Bij Club Brugge droeg Karel Geraerts het nummer 27 en zo voelde hij er zich ook vaak, tot Standard er hem plots wegkocht. ‘Hier voel ik de warmte en het vertrouwen dat ik nodig heb.’

“Dié kans wil ik pakken.” Karel Geraerts (22) begint en eindigt er het interview mee. Hij wachtte er tevergeefs op bij Club Brugge. Voor wat spelvreugde en ervaring in eerste klasse moest hij vorig seizoen een half jaar aan Lokeren worden uitgeleend. Nu gaat hij naar Standard, definitief, voor een echte kans op topniveau. “In vier dagen was het rond. Verbeterd contract van drie jaar”, vertelt hij.

“Terwijl Lokeren erop speculeerde dat de prijs van vijf miljoen frank nog zou zakken, tastte Standard toe. Op het laatst zijn er nog wat telefoontjes vanuit Lokeren geweest, om mij te vragen nog niet te tekenen, maar toen was het eigenlijk al te laat. Meneer Preud’homme wou mij per se hebben. Hij kent mij nog van bij de nationale belofteploeg en zag mij twee jaar geleden met de jonge gasten van Club Brugge de Supercup winnen tegen Genk. Hij wou mij toen al, maar toen mocht ik nog niet weg. Meneer Preud’homme gelooft in mij. Ik ben gehaald voor de posities centraal op het middenveld en ik kan ook inspringen op andere plaatsen. Als ik maar op het veld sta, dat is voor mij nu het allerbelangrijkste.”

Toen je in januari voor een half seizoen naar Lokeren verhuisde, zei je : “Er is geen koopoptie in de overeenkomst opgenomen, blijkbaar geloven ze nog in mij”. Wat concludeer je nu ze je voor een appel en een ei naar een rechtstreekse concurrent laten vertrekken ?

Karel Geraerts : “In januari zegde het bestuur mij dat ze na die zes maanden ervaring bij Lokeren een goede verdedigende middenvelder terugverwachtten, iemand die klaar was om mee te doen. Blijkbaar is er toch iets dat niet goed is of zijn er bepaalde mensen die niet in mij geloven. Nochtans, in alle individuele gesprekken die ik met Trond Sollied op de zomer- en winterstages had, kreeg ik te horen dat ik goed bezig was en dat hij in mij geloofde en dat die kans wel zou komen. Maar hij toonde dat niet in speelminuten. Nooit ben ik in een competitiewedstrijd mogen starten. Het feit dat ze mij nu voor vijf miljoen frank laten gaan, is volgens mij gewoon omdat ze te veel spelers hebben. Maar veel zal de loonlast na mijn vertrek wel niet gezakt zijn, denk ik.”

Je had een minimumcontract ?

“Ja, zo’n veertigduizend frank plus premies, maar het voordeel in Brugge is wel dat de premies altijd voor heel de kern zijn.”

Dan verdienden jullie de voorbije jaren toch enorm veel geld ? ! Jij, Tim Smolders en Sebastian Hermans volgden vorig seizoen waarschijnlijk ook niet zomaar een cursus voor beleggingsadviseurs.

“Neen, dat is belangrijke algemene kennis, vind ik, maar het is wel niet zo dat ik daar zo intensief mee bezig ben als vele anderen. Ik beleg samen met mijn vader. Met 11 september is het wel even minder geweest, maar het gaat toch stilaan weer omhoog.

“Als je niet bij de achttien bent en toch de premie krijgt, is het wel een kleine troost natuurlijk. Zo hebben ze ons ook wel een beetje stilgehouden.”

Toen je met je boezemvriend Johan en met zijn vader Erik Gerets naar Club Brugge meekwam, zei je : “Na enkele gesprekken met meneer Vanhove is het mij duidelijk geworden dat ze volledig de kaart van de jeugd zullen trekken. Hier heb ik een grotere kans om door te breken dan bij KRC Genk.” Weet je nog ?

“Ja, maar daarna zijn ze stilletjes aan meer transfers gaan doen. Er werden ervaren mannen gekocht en de jeugd diende alleen nog om met genoeg te zijn op training. De trainer apprecieerde het wel dat we ons best bleven doen en voor concurrentie zorgden, maar blijkbaar was het niet genoeg.”

“Karel is hetzelfde type als Hans Cornelis”, zei Willy Wellens, jullie trainer destijds bij de beloften van Club Brugge. “Heel sterk voor zijn leeftijd. Body en energie, hoho. Echt buitengewoon in kracht en uithouding. Sterke mensen gewoon. Die mannen zijn bezeten van voetbal, die hebben zo’n geweldige drang, zo’n kracht, die klagen nooit, die zijn nooit moe, die geven maar gas. Niks is te veel, altijd hard trainen, altijd de beuk erin. Dat zijn beesten, hé.” Een beest, Karel ?

“Dat is de mentaliteit bij ons thuis. Altijd gedreven, er altijd voor willen gaan. Mijn vader is iemand die altijd overal werk ziet. Hij fokte vroeger twintigduizend kippen. Later verwerkte hij geslachte kippen tot boutjes, schnitzels, worsten en brochettes. Hij bouwde die hele handel zelf op en is daar nu mee gestopt, maar kan nog altijd niet stilzitten. Hij kocht nu een tractor waarmee hij iedere dag op de akker zit. Dan staan die bomen in de weg, en dan liggen die takken weer niet goed, en dan… Altijd bezig ! Hij heeft nog gevoetbald bij Opgrimbie en was daar altijd topschutter, vertelt hij altijd. En wij geloven dat ( lacht).

“Het is een feit dat ik zware knoken heb, maar voor mijn spieren heb ik toch hard moeten trainen, hoor. Het is begonnen toen mijn twee jaar oudere broer op school een drukbank had gelast. Die stond dan thuis en ’s avonds hingen wij aan die baren te rammelen. Met drie broers is er ook altijd rivaliteit, hé, zo van : wie kan het meeste aantal kilo’s omhoog duwen ? De tijd dat mijn vader thuis altijd won in het armworstelen, is ondertussen toch ook al een eindje voorbij ( lacht).”

“Een hele goede voetballer”, zei Willy Wellens toen ook nog in Sport/Voetbal Magazine. “Rechtsvoetig, goed in het uitverdedigen, een goede lange pass en een zeer goed schot. Een draver, een hele grote actieradius, maar niet snel op de eerste meters. Hij loopt met een grote foulée, op kracht. Een werker voor de ploeg. Hele goede pomp, zuurstof genoeg, och. Maar een zwak punt van hem is wel dat hij niet coacht. Eigenlijk zegt hij totaal niets.”

“Aan mijn startsnelheid probeer ik nog iedere training te werken. Van nature ben ik eerder een man van daden dan van woorden. Ik praat al wel meer, maar ik vind ook niet dat je, zoals in Holland dikwijls, moet liggen roepen om te roepen. Maar het klopt dat ik toen héél weinig zei. Ik kwam van Limburg naar Brugge en dat was daar een heel ander taaltje, vaak had ik iets van : ik zeg maar niks, want ze verstaan mij hier toch niet.”

En in het Frans ?

“Dat gaat wel, want op school volgde ik altijd de richting moderne talen. Maar ik ben toch blij als ik met Eric Deflandre hier eens gewoon Vlaams kan spreken, hoor. Het is altijd wel aanpassen natuurlijk, zeker ook aan de Franstalige muziek die hier altijd gedraaid wordt ( lacht).”

Jouw plaats in de A-kern van Club Brugge is nu ingenomen door Vincent Provoost, een twee jaar jongere verdedigende middenvelder. “Iets groter, iets sneller en ook technisch iets beter dan Karel Geraerts, die dan weer iets beter is in infiltratie en uiteraard al meer ervaring heeft”, zei beloftecoach Cedomir Janevski onlangs in Sport/Voetbal Magazine. Wat denk je dan ?

“Het zou kunnen dat ze redeneerden : we hebben Provoost, we laten Karel vertrekken. In hun ogen zal Provoost dan waarschijnlijk wel beter zijn en meer kans maken om te slagen dan ik. Ik hoop het voor hem, want hij is een goede voetballer, een harde werker en een fijne kameraad. Jammer dat hij sindsdien door zijn knie ging. Ik wens hem alle succes.”

Je broers speelden beiden bij Fortuna Sittard. Wat is er ondertussen van hen geworden ?

“Mijn oudste broer was een heel groot talent, een snelle spits die ooit in de belangstelling van Anderlecht stond, maar nu zit hij in vierde provinciale bij Rekem. Op een gegeven moment is het verkeerd gegaan. Een pintje drinken, een sigaretje roken, aan de knie geopereerd moeten worden en plots was het gedaan. Mijn geluk is dat ik toen ik veertien jaar was op een feestje eens zodanig veel pintjes heb gedronken dat ik moest kotsen. Ik voelde mij zo slecht dat ik sindsdien geen bier meer kan zien noch ruiken ( lacht).

“En mijn één jaar jongere broer is centrale verdediger of rechtsback. Twee jaar geleden speelde hij twintig wedstrijden mee in het eerste van Fortuna Sittard en vorig seizoen acht, maar ook hij kreeg problemen met de knie. Nu probeert hij bij Spouwen in bevordering zijn knie te laten genezen en weer pijnvrij te voetballen.

“Hopelijk zal ik nooit zoals zij met de knieën sukkelen. Ik hoop dat ik het ergste al gehad heb met de kuitbeenbreuk en de gescheurde ligamenten van de rechterenkel drie jaar geleden bij mijn eerste invalbeurt in eerste klasse tegen RC Genk. Kwam er toen nog bij dat ik in het AZ van Brugge epiduraal verdoofd moest worden en dat ze de naald te diep in mijn rug hadden gestoken, waardoor alle druk naar mijn hoofd steeg. Ik had barstende hoofdpijn, maar ze zegden : dat is normaal, dat is van de zon die op de kamer schijnt. Pas na vier dagen kon ik hen overtuigen om het tóch nog maar eens te controleren. Toen zagen ze het, trokken ze bloed, spoten ze nieuw in en was de pijn een half uur later al over.”

Klopt het dat Ruud van Nistelrooy je toen een kaartje schreef ?

“Ja. Dat was in de periode dat Erik PSV trainde. Ruud van Nistelrooy had toen zelf problemen, aan de knie, net toen hij naar Manchester United kon. Hij had van Erik gehoord wat er met mij gebeurd was en schreef mij een kaartje. Zo van : we weten dat je een goede voetballer bent ; en zeker als je zo jong bent, kan je nog terugkomen. Je gaat nog een mooie toekomst hebben, werk eraan dat je weer gezond wordt. Een heel mooie kaart, helemaal volgeschreven, met aan de voorzijde een cartoon van een voetballer in een ziekenbed. Vond ik wel tof, heb ik ook nog altijd.

Johan en ik gingen toen geregeld kijken naar PSV en ze kenden ons daar snel in het spelershome ( lacht). Als wij samen zijn, is er altijd wat te beleven. Johan heeft al onze fratsen eens uitgetikt en had op het einde een boek van zeventig, tachtig pagina’s.”

Om welke fratsen gaat het ?

“Och. Toen we samen op een appartement woonden, goten we wel eens van op de vierde verdieping bekertjes water op voorbijrijdende fietsers. En dat eindigt dan natuurlijk met een émmer water, hé ( lacht). Als wij samen waren, haalden we altijd kattenkwaad uit, zij het toch meestal als Erik niet in de buurt was. Eigenlijk heb ik Erik maar één keer kwaad gezien, nadat we bij hem thuis met een man of vier in de gietende regen hadden liggen sjotten als gekken en zo heel zijn gazon hadden omgeploegd. Ik zat boven toen hij thuiskwam, ik hoor hem nog altijd tegen Johan zeggen : ‘Verdomme, Johan, heel die wei is naar de kloten !’ En Johan : ‘Euh… ja…. ja… ‘ ( lacht. )

Je veranderde bij Brugge om de haverklap van pleeggezin. Toch geen gemakkelijke jongen waarschijnlijk ?

“Juist wel, een héél gemakkelijke jongen. Vraag het aan Ria Gerets en aan de moeder van Hans Cornelis, bij wie ik een tijdje woonde. Op beide plaatsen liep het perfect. Alleen met die pleegmoeder van Eric Addo klikte het niet en ging het fout. Als er ’s ochtends wat kruimeltjes bleven liggen, zat het er al tegen. Ik ben er vertrokken omdat ik er niet gelukkig kon zijn. Het volgende gezin was weer goed. Tot die mevrouw door een hond werd gebeten en in het ziekenhuis moest blijven. Zij vond toen dat haar man, die wat invalide was, niet alléén voor mij kon zorgen en dat ik beter iets anders zocht.

“Ach, eigenlijk ben ik wel blij dat ik nu terug in mijn streek kan wonen, waar ik op mijn manier kan zeggen wat ik denk. Voor mijn vriendin is het moeilijker. Zij gaat met mij mee naar Maasmechelen en zal twee keer per week op en af rijden naar Menen, waar ze deeltijds les geeft. We zullen proberen er het haar zo goed mogelijk naar haar zin te maken, want ik weet wat ik aan haar heb.”

Waarom zou Standard een geschikte club voor je zijn ?

“Ik denk dat het een ploeg is die mij wel ligt, door de mentaliteit. De warmte. Veel mensen van Maasmechelen en omstreken zijn supporter van Standard. Ze geloven hier ook echt in mij. Ik voel het vertrouwen en dat is wat ik nodig heb. De bedoeling van meneer Preud’homme is terug te gaan naar de origine van Standard. Harde werkers plus daar wat leuke voetballers bij, zoals in de tijd van Jos Daerden en Erik Gerets.”

Hoe hard wordt er gewerkt ?

“Op het oefenkamp in Spa waren de trainingen alleszins enorm zwaar. Bij Brugge werd de conditie opgebouwd mét de bal. Hier zijn er veel boslopen en loopoefeningen, en er zijn geen vlakke wegen, hé. Het grote verschil is dat als je zonder bal traint, je meer nadenkt en meer afziet.”

En in het spel ?

“Het verschil is dat in Brugge de bal zo snel mogelijk naar voor moet en dat je hem hier eens rustig mag terugleggen en in de ploeg houden. Het moet niet zo snel diep hier. Je moet geen blinde lange bal geven als je niet zeker bent dat je hem zult terugwinnen.”

Welk seizoen verwacht je van Standard ?

“Er komen nog drie spelers bij, hoor ik. Ik verwacht dus wel dat we gewapend zullen zijn om voor de titel mee te doen. Mijn ambitie is wekelijks een goede match te spelen. Een mooie uitdaging, als je weet dat ik nu de kans zal krijgen om vanaf de eerste minuut op het veld te staan. Dat motiveert mij. Van mij mag het volgende week al beginnen.”

Hoe kijk je terug op Club Brugge ?

“Het is een club waar ik altijd een goed contact had met de supporters. Spijtig voor zij die er altijd in mij geloofden, maar ik kan er ook niets aan doen. Ik moet een beetje naar mezelf kijken en niet te veel naar de rest.”

Jullie zijn echt boos op Trond Sollied, niet ?

“Mja, maar ik denk niet dat hij daar wakker van ligt. Wij vonden dat we ook eens in de ploeg hoorden, hij niet. Zijn voorkeur gaat uit naar ervaren, grote en kopbalsterke spelers. En hij heeft zijn persoonlijkheid en zijn visie waar hij niet snel vanaf wijkt. Je moet echt al bijna een wereldvoetballer zijn om je daar tussen te kunnen wringen.”

Word je ook gedreven door revanchegevoelens ?

“Dat komt misschien nog wel.”

Volgens een hardnekkig gerucht zou Standard de volgende club van Trond Sollied worden.

“( Fronst de wenkbrauwen) Het is de eerste keer dat ik dat hoor. Maar volgens mij zal dat een gerucht blijven, omdat, denk ik, zijn ambitie buiten België ligt ( glimlacht).”

door Christian Vandenabeele

‘Van nature ben ik eerder een man van daden dan van woorden.’

‘Ruud Van Nistelrooy schreef mij een kaartje : werk eraan, dat je weer gezond wordt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content