Het is de tijd van de voorjaarsklassiekers, de wielergekte slaat weer toe in onze contreien. Ik heb altijd van de koers gehouden. De microbe is ontstaan toen mijn vader mij als piepjong manneke meenam naar het wereldkampioenschap in Waregem, waar Rik Van Steenbergen won. Mijn moeder was razend want haar favoriet was Rik Van Looy. Fred De Bruyne was de kop van Jut, hij had volgens haar Van Looy geflikt.

Als men aan de toog over het wielrennen aan het kletsen is, dan is het woord doping nooit veraf. Ik kan het goed begrijpen dat sommige renners soms over de schreef gaan. Enerzijds bestrijdt men het kwaad met alle middelen, maar anderzijds maakt men de wedstrijden steeds harder en harder. Ik heb het aan den lijve ondervonden, verleden jaar, toen ik in de wagen van Sport/Voetbalmagazine de Ronde van Vlaanderen heb gevolgd. Na de koers was ik doodop. Je moet niet vragen wat het is als men het boeltje met de fiets moet afhaspelen. Op tv ziet men alleen de toppers aan het werk, maar als men achter het peloton rijdt dan ziet men de sukkelaars één voor één lossen en dan pas wordt men zich ervan bewust wat afzien is!

Volgens mij hebben de voetballers een luxeleventje in vergelijking met de dwangarbeiders van de weg. Toch vraagt men mij geregeld hoe het gesteld is met de dopingpraktijken in het voetbal. Ik kan natuurlijk alleen maar praten over mijn tijd, toen de medische begeleiding nog in haar kinderschoenen stond. Van dopingcontroles was er bijna geen sprake. Ik ben maar eenmaal gecontroleerd geweest in mijn loopbaan. Het was een amateuristisch gedoe en als men de boel had willen belazeren dan zou dat geen enkel probleem geweest zijn. De mannen die de dopingcontrole moesten uitvoeren, duwden een potje in je handen dat je moest vullen en verlieten daarna zelfs de kleedkamer.

Mijn enige controle gebeurde na een thuiswedstrijd tegen RWDM. Vier spelers van elke ploeg moesten blijven om een plasje te doen. Paul Van Himst, die toen voor de aartsvijand speelde, was ook van de partij. Iedereen was er gerust in. Enkele dagen later was ik op tv naar het nieuws aan het kijken toen er werd bekendgemaakt dat er iets was gevonden in het bloed van drie Anderlechtspelers na de wedstrijd tegen RWDM. Ik schrok mij de pleuris, een donderslag bij heldere hemel. In paniek belde ik enkele ploegmaats met de vraag of zij misschien iets hadden gepakt, maar iedereen viel uit de lucht.

Later is gebleken dat er was gelekt vanuit het parket. Er werd inderdaad ‘iets’ gevonden: aspirine, dat absoluut niet verboden was. Sommige van mijn collega’s hadden de gewoonte voor de match een Rennie te nemen om hun maag te ontlasten en daar zat de vermelde substantie in. Ikzelf nam een halfuur voor de wedstrijd altijd twee aspirines, ik had dat geleerd van doelman Jean Trappeniers. Ze verdunnen het bloed en men had geen last van ‘dikke benen’ meer. Nadien werd alles rechtgezet, maar het kwaad was geschied: maandenlang werden we op verplaatsing uitgescholden voor pillenpakkers. Nog veel erger was het voor Paul Van Himst. Die was positief bevonden en dat verscheen op de eerste pagina van elke krant. Later is gebleken dat met zijn urinestaal duchtig was gesjoemeld. Zijn staal werd als enige niet onderzocht door het laboratorium van professor Debacker in Gent, maar door een gewoon labo in St.-Gillis, en zijn brief met de uitslag kwam opengescheurd terug op het parket terecht! Waarom? Ik heb een paar jaar met Polle samen gespeeld en voor hem wil ik mijn hand in het vuur steken. Van Himst iets gepakt, laat mij niet lachen! Men heeft hem een loer willen draaien. Ik ben ervan overtuigd dat Polle nu meer weet, ik ga het hem een dezer dagen eens vragen.

Maar het heeft wel nog zeven maanden geduurd voor hij werd vrijgesproken …

Ik moet bekennen: eenmaal heb ik iets gepakt voor een wedstrijd, namelijk de uitmatch tegen Porto. Ik voelde mij niet goed en vertelde dat aan een bevriende bekende wielrenner, wiens naam ik liever niet vernoem. “Wees niet ongerust”, zei hij tegen mij. “Ik ga je iets geven dat je moet innemen voor de wedstrijd en je gaat vliegen, let op mijn woorden.” Zo gezegd, zo gedaan. Later bleek het pervitine te zijn geweest, een amfetamine. Hevig goedje! Het probleem was dat tijdens de rust de match werd stopgezet door de overvloedige regenval en ’s anderendaags herspeeld moest worden … Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan en dan heb ik mijn kamergenoot Hugo Broos maar aan de praat gehouden.

“Ik schrok mij de pleuris, een donderslag bij heldere hemel.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content