Twee jaar zonder overwinning en de bijbehorende bakken kritiek kunnen Peter Van Petegem niet uit zijn evenwicht brengen, maar het vertrek van zijn maatje Serge Baguet valt hem zwaar.

Neen, het was niet goed dit jaar. Het verhindert niet dat Peter Van Petegem ook deze winter gewetensvol zijn tienduizend kilometer zal afmalen om vol vertrouwen die ene sacrale week in april tegemoet te treden. In de vorige editie van de Ronde van Vlaanderen was Tom Boonen te sterk en misschien ook net ietsje slimmer. Een week later stond een beslijkte kassei-strook op 120 kilometer van de streep succes in Parijs-Roubaix in de weg. Tien renners tegen de grond, daar hielp geen remmen meer aan en Van Petegem moest even later uit koers met scheurtjes in het bekken.

Vijf volle maanden werd er van de Peet weinig of niets meer vernomen maar op zondag 25 september, in de straten van Madrid, stond hij er weer. Of beter : hij vloog. Tegen tachtig per uur, aldus Boonen, die het spektakel vanop de eerste rij kon gadeslaan. In de laatste kilometer van het WK deed Van Petegem datgene wat iedereen van hem verwachtte, maar waarvan weinigen geloofden dat hij het ook echt zou doen. Met een ultiem machtsexploot bracht hij Boonen opnieuw bij de koplopers. De rest van het verhaal kent u.

“Je kan op kop rijden en gemotiveerd op kop rijden”, zegt Boonen. “Op het WK heeft dat het verschil gemaakt tussen winst en verlies.”

Peter Van Petegem : “Ik denk dat Boonen en ik zeer goed weten wat het verschil is (lachje). Achteraf bekeken is het ongelooflijk dat we terugraakten, want vooraan is er serieus gekoerst. Toen Bettini en Vinokourov wegreden, hebben Zaballa en ik een inspanning van vijftien kilometer gedaan. Die Zaballa reed ook redelijk rap. Het was een heel bochtig stuk parcours en we kwamen echt niet dichter. Ik dacht dat het naar de vaantjes was, maar toen kwam Aerts helpen en ging het beter.”

Je zou nog nooit zoveel pijn hebben geleden als in die laatste kilometer.

“Ik ben redelijk diep geweest, ja (lacht), maar de laatste twee kilometer kregen we vleugels. In de bocht kwamen we erbij, erop en erover en Boonen won. Ik denk dat het voor hem misschien de gemakkelijkste zege geweest is. Pas op, hij was de sterkste, gewoon al door het feit dat hij nog bij dat groepje zat. Ik heb hem de hele tijd gezegd : ‘Geen trap te veel geven, enkel de sprint telt.’ Dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft zich geen enkele keer laten verleiden om mee te rijden. Want mannen als Valverde, je moet ze nog altijd kloppen na 260 kilometer.”

Wist je zeker dat Boonen zou winnen in de sprint ?

“Ja. In de voorlaatste ronde kwam hij zeggen : ‘Oké.’ Toen wist ik genoeg. Als we erbij kwamen, was het in de sacoche. Maar het was een groot twijfelgeval (lacht). Ik twijfel niet snel, maar op het WK heb ik gedacht dat we het niet zouden halen. Voor mij was het die laatste twee rondes : Boonen of niets. Daar ben ik correct in. Er zijn er een paar gaan demarreren, maar persoonlijk vond ik het beter als iedereen gewoon op kop reed. Had Tom nu niet gewonnen, dan zouden er toch een paar woorden gevallen zijn. Nu is de puzzel in elkaar gevallen en heeft de ploeg perfect gereden. We waren mee in de ontsnappingen, maar in feite zie ik dat niet graag. Als Devolder en Gilbert mee zijn in de ontsnapping, dan verlies je wel twee mannen in de achtervolging. En in de kopgroep mogen ze niet meewerken omdat Boonen achteraan zit. Als je tegen iemand als Stijn Devolder zegt : ‘Rij vanaf honderd kilometer van het einde op kop’, die jongen zou zich nogal uitgeleefd hebben. Omdat hij weet dat het om de overwinning gaat. Ik heb in de weken voor het WK maar één ding voor ogen gehouden : de sprint. (Nadrukkelijk.) Alléén de sprint.”

Je bent bewust niet meegesprongen met Bettini en Vinokourov omdat je wist : als we erbij komen, wint Boonen.

“Inderdaad.”

Als je meespringt, heb je misschien wel kans om zelf wereldkampioen te worden.

“Dat zou heel moeilijk geweest zijn. Ik was heel goed, maar niet goed genoeg om deze wedstrijd af te maken op die manier. Om mannen als Vinokourov en Bettini te kloppen moet je meer dan honderd procent zijn. Ik was perfect, maar niet perfect genoeg en dat wist ik.”

Hoeveel zelfbeheersing moet je aan de dag leggen om je eigen kansen – al was het dan maar om een podiumplaats – op te offeren ?

“Ergens doe je het ook voor de waardering : dat je iemand bent die zijn woord houdt. Iedereen weet nu welke ingesteldheid ik heb. Ik heb Boonen altijd gezegd dat ik er zou staan en dat ik mijn taak zou vervullen. En tot welke ploeg hij ook behoort, zijn overwinning is goed voor het hele wielrennen in België.”

Quick-Step en Davitamon-Lotto zijn niet bepaald bevriende ploegen. Voelt het ergens niet tegenstrijdig dat je ‘een concurrent’ helpt om wereldkampioen te worden ?

“Quick-Step of niet, dat maakt voor mij niks uit, op dat ogenblik behoor ik tot de Belgische ploeg. De Belgen zijn op dat gebied altijd heel gemakkelijk : dat komt bij elkaar en dat klikt. Het is bij ons niet op zijn Italiaans (lacht).”

Binnen je eigen ploeg rommelde het anders ook behoorlijk de afgelopen maanden. Je goede vriend Serge Baguet vertrok met slaande deuren naar Quick-Step.

Echtgenote Angélique : “Tranen met tuiten hebben ze gehuild !”

Van Petegem : “En de vrouwen niet, zeker ? (Lacht, denkt vervolgens even na.) Hoe is dat gekomen ? Twee jaar terug, bij de eerste gesprekken met Marc Coucke, heb ik al gezegd dat Serge en Wim Van Sevenant erbij moesten zijn. Baguet was daarin een heel moeilijke kwestie. Uiteindelijk kwam het in orde, maar financieel kreeg hij een serieuze klop. Hij heeft er dan ook voor gekozen om maar voor één jaar bij te tekenen. Toen voelde ik al dat Serge niet echt welkom was en dat hebben we het jaar nadien ook allebei ervaren. Als je zo afgestoten wordt, doet dat pijn.

“Serge heeft zich echter schitterend herpakt en reed een superjaar. Hij won meteen twee etappes in de Ruta del Sol, werd Belgisch kampioen. Ik had echt het gevoel dat we vertrokken waren om tot het einde van onze carrière samen te blijven. Maar meteen na het BK wist ik al dat het niet pluis was. Ze moesten hem niet meer hebben. De onderhandelingen beginnen, maar je wordt snel gewaar wanneer je ergens niet meer welkom bent. Oké, Serge is 36, maar ouderdom speelt geen rol. Ik heb Johan Bruyneel al dikwijls horen zeggen dat Ekimov een van de belangrijkste pionnen in zijn ploeg is omwille van ingesteldheid, al is hij veertig jaar. Voor mij was Baguet ook zo iemand binnen de ploeg. Hij is keihard en tussen ons klikte het gewoon. Ik weet dat er een paar mensen binnen de ploeg hetzelfde over denken als ik, maar die het niet kunnen zeggen. Die dat bij Coucke niet konden verwoorden dat Baguet toch een be-langrijk persoon is.”

Marc Sergeant bijvoorbeeld ?

“Ik denk dat die er te weinig op gehamerd heeft. Oké, dat is zijn taak, maar hij weet heel goed dat ik, euh, heel misnoegd was. De dag dat ik hoorde dat Serge naar Quick-Step kon, heb ik gezegd : niet twijfelen. Dan ben ik ook keihard, met pijn in het hart. Als zo’n ploeg je vraagt, dan is dat toch een teken dat ze weten wat je waard bent. Baguet gaat niet naar Quick-Step om nog een resultaat neer te zetten, hé. Maar op hem kan je rekenen voor de ploeg. Achteraf zeiden ze dan binnen Davitamon dat ze evenveel hadden willen doen als Quick-Step, maar dat is achteraf. Het is daarvóór al begonnen. Zelfs op het kampioenschap zelf al. Voor mij was dat een hele, hele grote overwinning, maar in de ploeg voelde je dat ze liever iemand anders hadden gehad.”

Heb je je onvrede binnen de ploeg uitgesproken ?

“Ik had nog een contract, wat kon ik doen ? Mijn contract openbreken, maar financieel zou ik mezelf dan veel kwaad gedaan hebben. Tenzij er een ploeg kwam die dat allemaal voor mij regelde.”

Heb je overwogen om het zo hard te spelen ?

“Hier en daar wel, ja. Maar het zou niet zo gemakkelijk gegaan zijn als bij Axel Merckx (die in onderlinge overeenstemming naar CSC vertrok, nvdr), hoor (lacht).”

Heb je er met Coucke over gepraat ?

“Ik heb met Coucke gesproken en ik heb na het kampioenschap gezegd wat mijn eisen waren. Eén daarvan was het contract met Baguet rondmaken. Dat is niet gebeurd. Ik begrijp Coucke, als hij echt zijn ploeg wil oprichten…”

De vraag is of het wel de taak van de sponsor is om de ploeg samen te stellen.

“Je kan hem niet tegenspreken, hé, de resultaten zijn er. De ploeg draait. Maar Baguet was een moeilijk geval voor mij. Oké, ik heb dit jaar een minder jaar, misschien wilden ze er daarom ook niet op ingaan. Ik heb tegen Serge gezegd : ‘Je moet gaan voor je eigen carrière.’ Voor hem deed het ook enorm pijn. Het was een heel moeilijke beslissing waar ik hem echt in heb moeten helpen. ‘Bel toch naar Lefevere’, heb ik gezegd (lacht).”

Baguet heeft achteraf zwaar uitgehaald naar het befaamde bonussysteem binnen de ploeg. Dat zou vooral voordelig zijn voor de ‘gatlikkers’.

“Dat bonussysteem, ach. Het wordt nu zo overroepen door de pers, maar het heeft altijd bestaan. Vroeger was er bij een overwinning van bijvoorbeeld de Ronde van Vlaanderen een premie van de sponsor. Die werd gelijk verdeeld onder de renners die meededen in de Ronde. Nu wordt het anders verdeeld en moeten de vier ploegleiders punten geven per renner. De ene krijgt zes op tien, de andere zeven. Ik denk daar anders over : als je met een ploeg rijdt, dan moet die ploeg beloond worden. Dat vind ik correct.”

Een meer individueel systeem motiveert de renners niet om harder te werken voor de ploeg ?

“Neen. Ik heb nog nooit geweten dat je op de fiets bezig bent met een bonus van een paar duizend euro en dat je daar dan rapper van gaat rijden. Zo’n systeem geeft nogal wat wrijvingen binnen de ploeg. Je moet eens komen kijken als het uitbetaling is, precies kleine kinderen. Normaal is het voor iedereen geheim wie wat krijgt, maar de renners komen goed overeen, natuurlijk wordt er vergeleken : ‘Ah, die krijgt zoveel en ik maar zoveel.’ Er zijn er wel een paar uitleg gaan vragen, maar dan krijg je moeilijke antwoorden, hé.”

Bij wie zijn jullie uitleg gaan vragen ?

“Eerst bij de ploegleiders, daarna bij Sergeant. McEwen, Steels en ik zijn ook naar Coucke gestapt. Die kleine renners kunnen moeilijk bij de grote baas gaan zeggen dat het bonussysteem niet klopt. Maar we hebben niet echt een uitleg gekregen.”

Je zorgt graag voor je ploegmaats.

“Dat vind ik belangrijk, ja. McEwen doet dat ook, hij is echt zo iemand geworden. Voor de selectie van de Tour stelt hij ook zijn eisen, net zoals ik met de Ronde van Vlaanderen. Vanaf januari moeten die renners al rond mij hangen. Ik moet daarmee bezig zijn. Ik ben geen eenzaat, ik weet dat ik die mannen nodig heb. Vandaar dat ik ook bezig ben met die bonussen. Ik kan evengoed zeggen : ‘Jongens, zoek het uit. ‘”

Met de generatie Boonen maak jij nu een wissel van de macht mee. Hoe voelt dat ?

“Ik heb daar nooit een wrang gevoel bij gehad. Als ik volgend jaar Boonen kan kloppen in de Ronde van Vlaanderen, zal dat een grotere voldoening zijn dan dat ik tegen een Fransman win. En de dag dat ik Boonen niet meer kan kloppen, moet ik ermee stoppen (lacht). We zullen volgend jaar zien. Ik voel me nog steeds goed. Leeftijd is nooit een probleem, of je nu dertig of veertig bent. Het kopke moet nog willen. Als het minder begint te lopen, is er altijd een reden : dat je minder getraind hebt of minder goesting had. Ik weet zeker dat ik volgend jaar kan meestrijden.”

Je denkt dus nog helemaal niet aan stoppen ?

“Ik heb ooit gezegd dat ik op mijn 33ste zou stoppen, maar toen het zo ver was, had ik net twee jaar verloren met die Mercury-affaire. Intussen weet je ook wat je nodig hebt, die twee spruiten (wijst op zijn zoontjes Axandre en Maurits) lopen hier rond, dat is anders dan wanneer je 25 bent. Als je jong bent, dan leef je. Als je privé-problemen hebt, ga je koersen in het buitenland en je bent weg. Eenmaal je getrouwd bent en kinderen hebt, begin je toch anders te denken en besluit je : ik heb toch een heel goed leven. Als je kleine vraagt : ‘Papa, ga je nog een keer de Ronde van Vlaanderen winnen ?’, dan motiveert dat. (Denkt na.) Eigenlijk is mijn carrière er eentje van ups en downs. Privé-problemen in het begin, daarna vond ik het geluk met Angélique en toen kwamen de problemen met Mercury.”

Van ups en downs gesproken : hoe evalueer je je voorbije seizoen ?

“Een ontgoocheling. Oké, de Ronde van Vlaanderen was goed, het WK ook en in Parijs-Roubaix had ik pech, dat lag niet aan mezelf. Maar ik hoop volgend jaar toch een beter seizoen te maken. Ik kan moeilijk zeggen dat ik dit jaar goed gereden heb. Nu, als ik echt niet meegespeeld had in de Ronde van Vlaanderen, dat was pas een ramp geweest.”

Als je terugkijkt op de Ronde van Vlaanderen van dit jaar, zou je dan nog alles hetzelfde doen ?

“Ik heb niks verkeerd gedaan, maar in feite moest ik op de Muur nog ietske meer doorgetrokken hebben. Ik heb daar te lang op kop gereden, aan een vrouwentempo in feite (lacht). Daar heb ik een kleine fout begaan. Achteraf zag ik hoe er daar een paar in de wielen zaten te sterven, die had ik er moeten afschudden. Iemand als Zabel bijvoorbeeld. Nu zat Klier gevangen omdat hij voor Zabel moest rijden. En die demarrage van Boonen, ja. Had ik het geweten, dan was ik meteen meegegaan. Ik demarreer en Boonen countert heel sterk. In een fractie van een seconde dacht ik : ik spring niet constant mee, als ik weer ga, vertrekt Klier, dus laat hem ook maar eens een gat dichtrijden. En Klier ging, maar hij ging niet (lacht). (Zet zijn duim op zijn kin.) Hij kon niet meer.”

Andreas Klier is je vaste trainingsmaat. Heb je helemaal niet met hem gepraat ?

“Weinig. Tot de Muur hebben we echt moeten koersen om een beetje voorsprong te krijgen, en op de Bosberg viel Boonen aan. (Zwijgt even.) Daar was ik van geschrokken. Ik moet zeggen dat hij mij daar bekoord heeft. Op dat moment wist ik dat het heel moeilijk zou worden. Tom heeft zijn eerste klassieker op een grandioze manier gewonnen. Hij heeft het niet gekregen. Ik vond het een schitterende wedstrijd, maar ik had liever zelf bovenaan het podium gestaan. Tom zal ook nog ondervinden dat er een wereld van verschil ligt tussen twee klassiekers winnen of geen. Nu, zijn voordeel is dat hij ieder jaar koersen zal winnen. Hij zal jaren hebben waarin hij geen klassieke zege pakt, maar misschien vijftien koersen wint. Dat is bij mij niet zo.”

Je zou kunnen proberen om wat meer kleinere koersen te winnen.

“Doe ik ook, maar een wedstrijd als Zottegem of Overijse winnen is soms moeilijker voor mij dan de Ronde van Vlaanderen. Heel veel renners kunnen tegenwoordig koersen aan van 170, 200 kilometer, waardoor ik in dat soort van wedstrijden minder gemakkelijk het verschil kan maken. Ik ben ook niet iemand die van in het begin in de ontsnapping zit.”

Waarom niet ? Omdat je dat niet wil, of omdat je het niet kan ?

“Voor een deel is dat mijn karakter, voor een deel omdat het ook niet van mij verwacht wordt. Als ik plots meeschuif in een lange ontsnapping, dan zal iedereen zeggen : ‘Wat doet hij nú ?’ Bovendien ben ik een diesel : ik moet in de eerste uren van de wedstrijd een beetje warm kunnen draaien.”

Door je manier van voorbereiden en koersen kreeg je ook dit jaar weer bakken kritiek over je heen. Raakt dat je echt niet ?

“Twee jaar geleden, toen ik die twee klassiekers won, heb ik gezegd : ‘Ik heb alles bereikt wat ik wilde, al wat er nu nog bijkomt, is meegenomen. Komt er niks meer bij, ook goed.’ Er is niemand die mijn carrière nog kan afbreken. Ik amuseer mij nog heel goed, het WK was voor mij een topper. Bovendien : fietsen is mijn job. Ik verdien er mijn boterham mee. Ik denk dat het voor een renner als ik moeilijker is om te stoppen dan voor iemand die zijn hele carrière alleen maar meegereden heeft. Kijk naar Museeuw en Tchmil : hoe dikwijls hebben zij hun afscheid niet uitgesteld ? Met het ouder worden realiseer je je meer en meer wat een prachtjob dit eigenlijk is.”

Jij hebt nog nooit overwogen om te stoppen ?

“Neen. Niet echt. Ik heb een heel mooi programma, niet te druk. Ik kan veel thuis trainen. Mocht ik nu nog 120 dagen in het buitenland koersen, dan zou ik er sneller de brui aan geven. Ik kan me focussen op bepaalde wedstrijden, de ploeg accepteert dat. Ik zit op mijn gemak. Ik heb nu al twee jaar niet gewonnen, maar het is vanaf de Omloop tot Parijs-Roubaix dat het telt. De dag dat ik daar niet meer meespeel, zullen ze me niet meer betalen, hoor.”

Het is bekend dat je een zwaar contract hebt. Als je twee jaar niet wint, is de vraag of je al dat geld waard bent niet ver weg.

“Vanaf mijn 29ste, het moment waarop ik de eerste keer de Ronde van Vlaanderen won, heb ik eigenlijk altijd ongeveer hetzelfde contract gehad. In 2003, toen ik de Ronde en Parijs-Roubaix won en derde werd op het WK, heb ik ook geen verhoging gekregen. Ik word betaald volgens mijn kunnen en de prestaties die ik geleverd heb. En omdat ik er ieder jaar sta, omdat ik te vertrouwen ben op dat vlak. Er zijn niet zoveel Belgen die de Ronde van Vlaanderen kunnen winnen. Dat weten ze bij ons in de ploeg ook : we moeten Van Petegem houden of we moeten zwáár investeren in Boonen (lacht). Trouwens, de laatste jaren is er nog meer vraag naar mijn persoon dan vroeger van buitenlandse ploegen.”

Je hebt nog een contract tot eind volgend jaar. Zou je daarna nog aan een buitenlands avontuur durven beginnen ?

“Er zijn een paar buitenlandse ploegen die aantrekkelijk zijn, die de voorjaars-klassiekers ook belangrijk vinden. Kijk naar Discovery of Rabobank. Ik moet naar een ploeg gaan waar mijn persoon kan renderen. Ik wil geen twee jaar meerijden, de spanning van mee te spelen voor de overwinning moet er zijn.”

Je hebt alles bereikt wat je wilde, Maar als je nog één wedstrijd mocht winnen, welke zou het dan zijn ?

“Wereldkampioen worden. En als dat niet kan, dan liefst nog een klassieker.” l

LOES GEUENS

‘IK HEB IN DE WEKEN VOOR HET WK MAAR ééN DING VOOR OGEN GEHOUDEN : DE SPRINT. ALLééN DE SPRINT ‘

‘HET BONUSSYSTEEM GEEFT NOGAL WAT WRIJVINGEN BINNEN DE PLOEG.’

‘DE DAG DAT IK BOONEN NIET MEER KAN KLOPPEN, MOET IK ERMEE STOPPEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content