworden of bepaalde sporten gaan mijden.

Volgens de Amerikaanse journalist Jon Entine lijdt het sociologisch discours aan politiek correct denken. Van hem verscheen in 2000 het boek Taboe. Waarom zwarte atleten sport domineren en waarom we bang zijn om daarover te praten. Daarin koppelt hij fysiek talent en intelligentie van elkaar los. Zijn stelling is dat zwarte sporters wel degelijk een aangeboren genetische voorsprong hebben. Dat zegt ook Bengt Saltin. “Vele sportfysiologen,” aldus de Deense onderzoeksautoriteit, “geloven dat training, de omgeving en wat je eet het belangrijkst zijn. Het zijn echter de genen die een doorslaggevende rol spelen.”

Zonder genetica is het nauwelijks te verklaren waarom in de atletiek alle wereldrecords in de loopnummers, van de 100 meter sprint over de middellange afstanden tot de marathon, in zwarte handen zijn. Mannen van West-Afrikaanse origine domineren de sprintnummers, Noord- en Oost-Afrikanen de lange afstanden. Telkens omdat, aldus Entine, zij specifiek voor die disciplines aangeboren talenten bezitten én omdat sociale en culturele factoren deze soms kleine, maar cruciale verschillen vergroten.

Van de achttien zwarte voetballers in de brede Franse EK-groep is ongeveer de helft geboren in Frankrijk. De overige acht zagen het levenslicht in Kameroen, Senegal, Ghana, Kongo, Ivoorkust en Guadeloupe. Vijf landen in West-Afrika dus en één Frans overzees gebied in de Antillen. Precies daar waar ook van de Frans geborenen de roots liggen.

Dat is geen toeval. De zwarten in Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika (ook Argentinië, zie Trezeguet, en Nederlands ex-kolonie Suriname, zie Seedorf, Kluivert e.a. bij Oranje) stammen bijna allemaal af van slaven die werden gedeporteerd van de westkust van Afrika, net boven de evenaar. Want daar leefden de sterkste werkers. Deze slaventheorie is betwist, maar onderzoek bracht aan het licht dat West-Afrikanen meer spiermassa, langere benen, een hoger zwaartepunt en minder lichaamsvet hebben dan blanken. Ze hebben ook meer testosteron, wat hogere prestatiepieken en een sneller herstel na de inspanning mogelijk maakt. En ze bezitten meer snelle spiervezels dan wij. Stuk voor stuk dankbare kenmerken voor prestaties in explosieve, anaërobe sporten zoals voetbal, basket en korte loopnummers.

Aangezien snelheid erfelijk bepaald is, is het ook juist dat je van een ezel geen koerspaard kan maken. De meeste zwarte Franse voetbalinternationals zijn groot. Hoewel lichaamslengte (biomechanisch) en snelheid (genetisch) niet erg verwant zijn met elkaar, is het wel zo dat langere benen een rol als hefboom spelen bij het ontwikkelen van snelheid. “De Franse trainers geven het maar schoorvoetend toe,” wist journalist Hans Vandeweghe twee jaar geleden, “maar de lengte is een bepalende factor bij de selectie op jonge leeftijd. De techniektraining in een eerste fase van de opleiding is er ook op gericht een lange speler snel te maken met de bal, want een kleine speler – hoe hard die ook traint – zal nooit groeien, luidt de eenvoudige theorie.”

Gedaan dus met kleine mannetjes als Alain Giresse. Dan liever een Henry, Trezeguet of Anelka. Een voordeel van een kleinere aanvaller als Wiltord is dat zijn startsnelheid mogelijk beter is.

Atleten uit Oost-Afrika zijn helemaal anders dan de West-Afrikanen. Kenianen en Ethiopiërs zijn meer uithoudingstypes (aëroob). Zij leven op grote hoogte, in een zuurstofarme omgeving dus, waardoor ze een grotere zuurstofopnamecapaciteit hebben ontwikkeld. Ze lopen veel economischer en verzuren veel trager dan de blanke concurrentie.

Alleen de Noord-Afrikanen kunnen met hen wedijveren. Die zijn niet zwart, maar wel Afrikanen en genetisch verwant met de wonderlopers uit de Keniaanse Rift-vallei, beweert Entine. Hij relativeert echter de hoogte en het klimaat, want van Bolivië tot Azië zijn er wel meer gebieden met dezelfde gunstige omstandigheden. Hij houdt het erop dat lopen hun natuur is en dat de training dient om het aangeboren talent technisch bij te schaven. Genetische factoren, gekoppeld aan bewegingscultuur, geografische omstandigheden en harde training verklaren dan het Keniaanse overwicht. Kortom : het is niet het een of het ander, genetica of omgeving, maar allebei.

Niet vergeten ook dat er genetisch meer verschil is tussen Afrikanen onderling, dan tussen West-Afrikanen en blanke Europeanen. Uithouding zou ook maar voor een kwart erfelijk zijn. Deens onderzoek bij de bewuste Kalenjinstam in Kenia toonde aan dat hun geheim vooral in de kuiten zit. Die zijn lang en dun, “zoals van vogels”, en komen bij het lopen, dat meer springen is eigenlijk, sneller terug van de grond dan bij Europeanen. Voor een contactsport als voetbal lijken de tengere Oost-Afrikanen minder geschikt. Tenzij het voetbal, zoals sommigen geloven, van een fysieke sport zou evolueren naar een uithoudingssport en ook andere lichaamstypes aan bod kunnen komen.

Tien dagen geleden werd Frankrijk Europees kampioen bij de min zeventien jaar. Onder de jonge helden enkele blanke spelers, een drietal zwarten ook, maar vooral veel beurre – licht gekleurde spelers en spelers met Noord-Afrikaanse roots. Hatem Ben Arfa, een aanvaller van Algerijnse origine, zou al de interesse van Manchester United hebben gewekt. ‘De nieuwe Zidane’, wordt hij genoemd. En zo evolueert het Franse voetbal wie weet toch weer van ‘black et blanc’ naar ‘black, blanc et beurre’.

Jan Hauspie

West-Afrikanen zijn uitermate geschikt voor een explosieve sport als voetbal.

Het Franse offensieve compartiment bestaat uitsluitend nog uit zwarte spelers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content