Zondag trekt Olympique Marseille voor de topper van de Franse competitie naar PSG. Afgelopen zomer streek bij de Zuid-Franse club een vreemde vogel neer. Zijn naam: Marcelo Bielsa. Is hij werkelijk de gek voor wie hij versleten wordt?

Anderhalve maand hebben supporters en journalisten moeten wachten om een glimp van hem te kunnen opvangen. Gesloten trainingen, geen interviews, geen enkele verklaring, zelfs geen persbericht. Alleen een paar beelden op de website van Olympique Marseille, waarop haast militaire trainingen en uitgeputte spelers, languit op de grond liggend, te zien waren. En dan, op 7 augustus, aan de vooravond van de Franse competitie, is hij eindelijk verschenen. In een informeel zwart T-shirt, voor een overvolle perszaal. Hij, Marcelo Bielsa. Een coach met een internationale reputatie die Marseille opnieuw moet lanceren en de concurrentie moet aangaan met het rijke PSG, dat alle aandacht en alle prijzen de laatste drie seizoenen naar zich toezoog.

De persconferentie duurde meer dan een uur. Bielsa oreerde over niks en van alles, zoals bijvoorbeeld de rol van toeval in voetbal. Hij deed het allemaal met het hoofd naar beneden, zonder de blik op te richten. Dan kwam de vraag die iedereen op de lippen brandde: waarom noemde men hem El Loco, de gek? Zijn ietwat mysterieuze antwoord luidde: “Omdat bepaalde antwoorden die ik gaf om probleemsituaties op te lossen niet overeenkwamen met de gewoontes van de mensen.”

Sinds hij zijn trainerscarrière is begonnen in 1990, heeft de Argentijn zich een uniek aura aangemeten. Hij doet eerder denken aan Vincent van Gogh dan aan tactische goeroes zoals Arrigo Sacchi of Johan Cruijff. Hij is de geniale en asociale gek die enorm veel van zichzelf en van zijn omgeving eist, die weinig prijzen pakt en zichzelf kapotmaakt, maar naar wie wel iedereen luistert, alsof hij een orakel is. Net nadat Pep Guardiola met FC Barcelona tegen hem gewonnen had, zei hij over Bielsa: “Ik zit hier naast de beste trainer ter wereld.”

Marcelo en zijn velo

Over Marcelo Bielsa bestaan tal van anekdotes. Zo herinnert Claudio Olmedo, de perswoordvoerder van de Chileense nationale ploeg die drie jaar aan zijn zijde werkte, zich het volgende voorval: “In 2008 waren we op het beloftetoernooi van Toulon. Op een avond zei Marcelo me: ‘Claudio, weet je waar we fietsen kunnen huren? Ik zou graag eens een ritje door de stad doen met jou.’ Daarop huurde ik twee fietsen bij het hotel. We spraken de volgende dag in de lobby van het hotel af om acht uur. Om vijf voor acht ging ik naar beneden, hij zat al op me te wachten. ‘Heb je een plannetje?’, vroeg hij. Ik zei: ‘Neen, we gaan gewoon een ritje maken, daarvoor hebben we geen plan van de stad nodig, hoor.’ Hij keek me aan alsof ik gek was en zei: ‘Hoe kun je dat nu denken? Ik ben nog erger dan een Duitser, ik ga niet fietsen zonder plan.’ Hij wilde niet vertrekken, dus ben ik de fietsen gaan terugbrengen. Toen ik een week later – we waren ondertussen terug in Chili – zijn bureau binnenstapte, stopte hij me een som geld toe. Ik wist niet waarvoor het was en hij legde uit: ‘Dat was ik je nog verschuldigd voor het huren van de fietsen in Frankrijk.’ Het was exact, op de centiem, het bedrag dat ik voor die fietsen betaald had…”

Claudio besluit: “In het voetbal is hij Pablo Picasso, maar daarbuiten hoort hij eigenlijk thuis in een psychiatrisch centrum.”

Solide maar traag

Er waren eigenlijk weinig voortekenen dat Bielsa carrière zou maken in het voetbal. Zijn grootvader Rafael was een referentie in het Argentijnse bestuursrecht. Zijn vader, ook een Rafael, was een gerenommeerde advocaat. Zijn moeder, Lidia Caldera, was een professor literatuur aan de universiteit. Zijn broer, nog een Rafael, is advocaat, schrijver en was nog minister onder president Nestor Kirchner. Zijn zus Maria Eugenia ten slotte is architecte, onderwijzeres en ex-vicegouverneur van de provincie Santa Fe. Het zou dus niet meer dan logisch geweest zijn als Marcelo ook een universitaire carrière begonnen was. In de plaats daarvan bracht hij zijn jeugd door met het spelen van picados, informele voetbalpartijtjes die typisch zijn in Argentijnse steden. “Marcelo hing altijd rond met garagisten en mensen van een lagere sociale rang”, herinnert Oscar Scalona, destijds zijn beste vriend, zich.

De jonge Bielsa dacht maar aan één ding: voetbal. Maar hoe vastberaden hij ook was, zijn kwaliteiten als verdediger waren beperkt. Op 29 februari 1976 riep Juan Carlos Montes, de trainer van de eerste ploeg van Newell’s Old Boys, hem voor de eerste keer op voor een thuiswedstrijd tegen River Plate. Bielsa is titularis maar bij zijn vuurdoop gaat hij volledig de mist in. Bij het eerste doelpunt van River verliest hij Hector Artico uit het oog en bij het tweede wordt hij gedribbeld door Alejandro Sabella. Het wordt 1-2 en Bielsa vliegt terug naar de reserven. Ploegmaat Carlos Picerni maakte het allemaal van dichtbij mee: “Marcelo was geen slechte speler. Hij was solide maar traag. Na zes maanden is hij uit eigen beweging vertrokken.” Op zijn 25e was de spelerscarrière van Marcelo Bielsa eigenlijk al voorbij.

Fiat 147

“Op een dag belde hij me en zei: kerel, ik weet wat we gaan doen, we schrijven ons in voor de richting lichamelijke opvoeding.” Aan het woord is zijn vriend José Falavella. “Natuurlijk was het niet zijn bedoeling om leraar LO te worden, maar voor zijn nieuwe grote project, trainer worden in de eerste klasse, wilde hij eerst een perfecte kennis hebben van het menselijk lichaam.” Met zijn diploma op zak verlaat Bielsa Rosario in 1982. Hij gaat naar Buenos Aires, waar Roberto Luqui, een vriend van de familie, hem een eerste trainerspost bezorgt bij Universidad de Buenos Aires (UBA). Daar zet hij zijn theorieën in de praktijk om: balbezit, driemansverdediging, oprukkende flankverdedigers, hoge pressing, constante beweging. Honderd procent aanvallend voetbal. Om dat te bereiken moet er afgezien worden. Met zeshonderd sit-ups per training.

De studenten van UBA zijn onmiddellijk vol bewondering voor hun nieuwbakken trainer. Ook voor Bielsa is het een positieve ervaring, maar hij wil meer. Op een dag klopt hij aan bij Jorge Griffa, hoofd van het opleidingscentrum van Newell’s Old Boys. Niet veel later ontstaat een onafscheidelijk duo: Griffa, de leermeester, en Bielsa, de leerling. Ze zijn op de club van ’s morgens tot ’s avonds, met één doel voor ogen: een revolutie ontketenen in het Argentijnse voetbal. Een onderdeel van het plan is om meer jongeren naar het opleidingscentrum te lokken. Bielsa doorkruist daarom heel Argentinië in een Fiat 147. Een tocht die hij aflegt in vijf etappes van vijfduizend kilometer. In elke dorp gaat El Loco op dezelfde manier te werk: hij zoekt de man met de meeste voetbalkennis en maakt van hem een contactpersoon.

In 1990 is het zover. In juli, wanneer de eerste ploeg van Newell’s met degradatie bedreigd wordt, krijgt Bielsa de functie waar hij al zo lang op aast, die van T1. Zijn eerste maatregel: het afzonderingsoord verplaatsen van het luxueuze Hotel Presidente naar het meer bescheiden Liceo Funes. Hij rechtvaardigt die beslissing als volgt: “Hoe kan ik van een speler die net uit een vijfsterrenkamer komt vragen dat hij alles geeft op het veld?”

Bielsa wint met Newell’s de titel in 1991 en 1992, maar hij is veeleisend voor zijn team. “Een gebrek aan talent kan ik mijn spelers nooit verwijten, maar als het op inspanningen aankomt, ben ik onverbiddelijk. Spelers moeten verrassen door onverwacht in de ruimtes te kunnen duiken. Aanvallen is voor mij een obsessie. Ik bekijk video’s om aan te vallen, niet om te verdedigen. Weet je waar mijn verdedigende theorie op neerkomt? ‘Iedereen loopt.’ Voor de balrecuperatie moet je gewoon vier à vijf regels respecteren, meer niet. Offensief voetbal daarentegen is oneindig. Lopen hangt louter af van de wil om het te doen, om te creëren is echter talent nodig.”

Drie jaar rouw

Marcelo Bielsa kiest meestal zorgvuldig de ploegen die hij wil trainen. Zijn favoriete profiel: een team met potentieel, maar in de schaduw van ‘de groten’. CF Atlas, Espanyol Barcelona, de Chileense nationale ploeg, Athletic de Bilbao, Olympique Marseille. Drie uitzonderingen bevestigen die regel. Eén: het Mexicaanse Club América, in 1995/96, een seizoen dat hij ongetwijfeld zo snel mogelijk wil vergeten. Twee: met Vélez Sarsfield, een van dé referenties in Zuid-Amerika in die tijd, maakt hij brandhout van de tegenstand en pakt hij de titel in 1998. En drie: de Argentijnse nationale ploeg. Dat is ongetwijfeld het hoogtepunt van zijn leven geweest, maar het draaide ook uit op zijn grootste mislukking.

Bielsa staat in totaal zes jaar aan het hoofd van het potentieel beste elftal ter wereld. Tijdens de WK-kwalificatiewedstrijden voor het WK 2002 haalt Argentinië een recordaantal punten, maar op het WK zelf vliegt de ploeg er al in de eerste ronde uit. De laatste beslissende wedstrijd tegen Zweden eindigt op een gelijkspel, nadat de Argentijnen een twintigtal doelrijpe kansen de nek omgewrongen hebben. In de catacomben van het Miyagi Stadium in het Japanse Rifu barst Bielsa na afloop in tranen uit voor de ogen van zijn spelers. “Hij probeerde te spreken, maar het ging niet, hij stortte in. Ik ben opgestaan en heb hem in mijn armen genomen. Daarna is iedereen me gevolgd, omdat hij een fantastische trainer was”, herinnert Germán Burgos, destijds de tweede doelman, zich.

Alvorens een stap terug te zetten leidt El Loco de Argentijnse nationale ploeg nog naar een olympische titel in 2004. Het is de eerste gouden medaille in 52 jaar voor de Argentijnse sport. Daarna trekt Bielsa zich terug, eerst in een gezondheidsoord in Puiggari, daarna in zijn landhuis in Máximo Paz. Drie jaar lang rouwt hij en weigert hij elk aanbod. Tot hij klaar is voor een nieuw avontuur…

DOOR LEO RUIZ IN BUENOS AIRES EN ROSARIO – BEELDEN: BELGAIMAGE

“In het voetbal is hij Pablo Picasso, maar daarnaast hoort hij eigenlijk thuis in een psychiatrisch centrum.” Claudio Olmedo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content