Hij verblijft al een tijdje in België en straks wil hij zich ook op de Belgische voetbalvelden waarmaken. Kennismaking met Nicolas Frutos, de Argentijnse spits van Anderlecht.

Met zijn lange blonde haren : de look heeft hij. Nicolas Frutos (24) moet het publiek van Anderlecht nu alleen nog overtuigen met prestaties op het veld. Vanwege zijn gestalte vergelijken velen hem al met Jan Koller, al doet men de Tsjech daarmee toch een tiental centimeter oneer aan.

Sinds begin november verblijft hij hier. De Argentijnse competitie zat er toen op, dus kon Frutos, in afwachting van zijn Belgisch debuut bij de hervatting in 2006, beter al naar hier afzakken. Om te wennen aan zijn nieuwe omgeving, om op de trainingen van Anderlecht zijn nieuwe ploegmaats te leren kennen.

Wat zijn je eerste indrukken ?

Nicolas Frutos : “Ik stel vast dat Anderlecht een zeer grote club is, die veel sympathisanten telt en steunt op een solide basis. En ik constateer dat de spelerskern uitgebreid is. Maar dat is nodig als men ambitieus is. Een topploeg moet het hele jaar door topprestaties kunnen leveren. Ik ben niet wezenlijk verrast door wat ik hier zie. Ik had me eraan verwacht bij een instituut van dit kaliber te belanden.”

Zeg je trots.

“Zeker. Het is altijd een grote eer als de grootste voetbalclub van een land, om het even welk land, zich voor jou interesseert. In Argentinië heb ik ook voor twee gereputeerde clubs gevoetbald en daar ben ik net zo zeer bijzonder trots op.”

Je wordt hier al als de nieuwe Jan Koller beschouwd. Vind je dat vervelend ?

“Helemaal niet. In Argentinië zeggen ze : als men je met iemand vergelijkt, wil dat zeggen dat je ook iets betekent. Als je met iemand wordt vergeleken, is dat dus een reden om trots te zijn. Maar het is natuurlijk duidelijk dat elke speler zijn eigen, individuele eigenschappen heeft. Jan Koller heeft al heel veel bewezen : bij Anderlecht, bij Dortmund, in de Champions League. Op het niveau van de Champions League heb ik nog alles te bewijzen.”

Maar vind je dat jullie stijl van voetballen vergelijkbaar is ?

“Ik denk het wel, er zijn zeker gelijkenissen tussen ons. Maar er is een andere voetballer die ik persoonlijk bijzonder apprecieer : Hernán Crespo. Ik heb hem al dikwijls geobserveerd en ik probeer het beste van hem over te nemen. Niet dat hij mijn model is, neen, zo ver zou ik het niet willen drijven. Ik probeer van iedereen wat op te steken. Niettemin denk ik dat Crespo op dit ogenblik de beste aanvaller van Argentinië en misschien wel van de wereld is.”

Je bent geboren in Santa Fe.

“Santa Fe is een stad van 500.000 inwoners en ligt vijfhonderd kilometer ten noorden van Buenos Aires. De stad is bekend om zijn klooster. Santa Fe telt ook twee voetbalclubs die elkaars erfrivalen zijn : Colón en Unión. Ik heb altijd de kleuren van Unión verdedigd. Daar begon ik te voetballen toen ik vijf jaar was.”

Vijf jaar ! Vanwaar die voetbalmicrobe ?

“In Argentinië is dat iets natuurlijks. Op elke hoek van de straat liggen er voetbalvelden. Daar lopen altijd kinderen te voetballen. Ik weet niet of ik een aangeboren voetbaltalent had. Misschien ben ik op sommige gebieden begaafder dan anderen, maar ik denk dat ik vooral vooruitging door hard te werken en op basis van ervaring. Bij de jeugdelftallen speelde ik op verschillende posities, uiteindelijk heb ik mijn weg gezocht en gemaakt als aanvaller. Ik was van jongsaf groot van gestalte en ik scoorde gemakkelijk. Tussen school en voetbal was de keuze vlug gemaakt. Ik veranderde zelfs van school omdat dat beter uitkwam voor mijn voetbaltrainingen. Niet dat ik mijn studies verwaarloosde, maar ik besloot toch vlug om voorrang aan het voetbal te geven.”

Bij Unión debuteerde je op negentienjarige leeftijd in de Argentijnse eerste klasse.

“Dat weet ik nog zeer goed. Het was op 31 juli 2000 en die eerste match ging tegen de Chacarita Juniors. En mijn tweede match was al meteen tegen de beroemde Boca Juniors. We verloren met 1-0, maar die wedstrijd blijft een belangrijk souvenir voor mij. Al moet ik zeggen dat ik in moeilijke omstandigheden debuteerde : de ploeg moest vechten tegen de degradatie. Tegenwoordig speelt Unión trouwens in de tweede klasse. En ik moet ook toegeven dat ik niet meteen doorbrak. Zoals zoveel jongeren pendelde ik eerst een tijd tussen veld en bank. Ik moest hard knokken voor een stamplaats in het elftal. Maar dan begon ik ineens vlot te scoren en na twee jaar als profvoetballer leverde me dat een mooie transfer naar San Lorenzo op.”

San Lorenzo is een club uit Buenos Aires.

“Dat klopt, en het is een van grootste vijf clubs van Argentinië. Ik draaide daar een zeer goed seizoen. Na zes maanden veroverde ik met San Lorenzo de Copa Sudamericana, dat kan je vergelijken met de UEFA-beker. Mijn eerste ervaringen bij mijn nieuwe club vielen dus bijzonder goed mee. Ik werkte samen met topspelers en ik kreeg veel speelgelegenheid. Helaas, in het tweede seizoen liep ik een blessure op en speelde ik minder.”

Waarna je aan je eerste Europese avontuur begon : bij Las Palmas, in de Spaanse tweede klasse. Alleen draaide de droom er uit op een nachtmerrie.

“Nachtmerrie, dat is overdreven. Maar het is correct dat het een lastig seizoen werd. In dat ene seizoen versleet de club vijf trainers en drie voorzitters : daarmee is eigenlijk alles gezegd. Ik speelde er ook niet veel. De ploeg hanteerde doorgaans een 4-5-1. Met één spits dus, en voor die ene plaats lag ik in concurrentie met Rubén, die momenteel voor Deportivo La Coruña voetbalt en die dat seizoen 22 doelpunten maakte. Zelf scoorde ik slechts één keer, maar hoe kan je aan meer goals komen als je meestal op de bank zit ?

“Ik geef het toe, dat seizoen op de Canarische Eilanden was geen pretje. Het voetbal in de Spaanse tweede klasse valt bovendien langs geen kanten te vergelijken met wat er in de Liga wordt getoond. In de Spaanse tweede klasse wordt zeer fysiek en gemeen gevoetbald. Ik heb er op alle niveaus afgezien. Ik moest er vechten op het sportieve vlak en ik moest soms weken wachten op mijn loon. En ik moest bijna een eeuw wachten op een telefoontje van de persoon die me bij Las Palmas had gebracht, maar die zich nadien niks meer van me aantrok. Het leek hem zelfs niet te interesseren of ik nog in leven was.

“Nu goed, ik probeer positief terug te kijken op die periode. Ik ben bij Las Palmas sterker en als mens rijper geworden. Ik heb er mijn karakter gestaald en ook heb ik geleerd om de mensen uit mijn omgeving beter te doorzien. Ze waren er niet allemaal op uit om te helpen, zoals ze pretendeerden.”

Positief is ook dat je kon terugkeren naar een Zuid-Amerikaanse topclub : het vermaarde Independiente.

“Ja, maar niet meteen. Eerst bracht ik nog zes maanden door bij Gimnasia y Esgrima, een club uit La Plata die tegen de degradatie moest vechten. Ik had daar voor een jaar getekend en na zes maanden was het bestuur zo overtuigd dat het me voor twee bijkomende seizoenen wilde laten tekenen. Net op dat moment kwam Independiente op de proppen. Een voorstel van zo’n club weiger je uiteraard niet.”

Een club met een naam als een klok, inderdaad. Maar toch niet wat een club uit het verleden ? Tegenwoordig zwaaien Boca Juniors en River Plate de plak in het Argentijnse voetbal.

“De gloriejaren van Independiente liggen effectief in de jaren zestig en zeventig. Tegenwoordig kent de club financiële problemen, zoals zoveel Argentijnse clubs. Maar Independiente blijft een mythe en de club is bezig zich te herstellen. De nieuwe voorzitter heeft orde in de chaos geschapen. En het is een immens populaire club. Op het vlak van aantal supporters de derde ploeg van het land, na Boca Juniors en River Plate.”

Een prijs heb je met Independiente niet gewonnen.

“Dat kon moeilijk, ik heb er slechts acht maanden gespeeld. Daarna ben ik naar Anderlecht vertrokken.”

Het komt precies niet op een club meer of minder aan. Anderlecht is al je zesde werkgever. Of is dat typisch Argentijns ? Sergio Sanchez is met La Louvière al aan zijn tiende club toe.

“Ik denk inderdaad dat het een typisch Argentijns verschijnsel is. De Argentijnse clubs zwemmen niet in het geld, ze moeten spelers verkopen om rond te komen. En de speler van zijn kant wil zich natuurlijk ook verbeteren, zowel sportief als financieel. Ik meen dat ik tot dusver bij elke transfer een stap vooruit heb gezet, ook al is mijn passage bij Las Palmas niet verlopen zoals ik had gehoopt.”

Wat dacht je toen Anderlecht contact zocht ?

“De eerste contacten dateren van de maand augustus, bij het begin van de Belgische competitie. Independiente wilde me toen niet loslaten, de club oordeelde dat ze me nodig had. Anderlecht keerde in september of oktober terug. Dan raakten de clubs het wel eens over een transfer. Het interesseerde me wel om naar België te komen. Ik zie dat als een belangrijke fase in mijn carrière. Anderlecht is bekend in Argentinië : de belangstelling voor het voetbal is in mijn land zeer uitgebreid en beperkt zich niet tot de Spaanse Liga of het Italiaanse calcio. De wedstrijden van de Champions League, bijvoorbeeld, worden geregeld door de Argentijnse televisie uitgezonden.”

Oei, toch de wedstrijden van Anderlecht niet ? Intussen zag je je nieuwe ploeg al verscheidene keren aan het werk. Wat kan je dit team bijbrengen ?

“Ik zal proberen me in de groep te integreren en de ploeg helpen te winnen. De concurrentie zal hard zijn, dat besef ik. Maar om kampioen te worden, wat toch de ambitie is, heb je iedereen nodig. Op training proberen de ploegmaats me op mijn gemak te stellen. Ik heb niet vlug hinder van heimwee. En ik maakte in mijn carrière al zoveel trainers mee dat ik alle spelstijlen aankan.”

Welke trainer imponeerde je tot dusver het meest ?

“Zonder twijfel Luis Cesar Menotti. Ik werkte met hem samen bij Independiente. Zijn kennis van het voetbal is immens en daarnaast heeft hij ook enorme menselijke kwaliteiten. Het is in Argentinië een legendarische trainer. Hij is met Argentinië wereldkampioen geworden. Momenteel zit hij zonder club.”

Je kunt pas in januari debuteren : was je zelf vragende partij om al zo vroeg naar België te komen ?

“Absoluut. Ik denk dat zo’n lange periode belangrijk is voor mijn integratie. De dag dat de trainer me nodig heeft, moet ik er klaar voor zijn. En er vallen ook veel administratieve formaliteiten te regelen.”

Je voetbalt voor het eerst in een land waarvan je de taal niet spreekt. Is dat een handicap ?

“We zien wel. Ik moet me aanpassen, ik zal zeker inspanningen leveren om Frans te leren. Nederlands zal wat moeilijker zijn.”

Met hoeveel ongeduld wacht je op je eerste speelkans ?

“Spelen is altijd het opperste plezier voor een voetballer. Maar goed, ik zal rustig mijn beurt afwachten.”

Veel Argentijnen hebben een grenzeloze bewondering voor Diego Maradona. Hoe zit dat met jou ?

“Ik ontsnap niet aan die algemene regel. Niemand heeft zoals Maradona de geschiedenis van het Argentijnse voetbal bepaald. Hij is het idool van het hele land. Ik smaakte het geluk om met hem te mogen praten en ik bewaar daar onvergetelijke souvenirs aan. Hij inviteerde me in zijn televisieprogramma en nadien nodigde hij me zelfs uit op zijn verjaardagsfeestje. Dat zijn momenten die een mens niet vergeet.”

Ligt de nationale ploeg van Argentinië binnen je bereik ?

“Ik bracht enkele maanden bij de min 20-jarigen door en ik trainde al met de A-ploeg, maar ik speelde nog geen officiële match voor Argentinië.”

Misschien op het WK in Duitsland ?

“Ik zou wel willen, maar ik moet me niet te veel illusies maken. Er lopen in Argentinië enorm veel voetballers rond en vooral enorm veel goede spitsen. De concurrentie is moordend, vooral in de aanval. Het ontbreekt de nationale ploeg zeker niet aan valabele aanvallers.”l

DANIEL DEVOS

‘IK MAAKTE IN MIJN CARRIèRE AL ZOVEEL TRAINERS MEE DAT IK ALLE SPELSTIJLEN AANKAN.”ALS ZE ME VERGELIJKEN MET JAN KOLLER, WIL DAT ZEGGEN DAT IK ZELF OOK IETS BETEKEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content