Aan de Belgische pers geeft hij geen interviews meer, maar voor onze collega’s van Voetbal International maakte hij graag een uitzondering. Een exclusief gesprek met bondscoach René Vandereycken.

De Belgische nationale ploeg is de op twee na jongste van Europa. Alleen Wales en Luxemburg hebben een lagere gemiddelde leeftijd. René Vandereycken: “Echt? Dan zijn die twee landen ons nog maar net voorbijgestreefd. België had hiervoor de jongste nationale ploeg.”

Een bewuste keuze?

“Natuurlijk. Wanneer je begint als bondscoach, wil je twee dingen: iets opbouwen én prestaties leveren. Want net als een topclub moet een nationaal elftal maximaal presteren. Toen ik begon, stond er een ploeg waar weinig groei meer in zat, terwijl ik wist dat er een uitstekende generatie jeugdspelers achter zat die alleen maar beter kon worden. Op het moment dat bleek dat we de campagne voor Euro 2008 niet succesvol konden afsluiten, heb ik daarom besloten die jonge generatie al in te passen. Ik had met die oudere spelers misschien wel een of twee punten meer kunnen halen, maar we hadden ons toch niet geplaatst voor de eindronde. Nu kon ik de jeugd al de noodzakelijke ervaring meegeven.”

Wordt zoiets wel begrepen door de buitenwereld? Elke trainer wordt beoordeeld op de resultaten.

“Dan ben je ook afhankelijk van de pers. Dan gaat het erom hoe zij dat uitleggen. Die wilden of konden dat niet zien. Had ik het daarom dan maar niet moeten doen? Nee. Je doet gewoon je werk en je hoopt dat ze na een aantal jaren tot het inzicht komen dat je misschien toch wel aardig werk hebt geleverd.”

Een mooie gedachte, maar werkt het in de praktijk wel zo?

“Het is natuurlijk een gegeven dat je als bondscoach niet alles kunt zeggen. Vaak word je gevraagd keuzes te verklaren, maar dat is moeilijk omdat je geen enkele speler wil beschadigen. Als je gevraagd wordt waarom iemand er niet bij is, moet ik dan zeggen: deze speler is wel aardig in België, maar hij is niet van internationaal niveau … Dat doe je niet, dat is dodelijk voor een speler. Bij mij is het daarom: hij is niet geselecteerd. Punt.”

Lastig?

“Heel lastig, want dat wordt niet gepikt door de pers. Sommige media zeggen: ‘Wij geven elke wedstrijd beoordelingen en deze speler staat bovenaan. Hoe kun je hem niet selecteren?’ Als ik dan openhartig ben, zeg ik: jullie beoordelingen kloppen niet, deze speler was helemaal niet zo goed. Maar je wil zo’n speler ook niet beschadigen. Dus zeg ik gewoon niets. De pers probeert zo’n speler vervolgens allerlei dingen te ontlokken die negatief zijn ten opzichte van mij. Zo gaat dat nu al een tijd. Na het bekendmaken van de selectie komt het regelmatig voor dat spelers die niet geselecteerd zijn, hun onvrede uiten.”

Uw relatie met de Belgische pers is ernstig verstoord.

“Ik geef zelfs geen interviews meer! Ik doe alleen nog maar de persconferenties rond de wedstrijden. Er worden zo veel leugens verspreid dat ik op een bepaald moment de conclusie moest trekken dat het geen zin meer had er nog energie in te stoppen. Ik geef je een voorbeeld. Een hoofdredacteur schreef laatst dat de internationals mij niet meer moesten. Dat kwam vanwege mijn Italiaanse werkwijze waarbij ik zelfs op de dag van de wedstrijd nog zou trainen. Ten eerste doet men dat in Italië dus helemaal niet. En ten tweede, het ergste: ik doe het bij de nationale ploeg nooit! Wat moet ik na zoiets, moet ik die man of zijn krant nog te woord staan? Wij geven onze trainingsschema’s netjes door, iedereen weet dat wij nooit op de dag van de wedstrijd trainen. Dat is dus het bewust in de wereld brengen van leugens. Moet ik daar dan nog energie in stoppen?”

Maar een bondscoach moet toch communiceren met zijn publiek? Hij moet toch een draagvlak creëren?

“Dat snap ik. Maar als nu alles wat ik zeg verkeerd of negatief wordt overgebracht, dan schiet het zijn doel toch voorbij? Door geen interviews meer te geven maak ik hen duidelijk: als jullie je houding niet veranderen, dan doe ik niets met jullie. Het bezorgt me een hoop minder werk, kan ik je vertellen.”

Beeldvorming

U had dit probleem al voordat u trainer werd bij FC Twente in 2002. U droeg toen al het stempel ‘verdedigende trainer’ mee. U bracht de ploeg van de onderkant van de Eredivisie naar de subtop, FC Twente speelde soms swingend voetbal, maar zelfs toen was het moeilijk van dat etiket af te komen.

“Daarom vond ik het ook zo tof van Nederlandse toptrainers als Martin Jol en Henk tenCate dat ze het voor me opnamen. Ik kende hen niet, had geen enkele band met hen, maar na wedstrijden tegen RKC Waalwijk en NAC Breda zeiden ze dat FC Twente helemaal niet defensief speelde. Van die verhalen over mij snapten ze eigenlijk niets. Dat kon ik erg waarderen. Die twee seizoenen in Nederland gaven me sowieso veel voldoening. Ik was die twee jaar de enige buitenlandse trainer. Dat was al een prestatie op zich.”

In Nederland vinden we al snel dat we de wijsheid in pacht hebben. Buitenlandse trainers worden met argusogen bekeken.

“Dat is niet alleen in Nederland het geval. Elke trainer is natuurlijk anders, dat is niet afhankelijk van een nationaliteit. Voetbal heeft heel veel te maken met beeldvorming. Als je toch ziet hoe er gegoocheld wordt met termen als offensief en defensief voetbal … Het beste countervoetbal kan er fantastisch uitzien, terwijl er echt geen offensieve intenties zijn. Maar wie gaat dat hardop zeggen? Als tegenstander kun je er niets van zeggen, want dan ben je meteen een slechte verliezer. Terwijl je het toch echt wel tactisch kunt analyseren. Zet de ploeg vanaf de aftrap druk op de bal, in welke zone doen ze dat? Hoeveel mensen gaan er mee in de aanval, hoeveel mensen spelen er voor de bal? Zoiets heeft niets te maken met verdiend of onverdiend winnen, maar wel met de offensieve intenties bij de start van een wedstrijd. Dat wordt heel vaak slecht gezien of geanalyseerd. Alleen omdat mensen die het niet zien of elkaar napraten alles relateren aan het resultaat. Analisten op televisie hoeven niet per se kenners of specialisten te zijn.”

Wat houdt het werken met een heel jonge nationale ploeg in?

“Echt honderd procent onervaren is het team natuurlijk niet, het blijft een nationale ploeg. Maar het is wel voortdurend afwegen: is deze speler wel of niet in staat het internationale niveau te halen? Het valt me daarbij op dat spelers die een buitenlands avontuur in hun bagage hebben, daar dichter tegenaan zitten. Dat hoeft niet eens te maken te hebben met het niveau van de competitie, maar meer met de mentale ervaring. Ze hebben al die tweede ervaring, die tweede drempel van spelen in het buitenland. Dat maakt ze blijkbaar rijper, meer mentaal ontwikkeld. Neem Tom De Mul. Speelde nauwelijks voor Sevilla, maar is teruggekomen en blijkt toch een betere speler.”

Gaat de coach van een nationale ploeg uit van een systeem en zoekt hij daarbij de poppetjes? Of selecteert hij de beste spelers en zoekt hij daar een speelwijze bij?

“Het zou wel erg beperkt zijn van mij om te zeggen: dit is onze speelwijze en we trekken ons niets aan van de tegenstander. Klinkt mooi, hè … Veel trainers zéggen dat ook, dat staat publicitair uitstekend. Maar als je dat dan gaat analyseren, blijkt dat ze dat helemaal niet doen. Het is ook zo betrekkelijk. Je kunt wel zeggen dat je van je eigen kracht uitgaat, maar wat als die kracht nu toevallig de tegenaanval is? Dat zal dan niemand hardop zeggen. Dus het is aan de ene kant leuke propaganda, maar aan de andere kant ben je de zaak dan aan het oplichten.”

En als je dan tegen Spanje speelt, dat op iedere positie een betere speler heeft …

“Dan kun je blufpoker spelen en tegen een muur oplopen. Het gaat erom dat je zowel inspeelt op je eigen kracht en zwakte, als op die van de tegenstander. Wij hebben ons tegen Spanje zeer goed gewapend. Als je die ploeg de ruimte geeft om rustig op te bouwen, is de kans groot dat je wordt weggetikt. Daarom hebben we met de middenvelders meteen druk naar voren gezet op hun spelmakers. Daar moet iedereen dan in meedoen. Dat lukte ook omdat we dat al in eerdere wedstrijden hadden uitgeprobeerd. De uitvoering in die wedstrijd ( België verloor in Brussel met 1-2, nvdr) kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Je kunt niet zomaar toevallig tegen een sterk Spanje zo’n goede prestatie leveren.”

Sonck gemist

U hebt een zeer talentvolle selectie, maar geen echte topscorers zoals Nederland.

“We hebben Wesley Sonck te lang gemist. Hij was de ontbrekende schakel. Sinds hij terug is bij Club Brugge blijkt dat zijn ervaringen in het buitenland bij Ajax en Borussia Mönchengladbach hem toch sterker en beter hebben gemaakt. Jullie hebben in Nederland een overvloed aan creatieve, scorende spelers. Wij hebben talent dat zich op Europees niveau nog moet bewijzen.”

In 2002 was België voor het laatst op een eindtoernooi. Hoe is dat uit te leggen?

“Er zullen heel veel redenen voor zijn. In de eerste plaats zal er te weinig kwaliteit zijn geweest. En met de kwaliteit die er wel was, is blijkbaar niet efficiënt omgegaan. Dan denk ik aan de clubs, de opleidingen, de basis. Ik moet zeggen dat we er nu wel mee bezig zijn, maar ik denk dat we er pas later de vruchten van zullen plukken.”

Maar is deze nieuwe generatie een incident of het gevolg van structureel beleid?

“Daarop kan ik je geen antwoord geven. Ik heb één ding nooit begrepen: waarom is een Nederlandse speler van achttien, negentien jaar gemiddeld genomen technisch beter dan zijn Belgische leeftijdgenoot? Dat kan toch niet met talent te maken hebben? Dat stopt toch niet bij de grens? Zoiets kan ook in de mentaliteit van de opleiding zitten. De voetbalbond is ermee bezig, maar de clubs moeten er ook de noodzaak van inzien. Ik heb me bij de clubs wel vaker beziggehouden met de basis, ik heb mijn hulp als hoofdtrainer aangeboden bij de opleiding van de jeugd, maar dat wordt je niet altijd in dank afgenomen. Veel mensen zijn bang dat je op hun gebied komt. Je kunt wel gediplomeerde trainers in dienst hebben, maar je hebt toch ook mensen nodig die het goed kunnen voordoen. Ex-profvoetballers zouden daarbij veel meer betrokken moeten worden, maar dan moet er wel het besef heersen dat zij een meerwaarde kunnen hebben.”

Dat is niet altijd zo?

“Ik wilde ooit Luc Nilis als spitsentrainer aanstellen bij RC Genk. Ik was een middenvelder, mijn assistent ook, Luc kon daarom wat toevoegen aan de staf. Hij was op dat moment vrij en wilde ook graag en ik heb het verschillende keren aangekaart bij de clubleiding, die maar geen beslissing nam. Uiteindelijk werd Luc technisch directeur van Heusden-Zolder en nu zit hij bij PSV.”

PSV-middenvelder Timmy Simons speelt bij u in de defensie.

“Hij heeft 75 procent van de wedstrijden op het middenveld gespeeld, maar sinds vorige zomer staat hij centraal in de verdediging. Dat heeft te maken met het middenveld waar ik speel met Jan Vertonghen en Marouane Fellaini. Dat zijn twee jonge spelers, die elkaar uitstekend aanvullen. Fellaini is rechtsbenig en heeft diepgang, Jan Vertonghen is linksbenig en een meer controlerende speler. En Timmy Simons is heel goed in de verdediging en heeft als aanvoerder op die positie ook veel invloed. Deze samenstelling maakt het elftal sterker en daar gaat het om.”

Jan Vertonghen is aan het pendelen tussen middenveld en verdediging.

“Dat hoeft geen nadeel te zijn. Zo is dat met Thomas Ver-maelen ook. Ik kreeg de hele pers over me heen toen ik Thomas een jaar geleden als linksback gebruikte en ook Thomas zelf was daar aanvankelijk sceptisch over. Maar kijk nu. Bij ons doet hij het op die positie uitstekend en ook bij Ajax staat hij inmiddels op die plaats. Daar functioneert hij prima. Voor Thomas is dat toch een goede ontwikkeling? Het vergroot de mogelijkheden van het elftal en ook die van hemzelf.”

AZ is de hofleverancier van België.

“AZ heeft vier internationals. Ik wilde bij onze laatste interland ( een 2-0-zege op Slovenië op 11 februari, nvdr) Moussa Dembélé, Maarten Martens, SébastienPocognoli en Gill Swerts ook allemaal oproepen om te kijken of ze hetzelfde zouden functioneren als bij hun eigen ploeg. De omstandigheden zijn bij AZ natuurlijk niet dezelfde. In Nederland heb je een ingespeelde ploeg met een hoge balcirculatie. Dat is anders in een nationale ploeg. Dat kan ook niet anders. AZ is meestal beter dan de tegenstander, België niet. Wij staan ook niet elke dag op het trainingsveld om dingen te kunnen inslijpen. Dat zie je terug bij Martens, die heeft nog niet hetzelfde niveau kunnen halen bij ons. Maarten is een schitterende voetballer, maar dan vooral in de zin van combinatievoetbal. Bij ons is dat soms niet mogelijk, soms zijn wedstrijden van België een gevecht van man tegen man.”

Dan is Moussa Dembélé bruikbaar. Dat is een voetballer die binnenkort bij een Europese topclub hoort te spelen.

“Dat niveau kan hij nu al aan. Moussa kan namelijk alles aan, hij is veel minder afhankelijk van zijn ploeggenoten. Hij doet gewoon zijn dingen in een wedstrijd en de rest moet daar maar op inspelen. Ik geef hem ook weinig tactische dingen mee, vertel hem hoogstens in welke zone hij moet spelen. Moussa is een speler die alles op gevoel doet, die moet je toch zo vrij mogelijk laten. Tegen Slovenië liet ik hem op de linkerflank beginnen en na rust speelde hij centraal omdat ik hem samen met Maarten Martens wilde zien. Echt om te kijken of die twee als koppel hetzelfde konden brengen als bij AZ. In zo’n oefenwedstrijd ben je dan ook helemaal niet bezig met het resultaat. Het gaat uiteindelijk maar om één ding: hoe bereid ik mijn ploeg zo goed mogelijk voor, hoe ontwikkel ik mijn spelers? Er zijn zo veel aspecten bij het bouwen aan een elftal.”

Verwachtingspatroon

In België wordt verwacht dat de nationale ploeg zich dit keer eindelijk weer plaatst voor een eindtoernooi. Het moet maar eens gebeuren.

“Ja, dat is aan het begin van de kwalificatie zo uitgesproken door de penningmeester van de bond. Dat heeft hij louter gezegd uit financiële motieven, terwijl iedereen dat meteen heeft overgenomen. Maar dat heeft natuurlijk niets te maken met de sportieve situatie. Moeten wij sterker zijn dan Spanje? Of Turkije? Kun je dat eisen? Toplanden als Duitsland, Argentinië hebben spelers die fysiek volgroeid zijn, hoe realistisch is het om te denken dat je dat al aankunt? Maar ondertussen is er wel een verwachtingspatroon gecreëerd.”

En als daaraan niet wordt voldaan, bent u de schuldige.

“De mensen die dat verwachtingspatroon hebben gecreëerd zullen in elk geval niet als schuldige worden aangewezen, zo werkt dat niet in het voetbal. We kwalificeren ons graag en daar doen we alles voor, maar we moeten ons er bewust van zijn dat deze jonge ploeg pas over enkele seizoenen op volle kracht zal zijn. Van de twintig spelers zullen er in de naaste toekomst door hun leeftijd slechts vier of vijf afvallen. Met deze groep kan het Belgische voetbal tien jaar vooruit. Ik heb voor mezelf de voldoening dat ik de eerste aanzet heb gegeven voor de vorming van deze ploeg, en wie weet zal ik ook mede daar de vruchten van plukken.” S

door taco van den velde; ©Voetbal International

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content