Roel Bellens was een bevoorrechte getuige van de ondergang van Lommel. Vandaag begeleidt hij mee de bedrijfsmatige reorganisatie van Lierse. ‘In België’, zegt de financieel adviseur, ‘wordt met veel maten en gewichten gewerkt.’

Er heeft, moest toenmalig voorzitter Roger Wijckmans snel opbiechten, in Engeland nooit een weldoener met zakken vol geld klaar gestaan voor Lommel. “Toevallig was ik die week in Engeland”, zegt Roel Bellens, “en die reis heeft de club verbonden met het project in Lommel. Ik heb het hen achteraf gevraagd : het was een smoes om de pers te paaien.”

Met zijn in Turnhout gevestigde bureau Strategus doet Bellens, tevens docent aan de EHSAL in Brussel, aan waardebepaling van projecten en bedrijven “via een strategische scenario-analyse op maat”. Voetbal is één van de 32 sectoren waarin het bureau actief is. Begin jaren negentig deed het al een waardebepaling bij de beursgang van Manchester United en ook enkele kleinere Belgische clubs uit de Kempense regio deden al een beroep op zijn diensten. Van toen hij als kind met de pastoor van Sint-Jozef Olen mee mocht naar de thuiswedstrijden, is Bellens een supporter van Lierse. Vandaag wordt hij er genoemd als versterking voor de raad van bestuur, al zegt hij zelf die boot af te houden. Ondertussen bereidt hij er wel mee het honderdjarig bestaan van de club voor (in 2006) en zette hij er op uitnodiging van scheidend clubmanager Herman Van Holsbeeck zijn marketingideeën uiteen op een sponsoravond.

Tijdens Lommel-Lierse op de eerste speeldag van het voorbije kampioenschap kwam Bellens in contact met de mensen van de Limburgse club. Nadat zij op 28 augustus 2002 een businessplan hadden gepresenteerd, klopten zij weer bij hem aan. “Dat plan zat boordevol fouten”, begrijpt Bellens het nog steeds niet. “Lommel realiseerde zich dat het met een accommodatieprobleem zat. Eén van de twee scenario’s voorzag de bouw van een volledig nieuw stadion in Balendijk, dat 17 miljoen euro zou kosten en plaats zou bieden aan 11.720 toeschouwers. Tot zover alles oké, maar het cijfer van 1250 business-seats en 10 skyboxen was niet realistisch. Ik weet namelijk wat je in het hinterland van Lierse moet doen om de hélft van dat aantal seats te verkopen. De commerciële inkomsten waren dus helemaal verkeerd ingeschat. Kortom, dat businessplan was volstrekt ongeloofwaardig. Ik weet dat ook de burgemeester van Lommel die opmerking heeft gemaakt. Daarop hebben wij voorgesteld om het gratis over te doen voor onze opdrachtgever.”

Die opdrachtgever was Dominique Nédée, zoon van de oprichter van de Paribas Bank en eigenaar van hotels, voor wie Strategus optreedt als adviseur. “Nédée”, zegt Bellens, “was bereid om in Lommel een project te financieren, op voorwaarde dat er een hotel met 73 kamers in mocht worden gebouwd. Behalve hij was ook de eigenaar van de zogenaamde Zwarte Markt van Tessenderlo, een grote overdekte hal waar allerlei zaken worden verhandeld en waarvoor een nieuw onderkomen werd gezocht, bereid een voorschot van één miljoen euro te betalen. Als je die twee kon combineren, had je twee miljoen euro voorschot, er was een Nederlandse partij die voor de projectontwikkeling zou instaan en ervoor zorgen dat er ook een stadion met kantoorruimte in kwam, en je had de gemeente die voor de grond moest zorgen.”

Dat investeerders brood zagen in zo’n groots project in de woestijn die Noord-Limburg heet te zijn, vindt Bellens nog zo gek niet. “Het stadion zou midden in één van de grootste industrieterreinen van Europa hebben gelegen”, zegt hij. “Lommel is één van de weinige regio’s met nog enorme mogelijkheden omdat er hectaren grond braak liggen. In Mol, Geel, Turnhout en Herentals is er wat dat betreft niks meer, daarom trekt iedereen richting Lommel, want daar alleen is er nog ruimte. De grootste transportoverslag van de hele Benelux zal er komen. Industrie betekent dat mensen ook moeten slapen en dus zijn er hotels nodig. In Lommel is momenteel één hotel : veel te weinig voor die stad. Als je dat kan integreren in een project met een markthal en een stadion dat om de twee weken achtduizend mensen ontvangt, betekent dat voor het hotel een meerwaarde, die mooi meegenomen is. Met de voetbalclub zou het de catering en de parking kunnen delen. Upside potential heet dat. Alles wel te verstaan op voorwaarde dat het hotel zelfbedruipend is en het hele project commercieel verantwoord blijft.”

Het is, houdt Bellens een slag om de arm, lang niet zeker dat alle betrokkenen ook tot een akkoord zouden zijn gekomen. Maar het minste wat Lommel had kunnen doen, vindt hij, is het voorstel bestuderen. “We zijn echter nooit meer uitgenodigd.”

Eind vorig jaar lichtte een revisor de financiële situatie van KFC Lommelse SK door. Uit zijn rapport van 12 december 2002 leert Roel Bellens dat de club over de laatste drie jaar een courant tekort van ongeveer 350.000 euro had. Op ontvangsten van 6,5 miljoen euro over dezelfde periode betekende dat een tekort van 5 procent. “Moet je daar een club voor kapot laten gaan ?”, vraagt hij zich af.

Uit het rapport blijkt ook dat Lommel, behalve een schuld van 1,2 miljoen euro en nog enkele kortetermijnschulden, zelf vorderingen had van iets meer dan één miljoen euro. Daarvan was, aldus Bellens, 700.000 euro direct inbaar, vooral bij klanten die nog moesten betalen. Conclusie ? “Slecht financieel beheer. Als je één derde van je begroting niet binnenkrijgt, is het niet moeilijk dat je in de problemen komt.” Opvallend, merkt Bellens op, is dat Lommel een oorspronkelijke begroting in evenwicht had (netto-resultaat : 11.210 euro), maar in de loop van het seizoen voor bijna 1,2 miljoen aanpassingen doorvoerde. “Niet minder dan 765.000 euro waren uitzonderlijke correcties op voorgaande jaren. Alleen al aan boetes ging het van 60.000 naar 126.000 euro. Er moet dus op een bepaald moment iets boven water gekomen zijn.”

Wat dat was, blijkt ook uit het rapport : een nagekomen aanslag van bedrijfsvoorheffing, btw en rsz voor een totaal van 868.000 euro. “Bovenop het courante tekort van 315.000 euro, zoals we dat kenden en wat gezien het budget geen abnormaal exploitatieverlies was, betekende deze erfenis een verviervoudiging van het negatief.” Wellicht, bedenkt Bellens, had het bestuur daar geen weet van en is dat de club fataal geworden. Want Lommel, stelt hij, had geen abnormale kosten en het leefde niet boven zijn stand. Een loonlast van 2 miljoen euro is niet overdreven, “al gaat het weliswaar om 65 procent van het budget.”

Als Lommel voor de naheffing een oplossing vindt, besloot de revisor in zijn rapport, dan is de club leefbaar. Bellens is het daar helemaal mee eens. “Die 868.000 euro hadden er overigens niet eens meteen moeten liggen. Je kan afspraken maken om dat over een aantal jaren af te betalen. Samengevat : de schuldpositie van Lommel bij de bond bedroeg ongeveer 1,2 miljoen euro, te verhogen met ongeveer 500.000 euro voor onder andere de leveranciers. Laat ons verder aannemen dat de club haar 700.000 euro aan vorderingen kon aanwenden om deze leveranciers te betalen en met de rest – plus ontvangsten min uitgaven van wedstrijden natuurlijk – het seizoen kon uitdoen, dan waren er dus voldoende middelen voorhanden. Op voorwaarde dat er een overeenkomst werd afgesloten met voornamelijk de belastingen.”

Bellens neemt het voorbeeld van Charleroi, dat zijn schulden over 50 maanden mag aflossen. “Het kan tendentieus klinken,” beseft hij, “maar cijfers liegen niet. Met dezelfde behandeling als Charleroi zou Lommel maandelijks slechts 24.000 euro moeten afbetalen, terwijl met de lopende inkomsten ruim de lopende uitgaven gedekt konden worden. Ik beweer helemaal niet dat Lommel oergezond was, en ook niet dat een dergelijk afbetalingsplan toegestaan zou worden. Maar dit bewijst wel dat er in België met veel maten en gewichten wordt gewerkt. En dat Vlaanderen en de Vlaamse clubs uiteindelijk in de kou staan, aangezien zij alleen het zullen zijn die het principe van de Europese licentie avant la lettre hebben toegepast.”

Pas in het weekend vóór Lommel zijn bondsschulden moest vereffenen, maanden na hun eerste contacten dus, zegt Roel Bellens, kreeg clubmanager Gaston Peeters van zijn bestuur weer het fiat om met hem te praten. “Wij hebben dan al het mogelijke gedaan om de projectontwikkelaars weer samen te brengen. De Nederlandse partij die alles zou coördineren, heb ik nog alle documenten bezorgd, maar één minuut na twaalf afkomen : heel fair is dat natuurlijk ook niet. Die maandag heb ik de hele dag gesprekken gevoerd. Toen ik ’s avonds thuiskwam, las ik op teletekst dat de voorzitter de spelers meegedeeld had dat de club in vereffening ging. ’s Anderendaags vertelde David Brocken in de krant dat er een schuld was van 4 miljoen euro. Kijk, dan kan je maar één ding doen : naar een aantal mensen bellen en zeggen : stop ermee, want we zijn ons belachelijk aan het maken.”

Bellens laat in het midden wie verantwoordelijk moet worden gehouden voor de neergang van Lommel. “Wellicht”, besluit hij, “heeft de laatste bestuursploeg niet willen opdraaien voor het slecht bestuur van haar voorgangers. Die naheffing viel veel te hoog uit. Anderzijds had zij zelf lang op voorhand werk moeten maken van een reddingsplan. Dat is niet gebeurd, en dát slecht bestuur kan hen dan weer worden aangewreven. Alleen Gaston Peeters is van bij het begin komen zeggen dat hij geloofde in ons plan. Volgens hem had Lommel slechts 15 miljoen frank nodig op dat moment. ‘Dat kan geen enkel probleem zijn,’ heb ik hem toen geantwoord, ‘maar wacht niet tot je het geld echt nodig hebt, want plannen maken, onderhandelingen voeren, contracten tekenen, dat duurt allemaal zijn tijd.’ Sindsdien waren wij in blijde verwachting, en dat zijn we gebleven.”

door Jan Hauspie

‘Ik beweer niet dat Lommel oergezond was, maar het zijn de Vlaamse clubs die in de kou staan.’

‘Als je één derde van je begroting niet binnenkrijgt, is het niet moeilijk dat je in de problemen komt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content