Wie zich verdiept in de geschiedenis van het EK merkt dat de invloed van het Angelsaksische voetbal op het eindtoernooi miniem was. Engeland stond twee keer op de rand van de finale, maar Wales, Noord-Ierland en Schotland waren tot dusver voetnoten in dit toernooi. Waarom?

Het klinkt gek voor een land dat zichzelf graag ziet als ‘thehome of football’, maar zaterdagavond stond Engeland tegen Rusland voor een grote uitdaging: voor de eerste keer zijn eerste wedstrijd op een EK-eindronde winnen. Daar waren de Engelsen, die in Marseille aan hun negende toernooi begonnen, nog nooit in geslaagd. De eerste wedstrijd leverde tot dusver vier nederlagen en vier gelijke spelen op.

Er is nog een andere opvallende statistiek. Nog nooit wonnen de Engelsen op het Europese vasteland een wedstrijd in de knock-outfase. In 1968 verloren ze in een eindronde met vier hun eerste wedstrijd, en zowel in 2004 als in 2012 gingen ze er twee keer uit in de kwartfinales met de strafschoppen. Alleen in 1996, voor eigen publiek, presteerde Engeland volgens de verwachtingen van pers en publiek. Ook toen maakten strafschoppen in de halve finale een einde aan hun toernooi. De huilende Paul Gascoigne is nog steeds hét beeld van dat EK. Alan Shearer maakte er onlangs voor de BBC nog een pakkende documentaire over. When football came home. Maar het zegt veel over de impact van Engeland op het EK dat het zich in zijn geschiedenis moet vastklampen aan dat ene toernooi, twintig jaar geleden. En dat het zich niet kan vastklampen aan winst, zoals Duitsland (3 keer), Spanje (ook 3 keer), Frankrijk (2), en Italië, Tsjecho-slowakije, Nederland, Denemarken en zelfs Griekenland.

Al veel stemmen bogen zich over het waarom. Te veel wedstrijden, te lang seizoen, te intens voetbal, vermoeide helden, …

Te weinig talent, oordeelde oud-international en analist Trevor Brooking over de vorige generatie, die in Brazilië faalde en al na de groepsfase naar huis moest. In een competitie met veel geld gaan de topteams voor de besten. Ongeveer 70 procent van de spelers in de Premier League is buitenlander en die barreren de Engelse talenten. Vooral in de voorlinie én in doel. Jaren was daar de spoeling dun, nu niet, enige hoop is dus gewettigd. Met JamieVardy en HarryKane zijn er eindelijk weer wat Engelse topschutters en de drie doelmannen zijn lang geen vliegenvangers.

Bondscoaches Fabio Capello en Sven- Göran Eriksson verschuilden zich na slechte resultaten achter het grote aantal wedstrijden, en het gebrek aan winterstop. Zij worden daarin al langer bijgetreden door Arsène Wenger, en recent haalden ook Jürgen Klopp en Louis van Gaal het aan als een argument. ‘Zo lang jullie geen winterstop invoeren, wordt het niks.’

In principe gaat dat argument niet op als het zou mislopen, toch niet inzake wedstrijden. Maar liefst 103 spelers op dit EK voetballen in de Premier League. Ook andere landen hebben daar dus last van. Statistici die de teams analyseerden, kwamen ook al tot de constatering dat de spelers uit de Spaanse nationale ploeg tijdens het voorbije seizoen meer wedstrijden en meer minuten speelden dan de Engelsen. In de kern van Engeland zitten 13 spelers die dit seizoen al meer dan 40 wedstrijden speelden. Bij Spanje zijn dat er 18, bij Frankrijk ook 13. De Duitsers zitten aan een vergelijkbaar aantal, maar hebben het voordeel dat zij die in de Bundesliga voetballen, nog wel konden genieten van een winterstop. Wat wel geldt voor Engeland is dat wedstrijden er intenser zijn en fysiek meer eisen van de spelers. Maar daar hebben dus steeds meer selecties last van, want Premier League en Championship leveren een kwart van de aanwezige voetballers.

Maar is fysiek of gebrek aan vakantie wel een excuus? De Denen vinden van niet. Er is al veel geschreven over de Deense vakantiegangers die in 1992 het EK wonnen, maar, zoals een analist op de BBC onlangs stelde, weinigen voegen eraan toe dat de Denen op dat moment net twee seizoenen na elkaar hadden gespeeld. Hun zomercompetitie in 1991 werd, na hervormingen, direct gevolgd door een wintercompetitie (1991/92) naar Europees model. De Denen hadden er dus nagenoeg anderhalf jaar non-stop voetbal op zitten. So far for fatigue.

Waaraan lag het dan wel? Gebrek aan talent, wellicht. Een hoge dosis pech ook, tenslotte gingen ze er drie keer uit met strafschoppen. Plus de druk van de media, die de Engelsen altijd met hoge verwachtingen opzadelen. Zelfoverschatting, dat ook, ze vinden in de Premier League dat het de beste competitie ter wereld is, maar misschien is dat wel tactische onzin. Een EK winnen is ook het tempo uit de wedstrijd kunnen halen. Kunnen counteren. En dat zijn twee zaken die veel minder aanwezig zijn in het Britse voetbal.

Antonio Carlo, een Spanjaard die in Schotland woont en al jaren werkt in het Spaanse en het Britse voetbal, ziet nog een andere reden: zeer slecht omgaan met een toernooi buitenshuis, op het vasteland. De mentaliteit kortom. Britten acclimatiseren zeer slecht. Hun enige WK wonnen ze in eigen land (in 1966), het enige EK waarop ze goed presteerden, was ook voor eigen publiek.

SCHOTLAND

De enige keer dat alle Home Nations – de vier landen van het Verenigd Koninkrijk: Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland op één toernooi samen aanwezig waren, was op het WK in 1958. Met de uitbreiding van het aantal deelnemers aan dit EK (tevoren ook een grote handicap voor de Britse deelnemers) leefde over het Kanaal even de hoop dat het ook dit keer zou lukken, maar Schotland faalde.

Ook bij de Schotten is er veel druk van de media, die de eigen ploeg met veel plezier fileren als het misloopt. En verder: een gebrek aan talent en aan middelen. In de jaren negentig hadden de Schotten hun laatste gouden generatie. Ze presteerden goed op de EK’s voor beloften en plaatsten zich zowel voor het EK in Zweden (1992) als voor dat in Engeland (1996), en ze gingen naar het WK in Frankrijk (1998). Daarna was het voorbij, er werden geen toptalenten meer gevormd. Die terugval was al merkbaar in de Europese bekers en zette zich ook door bij de nationale ploeg. Het competitieniveau daalde, en het wegvallen van de Rangers vanwege financieel gesjoemel uit de Schotse Premier League hielp evenmin. In 2012 werd de ploeg naar de kelder van het betaald voetbal teruggezet, pas sinds deze zomer zijn ze weer van de partij. Celtic was al die tijd alleenheerser en het niveau van de competitie klapte in elkaar.

WALES

Dat Wales zich voor het eerst voor een EK-eindronde kon plaatsen, heeft zogoed als alles te maken met de ontwikkeling van Gareth Bale, de Zlatan van Wales, die al in 2006 voor zijn nationale ploeg debuteerde. Bale was op dat moment 16 jaar en 315 dagen oud.

Hoe belangrijk hij is voor het team, mag blijken uit de voorbije kwalificaties. Hij scoorde daarin zeven keer en gaf twee assists. Wales maakte in de hele campagne… 11 goals. Omdat Real Madrid nog de finale van de Champions League speelde, miste Bale (net als Cristiano) de voorbereiding van zijn land op het EK. Het was meteen merkbaar aan de resultaten: drie nederlagen in vier wedstrijden, één gelijkspel. Bale kwam maar één keer, een goeie 26 minuten, in actie. Ter vergelijking: in de kwalificaties verloor het land alleen bij Bosnië-Herzegovina.

Maar anders dan in de periode van Ryan Giggs kwalificeerde hij zijn land dus wél voor een groot toernooi. Opmerkelijk: Giggs zien velen als de beste Welshe voetballer ooit, maar in het toplijstje met interlands voor zijn land staat hij niet eens in de top tien, ondanks een carrière van zestien jaar als international. Dat heeft te maken met zijn vele afzeggingen, onder meer onder invloed van Manchester United en Alex Ferguson. Giggs speelde 64 keer voor de nationale ploeg maar miste ook 36 wedstrijden met een blessure. Dat overkwam ook Bale, bij de start van dit toernooi 55 interlands, geregeld, maar anders dan bij Giggs heeft de Welshe voetbalfan het gevoel dat diens afhaken altijd om ernstige redenen was. Van de blessures van Giggs was niet altijd iedereen overtuigd.

DE IERSE KWESTIE

Net als Giggs zagen we ook nooit George Best, de beste Noord-Ier op een Europese eindronde. Noord-Ierland en Ierland (sinds 1921 afgescheiden van het Verenigd Koninkrijk) hebben vergelijkbare problemen: voetbal is er niet de belangrijkste sport (in het zuiden is dat rugby en gaelic football) én de eigen competitie stelt amper wat voor. Voetballers zijn er onbereikbare helden, jongens die ze alleen kennen van op tv. De favoriete teams komen niet uit Dublin of Belfast, maar heten Liverpool, Celtic of Manchester United. En je hebt, zo stelde onlangs een fan in de Irish Independent, meer kans om bij de kapper naast een rugbyspeler te zitten, dan om ooit een voetballer te zien. Vandaar de idolatrie voor het lokale.

De financiële middelen zijn er beperkt, de opleiding mager, de topteams zijn amateurclubs. In Noord-Ierland is het nog slechter dan bij de zuiderburen. Elke jongere droomt dan ook maar van één ding: zo snel mogelijk de Muir Éireann over, de Ierse Zee. De nationale ploegen zijn er geen paradepaardjes, de kers op de taart van het eigen voetbal, maar het werk van migranten, die zich ook vaak verslikken in Engeland en veel illusies armer terugkeren.

Af en toe gaan er stemmen op – zeker als het grote Engeland weer eens op een eindronde teleurstelt – om met een eengemaakt elftal Duitsland, Spanje of Frankrijk te gaan bekampen. Na het teleurstellende WK in Brazilië lanceerde de conservatieve MP Laurence Robertson nog eens dat debat. ‘Wales, Noord-Ierland en Schotland zijn niet goed genoeg.’ Robertson, uit Bolton en ooit schaduwminister voor Noord-Ierland, wilde een debat in het parlement losweken, maar dat kwam er nooit. En nu drie van de vier in Frankrijk aan de slag zijn, zullen de plannen allicht nog wel wat verder afkoelen. Tenzij ze allemaal na ronde een naar huis zouden gaan…

DOOR PETER T’KINT – FOTO’S BELGAIMAGE

Dat Wales zich voor het eerst kon plaatsen, heeft alles te maken met de ontwikkeling van Gareth Bale.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content