Zelfkritiek blijft een zeldzaam gegeven in de sport. Het blijft bizar dat zelfs intelligente voetballers er niet in slagen zichzelf op een juiste manier te taxeren en te evalueren. Van Bertrand Crasson bijvoorbeeld werd vorig seizoen bij herhaling op fluistertoon gezegd dat hij bij Anderlecht gold als de rotte appel van de groep. Maar de inmiddels bij Lierse voetballende verdediger zei vorige week in een kranteninterview zonder verpinken dat afgelopen seizoen niemand in de groep beter lag dan hij. Mensen die de innerlijke keuken van het Brusselse voetbalinstituut kennen, komen na zo’n uitspraak ongetwijfeld niet bij van het lachen. Maar Crasson ging nog verder : hij veegde de vloer aan met Hugo Broos, die volgens hem in mindere periodes alles op de spelers afschoof en voortdurend naar excuses zocht. Geen woord van zelfkritiek over het eigen mindere spel bij Anderlecht, geen opmerking ook over zijn fletse optredens bij Lierse, waar Crasson alleen maar het gelijk van Hugo Broos onderstreept : hij is inderdaad op zijn retour. Emilio Ferrera, de trainer van Lierse, zal tot zijn tevredenheid hebben geconstateerd dat Crasson hem in de pers met complimenten bedacht, maar op het veld had hij tot dusver niets aan de ex-international die door het publiek zelfs al werd uitgefloten. Volgens Crasson lag dat niet aan hem, het was het gevolg van laffe kritiek in de pers.

Voetballers worden in hun topperiode zo geadoreerd dat ze ieder gevoel voor realiteit zijn kwijtgeraakt. Ze zweven boven alles en iedereen uit en zijn de meesters in het verzinnen van excuses. Alle middelen zijn goed om zichzelf niet ter verantwoording te moeten roepen. Bertrand Crasson is wat dat betreft zeker niet de enige. Ook trainers en bestuursleden wringen zich in allerhande bochten om toch maar geen schuld te moeten bekennen. Trond Sollied, de Brugse coach wiens vakmanschap buiten kijf staat, zegt verderop in dit blad dat Club Brugge dit seizoen op topmomenten bewees verder te staan dan vorig seizoen. De progressiemarge werd, zo beweert hij, niet door iedereen gezien. Dat is een flauwe dooddoener waarmee Sollied zichzelf qua voetbalkennis boven anderen verheft. Want Club mag dan in de Champions League voor een paar uitschieters gezorgd hebben, het kon dit alleen maar door zich perfect op de tegenstander in te stellen en vanuit de organisatie tot efficiënt voetbal te komen. Moeilijker was het in de competitie : pas afgelopen zondag viel er tegen Moeskroen voor het eerst in dit kampioenschap iets te zien van de vlotte balcirculatie en het vloeiende spel van vorig seizoen. Maar of Club daarmee de crisis van zich heeft afgeschud moet worden afgewacht.

Na de titel van vorig seizoen werd het contract van Trond Sollied met drie jaar verlengd. Dat gebeurde in de roes van de euforie. Dat zijn niet de beste momenten om belangrijke beslissingen te nemen, maar een overeenkomst met een succesvolle trainer kan nu eenmaal moeilijk worden beëindigd. Daarom gaat Anderlecht straks ook verder met Hugo Broos, over wiens functioneren vorig seizoen niet iedereen even tevreden leek : in de wandelgangen van het Astridpark dook toen heel even de naam van (de nu werkloze) Paul Put op. En bij het op dit moment wisselvallige RC Genk wordt Sef Vergoossen na bijna drie seizoenen een overeenkomst van onbepaalde duur gegeven.

In wezen valt het alleen maar toe te juichen als een club een politiek van continuïteit voert. Alleen is de voetballerij zo geëvolueerd dat trainers al van een heel hoog niveau moeten zijn om spelers over een langere periode te blijven boeien en verrassen. Anders dreigt de monotonie. Die toppers werken niet in België. Ernst Happel was de laatste. In vijf jaar Club Brugge verbaasde hij de spelers door geen twee keer dezelfde training te geven. Dat soort grootmeesters vind je hier niet meer. Heel vlug worden sommigen tot kroonprinsen gebombardeerd en onder de superlatieven bedolven, om vervolgens terug te vallen. Veel sneller dan vroeger zijn spelers op trainers uitgekeken.

Een tijdje geleden vroeg Patrick Orlans, de commercieel manager van Lokeren, zich openlijk af of je een trainer langer dan twee jaar bij een club moet houden. Daar zit iets in. Alleen vereist het van hogerhand veel kennis om dat op het juiste moment in te schatten. Zeker in een wereld die uitsluitend drijft op de golven van de emotie.

door Jacques Sys

Veel sneller dan vroeger zijn spelers op trainers uitgekeken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content