Racing Genk-trainer René Vandereycken diept zeven belangrijke momenten uit zijn lange voetbalcarrière op. De keiharde middenvelder van weleer blijft een man met karakter : ‘Eens bepaalde normen overschreden worden, dan zijn er weinig of geen grenzen meer.’

1965 Aan een ploegmaat raak je niet

“Mijn vader leerde me als kleine jongen dat ik geen schrik mocht hebben in het voetbal, dat ik mijn voet moest durven zetten. Mijn broer was drie jaar ouder dan ik, en dus voetbalde ik vaak met oudere jongens. Soms ging het er hard aan toe, en het lag een beetje in mijn aard om me terughoudend op te stellen ten opzichte van grotere tegenstanders. Maar mijn vader leerde me dat af, en later begon ik andere jongens te beschermen. Daar durfde ik wel eens over de schreef gaan. Tijdens een wedstrijdje met Spalbeek in Wellen kwam er een ploegmaat die twee jaar ouder was, maar veel kleiner dan ik, wenend op mij toegelopen : ‘Kijk eens hoe ze me getrapt hebben !’ Het heeft niet lang geduurd voor de schuldige voelde hoe het zat.

“Dat gevoel van ‘aan mijn ploegmaats mag je niet raken’, heb ik altijd behouden. Als later bij Brugge of bij Anderlecht onze voorspelers hard werden aangepakt, dan konden ze altijd op mij rekenen ( lacht). Zij beschikten niet over dezelfde middelen als ik op het middenveld. Zolang de scheidsrechter ingreep, was er voor mij geen enkel probleem, maar als die niets ondernam, dan maakte ik wel even duidelijk dat we er stonden als ploeg. Niet dat je dan bewust iemand aantrapt, je gaat gewoon hard in contact. En dan gebeurt het wel eens dat die andere het serieus voelt, ja. Ook als trainer voel ik die verdedigende reflex nog, zowel op als naast het veld. Ik wil altijd opkomen voor de mensen waarmee ik samenwerk. Als de pers iemand hard aanpakt of zo, dan gebeurt er iets in mij dat zegt : ik moet reageren. Ik kan dan niet achterover blijven leunen en toekijken.

“Mensen die me goed kennen, zeggen dat ik loyaal ben. Van hen hoor ik ook vaak : ‘Amai, we hebben je weer moeten verdedigen.’ Op zulke momenten besef je toch dat mensen een heel ander beeld van je hebben. Vijftien, twintig jaar geleden wou ik daar altijd tegenin gaan, maar ik heb ondervonden dat sommige mensen zo bevooroordeeld zijn dat ze niet meer openstaan voor een andere mening. Ik heb het geprobeerd, mezelf uitleggen tegenover mensen die een bepaald idee over mij hadden. Maar als je hen dan vijf of tien jaar later nóg eens hetzelfde moet uitleggen, dan weet je dat ze je toch nooit zullen geloven. Vandaar dat ik op een bepaald moment gezegd heb : wie een mening heeft, mag die houden, ík probeer hem niet meer van het tegendeel te overtuigen. Als iemand geen rekening houdt met wat ik vertel, waarom zou ik mijn uitleg dan nog doen ? Ik kan mij inbeelden dat mensen dat niet begrijpen, maar ik heb er geen moment spijt van dat ik daar geen energie meer in steek. Het levert je alleen maar kopzorgen op : ik héb gelijk, waarom krijg ik dan geen gelijk ? Ik moet geen gelijk meer krijgen van iemand anders. Daar ben ik aan voorbij.”

1974 Bliksemstart bij Club Brugge

“In mijn eerste jaar bij Brugge kwam ik na drie, vier wedstrijden in het eerste elftal. Tegen Berchem mocht ik voor het eerst op de bank zitten. Ik ben nooit van het zenuwachtige type geweest, maar ik kon wel heel gedreven naar iets toeleven. ’s Morgens kreeg ik een heel slecht gevoel aan mijn maag, dus ik naar het appartement van Michel D’Hooghe, toen clubdokter. Ik storm binnen : ‘Dok, dok, waar is het toilet hier ?’ Ik moest gal overgeven, dat waszo groen als iets, puur van de zenuwen. En ik moest alleen maar op de bank zitten ! Daar lachen we nu nog mee.

“Twee weken later, tegen Beveren, mocht ik het laatste halfuur invallen. Ik wou twee keer een bal doorkoppen, en botste eerst met mijn achterhoofd tegen Dirk Roelandt en daarna nog eens tegen Patrick Verhoossel. Jef Jurion, toen de trainer van Beveren, zei dat ik het met opzet deed, maar ik had twee keer een snee in mijn hoofd. Ik moest de wedstrijd verder spelen met een grote tulband om. De volgende week mocht ik starten tegen Molenbeek, daarna ging ik niet meer uit de ploeg.

Mathieu Bollen, hulptrainer bij Brugge, heeft me naar Club gehaald. Hij liet me onder Leo Canjels al een keer testen, maar die vond – terecht overigens – dat ik te traag was. Een jaar later mocht ik nog eens terugkomen onder Ernst Happel. Die was ook niet zo enthousiast, maar omdat Thieu bleef aandringen, gaf hij toe. Ze hebben trouwens nog gewed voor een aantal flessen whisky dat ik dat seizoen twintig keer of zo in de basis zou staan. Toen het later dat jaar zo ver was, stonden die flessen netjes op een rij op het bureau van Bollen. Zo was Happel wel.

“Mathieu Bollen kende ik al van bij de jeugdcompetitie in Spalbeek. Het viel hem op dat ik een goed overzicht had. Dat heb ik altijd gehad. Iemand die op een uitzonderlijke techniek of snelheid kan terugvallen, die hoeft heel weinig na te denken bij wat hij doet. Wie echter bepaalde kwaliteiten ontbeert, moet zijn hersens gebruiken om tot prestaties te komen. ( lacht) Ik heb heel veel nagedacht. Niet dat ik op die snelheid niet getraind heb. Toen ik in Brugge aankwam, kocht ik meteen een paar blauwe spikes van Adidas. ’s Maandags, als het B-elftal op De Klokke trainde, trok ik daar op mijn eentje spurtjes. Supersnel ben ik nooit geworden, maar kreeg wel een betere looptechniek.”

1976 Ernst Happel aan de deur

“De eerste twee jaar had ik weinig contact met Happel, maar als ik weer eens iets uitgestoken had, dan kwam hij de kleedkamer binnen en pinkte een oogske. Dan wist ik : hij gaat ermee akkoord. Toen ik na twee jaar mijn contract bij Brugge ging verlengen, had ik natuurlijk wel een idee van de voorwaarden die ik wou, maar ik wist ook dat ik als 23-jarige zonder manager niet kon optornen tegen die bestuurders. Dus stond ik na een halfuur discussiëren gewoon recht : als je me niet tegemoet komt, dan kan het niet. Twee keer ben ik zo naar huis vertrokken.

“Op een avond stonden Antoine Vanhove en Ernst Happel voor de deur van ons appartement. Wat gedronken, een beetje gelachen, en plots zegt Happel : ‘Kom, we zijn weg.’ Naar waar ? ‘De BBL.’ Dat was op de markt in Brugge en daar zat blijkbaar het voltallige bestuur van Brugge te wachten. ‘Alles komt in orde’, zei Happel en een uurtje later was het contract getekend. Als een trainer zoiets voor je doet, dan loop je achteraf natuurlijk door een muur voor zo’n man. Jaren later ben ik bijna met hem meegegaan toen hij van Standard Luik naar Hamburg trok. De transfersom was voor Hamburg niet haalbaar, Gérard Plessers is toen in mijn plaats gegaan.

“Happel gaf heel veel richting aan mijn functioneren als voetballer : conditioneel, tactisch, technisch, op elk gebied leerde ik veel bij. Zijn persoonlijkheid, zijn karakter, zijn overtuiging maakten heel veel indruk, op de hele spelersgroep van toen. Niet afwachten, ervoor gaan, dat was zijn motto. Op zich zit het in mijn karakter om als trainer zo te spelen, zeker door mijn twee jaar bij Twente. In Nederland wil men altijd ‘dominerend’ voetbal spelen, soms zelf wat overdreven. Daar moet je ook uit op Ajax ‘dominerend’ voetbal proberen te spelen. Ze noemen mij vaak een defensieve trainer, maar ik weet hoe dat komt. In mijn derde jaar bij Molenbeek moesten we tegen de degradatie spelen, dan ga je niet wild in de aanval lopen om dan vervolgens ik-weet-niet-hoeveel doelpunten binnen te krijgen. Je moet je aanpassen aan de kwaliteiten van je elftal.”

1980 Onverwacht succes op het EK

“We speelden de finale tegen Duitsland en verloren met 2-1. Eerst kwamen we 0-1 achter, daarna maakten we gelijk met een strafschop. Helemaal op het einde scoorde Hrubesch de 2-1. Dat was een teleurstelling. We verschenen met heel veel respect voor de Duitsers aan de aftrap, we vreesden hun fysieke paraatheid. In de loop van de tweede helft bleken wij sterker, zaten wij beter in de wedstrijd. In het elftal leefden er echter – onbewust – twee ideeën. Het ene deel dacht : wij spelen beter, we moeten ze nú pakken. De rest wou afwachten : we zijn conditioneel sterker, we maken het in de verlengingen af.

“Die onbewuste tweedracht – op het veld stel je dat niet vast, dat blijkt pas uit de gesprekken die je dan achteraf voert – zorgt ervoor dat je eigenlijk tegen elkaar speelt. Als je allemaal samen hetzelfde verkeerde idee uitvoert, dan levert dat vaak een betere oplossing dan dat je twee, drie goede, maar verschillende ideeën tracht te realiseren.

“Ik denk dat het EK in Italië voor de meesten van onze generatie het hoogtepunt was, meer nog dan Mexico ’86. Omdat het succes in Italië zo onverwacht was. We vertrokken zonder ambities of verwachtingen, maar plots schakelden we Engeland, Spanje en Italië uit. We hadden goede spelers, onderling klikte het. Bijna niemand van het nationale elftal speelde toen in het buitenland, maar zowel Brugge, Standard als Anderlecht geraakten in die periode Europees heel ver.

1981 Het Italiaanse avontuur

“Mijn transfer naar Genua kwam heel onverwacht. We waren net terug uit vakantie in Florida toen Brugge belde dat Genua geïnteresseerd was. ‘Genua, waar ligt dat ?’, dacht ik. Landkaart erbij gehaald, ik had echt geen idee ( lacht). De dag nadien vlogen mijn vrouw en ik naar Milaan en ’s avonds bereikten we een akkoord. Vervolgens reisden we naar Genua om een huis te zoeken. Vreemd misschien, maar ik herinner me vooral mijn verbazing over de was die daar aan ieder balkon hing te wapperen in die smalle straatjes ( lacht). In Genua heb je de zee, de stad en de huizen op de bergen rondom. Verkavelingen zoals hier, dat kennen ze daar niet. Je kan er niet even door de straten rijden om huizen te bekijken, want je ziet ze niet staan van op de weg. We waren nog oververmoeid van de reis en reden de hele dag rond in Genua bij een temperatuur van 35 graden. We vonden helemaal niks. ’s Avonds in ons hotel zei ik tegen mijn vrouw : hier komen wij niet naartoe met de kinderen. Er is niks om te wonen, er is geen internationale school voor de kinderen. We zijn terug naar België gekomen. Achteraf ging ik alleen terug en heb ik een huis gevonden, boven op de rotsen, je hoorde het water van de zee klotsen als je de ramen open zette.

“De beslissing om toch naar Italië te vertrekken, is de belangrijkste in mijn leven geweest. Niet voor het voetbal of voor het geld, maar omwille van het maatschappelijk-sociale. Mijn zoontje was een jaar oud, mijn dochtertje zes. Die kinderen deden daar een schat aan ervaring op : de taal, de school, de mode, de keuken, de mentaliteit. Zulke dingen kunnen ze nergens anders leren. Zelf ben ik ook een halve Italiaan geworden, ik neig naar mensen met een zuiderse mentaliteit. Toen ik trainer was bij Standard Luik, voelde ik me ook heel goed bij die warme mentaliteit binnen de club en de stad.

“Ik had een contract van drie jaar bij Genua en was er heel graag een jaar of vijf gebleven, maar in mijn tweede jaar blesseerde ik in maart mijn knie bij een voorbereidingswedstrijd met de nationale ploeg voor het WK van ’82. Ik zag een tegenstander op me afkomen en maakte een draaibeweging, maar mijn studs bleven in de grond hangen. Diezelfde week ben ik in Genua geopereerd, maar enkel aan de meniscus. Op de een of de andere manier is daar toen over het hoofd gezien dat mijn kruisbanden gescheurd waren. Ik heb het WK van ’82 nog mee voorbereid, maar de dag voor de openingswedstrijd tegen Argentinië werd duidelijk dat ik niet zou kunnen spelen. Bij Genua startte ik het seizoen, maar in de tweede competitiematch tegen Fiorentina zakte ik weer door mijn knie.

“Dokter Martens ontdekte dat die kruisband helemaal uitgerafeld was, afgestorven eigenlijk. Er was al maanden geen doorbloeding meer. Daardoor voelde ik ook voortdurend pijn. Telkens ik door mijn knie zakte, rustte ik een paar dagen tot het vocht wegtrok en dan begon ik weer te trainen, voornamelijk krachttraining. Een dokter in Italië beweerde dat ik niet snel herstelde omdat ik zogezegd niet genoeg met gewichten werkte. Martens zei achteraf dat ik het alleen had volgehouden omdat ik zo krachtig was.

“Uiteindelijk bleef ik bijna een jaar aan de kant. Ik denk dat ik als een van eerste Belgische spelers terugkwam op het hoogste niveau na een kruisbandletsel. Had ik die blessure vijf jaar eerder opgelopen, dan was mijn carrière waarschijnlijk daar gestopt. Ik ben er zeker van dat ik vijf jaar in Italië kon blijven, maar toen ik terug begon te spelen, had Genua net een Braziliaan gekocht en zaten we daar met drie buitenlanders, terwijl ze er maar twee mochten hebben. Toen Anderlecht me een contract van drie jaar aanbood, koos ik voor de zekerheid.”

1989 De eerste training bij AA Gent

“In mijn tweede jaar bij Gent scheurde ik de kruisbanden van mijn andere knie. Ik dacht helemaal niet : ‘Nu is het gedaan.’ Integendeel zelfs, ik wou absoluut terugkomen, vooral omdat ik dat jaar nog niet veel had mogen spelen. Er was een bestuursverandering en de nieuwe trainer was een beetje benauwd van mij, ik weet niet waarom. Ik mocht zelfs niet meetrainen. Na een paar maanden in de competitie vroeg het bestuur me al om trainer te worden, maar dat weigerde ik. Ik zat niet altijd op dezelfde lijn als de trainer, maar het was niet zijn schuld dat we niet eerste stonden in de tweede klasse. Ik heb hem echt verdedigd, omdat ik verder wou voetballen.

“Toen ik op het einde van het seizoen geblesseerd raakte en vernam dat ze de trainer sowieso gingen ontslaan, heb ik aanvaard om als interim-coach op te treden. De eerste training heb ik nog op krukken gedaan, dat was echt geen zicht ( lacht). Voor mij was het een voordeel dat ik trainer kon worden in een club waar ik twee jaar gespeeld had. Je kent elkaar en vooral : iedereen is er rustig en volwassen mee omgesprongen. Edu Augustine, een goede kameraad van mij, was in die periode weg voor een interland met Nigeria. ‘ Congratulations‘, riep hij toen hij terugkwam. ‘ But are we still friends ?’ ( lacht)

“Die eerste training was heel moeilijk. De avond voordien zat ik thuis uren achter mijn bureau. Papiertjes volschrijven. Opnieuw verscheuren. Ik kon geen training opstellen, ik had dat nog nooit gedaan. Toen ik op de dag zelf in de auto zat, kwam het ineens vanzelf. Nu weet ik dat ik zo in mekaar zit. Als ik ergens naar toe leef en ik heb een deadline, dan weet ik wat ik nodig heb.

“Ik kan niet volgens een bepaalde cursus of school werken. Er zit altijd een idee achter de training, maar veel gebeurt intuïtief. Daarom kan ik me ook heel goed inbeelden dat mensen die in het begin met mij samenwerken, zich heel veel vragen stellen. Ze zien bij mij niks op papier staan, zo van : vandaag trekken we tien spurtjes en morgen vijftien en dan doen we er zoveel meter bij. Ik sta open voor wetenschappelijke studies, maar ik gebruik dat heel ‘los’, niet geprogrammeerd. Ik let heel erg op de signalen die spelers onbewust uitzenden. Zijn ze moe ? Wat gaat er verkeerd in een wedstrijd ? Zij leveren mij het materiaal.

“Ik heb geen idee hoeveel uur per dag ik met voetbal bezig ben. Het klopt ja, dat ik vroeger twee tv-schermen had. ( kurkdroog) Nu heb ik breedbeeld, zodat ik gesplitst kan kijken. Ik zet dan links de uitzending van een andere match op Belgische of Nederlandse tv op, rechts een Duitse betaalzender waar je conferentie-modus kan kijken. Ze zenden een match uit en wanneer er ergens anders een doelpunt valt, geven ze meteen de herhaling. Ik vind dat heel leerrijk. Als je gewend bent om twee wedstrijden tegelijkertijd te volgen en te analyseren, dan is je geest veel scherper als je maar één wedstrijd volgt.”

1997 Stormachtige ontmoeting met Anderlecht

“Tijdens mijn tweede jaar bij Molenbeek had ik al een mondelinge overeenkomst met vader Vanden Stock en Michel Verschueren. Hand gegeven, enkel de handtekening ontbrak. Twee weken later kreeg ik een telefoontje dat het toch niet kon doorgaan. Anderlecht was bereid om een afkoopsom aan Molenbeek te betalen, maar bepaalde politici en sponsoren konden niet verkroppen dat iemand op dát ogenblik van Molenbeek naar Anderlecht verhuisde. Blijkbaar hadden die mensen een heel grote invloed achter de schermen. Vandenstock en Verschueren beloofden dat we zo snel mogelijk zouden samenwerken, maar voor mij was het een grote ontgoocheling, zeker achteraf bekeken.

“Anderlecht hield zijn belofte en in februari van het jaar daarop tekende ik mijn contract bij Anderlecht. Vanaf die periode tot het einde van het seizoen hebben we bij Molenbeek echt moeten vechten tegen de degradatie. We bleven in eerste klasse, maar waar ik het jaar voordien nog de jonge trainer was die zowel met Gent als met Molenbeek Europees voetbal afdwong, was ik nu ineens de trainer die alleen maar defensief voetbal bracht. Uiteraard dachten pers en supporters : wat komt die hier bij Anderlecht doen ? Door de situatie is het nooit een gelukkig huwelijk geweest.

“Tegelijkertijd veranderde er bij Anderlecht heel veel aan de selectie. Het omkoopschandaal rond Nottingham Forest barstte los – vraag me niet wat daar precies gebeurd is, want dat weet ik tot op de dag van vandaag niet – en Anderlecht was niet zeker dat het het jaar nadien Europees zou spelen. Daardoor konden ze niet verder investeren en vertrokken heel wat spelers. Anderlecht blijft een van de toonaangevende clubs in België, maar die selectie spelers kòn de hoge verwachtingen gewoon niet inlossen. ( stil) Ik ben op een slecht moment bij Anderlecht gekomen.

“Eigenlijk had ik in mei al moeten zeggen : neen, ik kom niet. Want van alle afspraken die we in februari mondeling gemaakt hadden – de ploeg versterken, Europese spitsen aantrekken – heeft Anderlecht er heel veel niet nageleefd. Ik had gewoon moeten weigeren, maar dat doe je niet als jonge trainer die de kans krijgt om bij Anderlecht te werken. Je blijft hopen : vandaag of morgen komen er twee spitsen bij, het loopt wel los. Ik had daar vertrouwen in.

“Uiteindelijk werd ik de dupe van heel de situatie. Bij mijn ontslag vroeg Michel Verschueren me om niet met modder te gooien. Dat vond ik spijtig, want hij had moeten weten dat ik dat sowieso nooit doe. Ik zag ook helemaal geen reden om met modder te gooien. Hij heeft dat achteraf dan wel met mij gedaan, dat was nog een grotere ontgoocheling. Ik weet niet waarom. Moest hij een slachtoffer hebben om zijn eigen werkwijze te verantwoorden ? Ik was waarschijnlijk een makkelijk slachtoffer, hij wist waarschijnlijk ook dat ik niet meteen zou reageren. Maar daar mag hij niet te ver in gaan, want dan reageer ik toch. Ik heb lang respect voor iemand, maar eens bepaalde normen overschreden worden, dan zijn er weinig of geen grenzen meer voor mij.

“( begint te lachen) Weet je dat ik Verschueren vorige week nog stomtoevallig aan de telefoon had ? Ik bel een vriend van mij, en die zat in de Saint-Guidon te eten. Hij gaf mij een andere kennis door en die speelde de telefoon vervolgens door aan Verschueren. ( grijnst) Dat was láng geleden. Maar het was een goed gesprek. Moet kunnen, vind ik.”

Loes Geuens

‘Ik moet geen gelijk meer krijgen van iemand anders, daar ben ik aan voorbij.’

‘De avond voor mijn eerste training zat ik uren achter mijn bureau : papiertjes volschrijven, opnieuw verscheuren.’

‘Eigenlijk had ik moeten weigeren om naar Anderlecht te gaan, maar dat doe je niet als jonge trainer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content