Aimé Anthuenis (68) legde aan de Durme de fundamenten van zijn carrière.

A imé Anthuenis: “Lokeren is voor mij de basis van alles. Ik ben er geboren en getogen. Mijn ouders werkten er als conciërges van een spinnerij. Die stelde zo’n driehonderd man tewerk. In die spinnerij zag ik hoe gewone mensen zware arbeid moesten verrichten, vele uren lang, in moeilijke omstandigheden, voor een klein uurloon. Ik kreeg daar veel respect voor zulke mensen.

“Op sportief vlak was Lokeren voor mij alles in die zin dat ik er als speler en als trainer voor het eerst een kans kreeg. Rond mijn elfde sloot ik me aan bij Racing Lokeren en als zestienjarige debuteerde ik in de eerste ploeg. Racing was de liberaal-socialistische club van de stad, terwijl Standaard Lokeren meer katholieke roots had. De twee clubs pendelden tussen derde klasse, vierde klasse en eerste provinciale.

“Negen jaar na mijn debuut maakte ik de fusie met Standaard mee. Samen met mijn broer ging ik op de weg nog slogans kalken tegen die fusie. Maar Sporting Lokeren kwam er en ging op Daknam spelen. Daar lag een veld dat door de stad was aangelegd, maar waarop alleen de brandweer of de politie af en toe eens voetbalde. En de piste eromheen werd enkel gebruikt voor windhondenraces.

“De nieuwe club kon rekenen op een serieuze financiële inbreng, in de eerste plaats van Etienne Rogiers. Toen de mensen zagen welke spelers plots gekocht werden en merkten dat we in de vierde klasse meteen meededen voor de titel, was de fusie rap aanvaard. Het protest ertegen was, achteraf bekeken, nogal kortzichtig.

“In de derde klasse werd ik kapitein, onder Jef Jurion, die was aangetrokken als speler-trainer, in die tijd de top van de top. Bij de promoties in de jaren nadien kocht Lokeren elke keer de beste spelers van zijn reeks. Een slim transferbeleid, want dat waren voetballers die de club aan het werk gezien had. De club dreef ook op het elan van bijzonder enthousiaste mensen. Op een bepaald moment kreeg Lokeren een ploeg met onder anderen PrebenLarsen, GrzegorzLato en WlodekLubanski, een Europees topteam.

“De promotie naar de eerste klasse maakte ik zelf niet mee. Na een zware knieblessure was ik uitgeweken. Enkele jaren later, in 1980, ging ik weer naar Lokeren. Ik kreeg er de kans om trainer te worden van de UEFA-ploeg. Dat was een voorrecht; in die tijd was zo’n UEFA-ploeg heel elitair. In Anderlecht had Paul Van Himst de job, en bij Ajax was het Aad de Mos. Daarnaast had ik het geluk dat Lokeren veel investeerde in zijn jeugd. We kwamen tot een prachtige groep, met onder anderen Didier en Dimitri Mbuyu.

“Toen ik in 1985 bij de eerste ploeg het roer mocht overnemen, was Larsen verkocht en Lubanski gestopt. Lokeren zat in financieel moeilijker weer en probeerde dat te compenseren met goede transfers; talenten zoeken, die opleiden en weer verkopen. Daarnaast moest ik vooral rekenen op jongeren die ik in de UEFA-ploeg bij mij gehad had. Dat het lukte om met die gasten in 1987 vierde te worden en een Europees ticket te behalen, blijft mij bij als een van mijn mooiste herinneringen aan Lokeren.

“Het was niet altijd een geschenk om dicht bij mijn thuis te werken. Elke keer als ik buitenkwam, spraken vijfhonderd mensen mij over het voetbal aan. Als het slecht gaat, werkt dat op je. Maar alles bij elkaar bracht Lokeren mij veel genot. Trainer kunnen worden in je eigen stad is iets wat je niet vergeet.”

DOOR KRISTOF DE RYCK

“In de derde klasse was ik kapitein onder Jef Jurion.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content