In zijn 35e Ronde van Frankrijk als ploegleider/ manager mag Patrick Lefevere vandaag La Grande Boucle groeten als de karavaan aan zijn huis in Rumbeke-Beitem passeert. Een nieuwe pagina in zijn vuistdikke Tourbiografie waaruit hij vier opmerkelijke verhalen selecteert.

1 Het knaldebuut

Patrick Lefevere: “Amper 25 was ik toen ik in 1980 – als jongste ploegleider van het peloton – voor het eerst naar de Ronde van Frankrijk mocht, een jaar nadat ik door spierproblemen een punt gezet had achter een (te) korte rennerscarrière. Daarin had ik nooit deelgenomen aan de Tour, ik kwam dus in een compleet nieuwe wereld terecht. Niet makkelijk, want bijna alles moest ik zelf regelen. Mijn assistent-ploegleider was een vertegenwoordiger (!) van sponsor Marc Zeepcentrale en verder had ik amper twee verzorgers, twee mecaniciens, twee ploegauto’s en een kleine vrachtwagen. Al de dag na de proloog in Frankfurt had die camionette motorpech. Gelukkig vonden we een garage, anders weet ik niet hoe we het hadden gered. Zeker omdat het die eerste tien dagen pijpenstelen regende, met veel lichamelijke miserie – tendinitis, oogontstekingen… – tot gevolg.

“Geen pretje, dat begin, want we werden helemaal weggereden. Vooral Lucien Van Impe, die tijdens het seizoen overgekomen was van het Spaanse Kas en carte blanche gekregen had, zakte door het ijs. Tot woede van sponsor Marc Dewindt: hij had drie miljoen Belgische frank (75.000 euro, nvdr) betaald om te mógen deelnemen aan de Tour, maar veel publiciteit had dat nog niet opgeleverd. De renners trokken zich daar echter weinig van aan. Op de eerste rustdag zag ik in de hotellobby de lijst met de kamerindeling: meneer en mevrouw Van Impe, meneer en mevrouw Frank Hoste… Geregeld door Lucien die dat bij Kas gewoon was. Not done, vond ik en ik verplichtte de vrouwen om op een aparte kamer te slapen. Grote commotie natuurlijk, maar ik hield, als jong broekje, voet bij stuk.

“De hemel klaarde op in de zestiende rit, met aankomst in het skistation Pra-Loup. Jos De Schoenmaecker, ex-knecht van Eddy Merckx, raakte halverwege voorop met Alberto Fernández. Ze bleven voorop tot de slotklim waar Jos de Spanjaard versloeg in de sprint. Trots belde ik naar Marc Dewindt, die tot mijn verbazing vrij koel reageerde. ‘Mooi, maar het moet beter.’ Twee dagen later zat hij naast mij in de ploegwagen, voor de etappe naar Prapoutel les Sept Laux. Na vijftig kilometer ontsnapte Ludo Loos met Jostein Wilmann, maar door de stress kon Ludo amper eten. Ik heb in de auto zélf havermoutpap gemaakt en enkele Marsrepen bijna letterlijk in zijn mond geduwd, zodat hij geen hongerklop zou krijgen.

“Van Wilmann kreeg Loos gelukkig weinig tegenstand, want al op de voorlaatste klim knalde de Noor van vermoeidheid tegen zijn achterwiel. Op mijn advies nam Ludo hem nog mee in de afdaling, waarna hij Wilmann op de slotklim achterliet. Zijn allereerste profzege! Voor Marc Dewindt werd het in de auto even te veel. ‘Ik word slecht!’ Met zijn ploegje had hij op drie dagen twee Alpenritten gewonnen! Je zou voor minder emotioneel worden.”

2 De glasetende Pool en de bordeelbus

“1993. Hét kanteljaar uit mijn carrière. Door de transfer van Johan Museeuw van Lottonaar GB-MG en de geboorte van de succesvolle Belgische kern die mij jaren trouw is gebleven: dokter Yvan Vanmol, verzorger Dirk Nachtergaele, renners Carlo Bomans, Wilfried Peeters, Ludwig Willems… Een ideale aanvulling voor de Italianen in de ploeg, met Mario Cipollini als speerpunt. Critici zeiden dat het tussen Museeuw en Cipo, twee topsprinters, niet zou klikken, maar ik lanceerde in het begin van het seizoen een charmeoffensief. In de Ronde van de Middellandse Zee en Parijs-Nice liet ik Johan de sprint aantrekken voor Cipollini – Johan focuste toch op de klassiekers – waardoor die vijfmaal makkelijk won. Mario wou ons opeten van contentement!

“Ook later, tijdens de Tour, pakte de mayonaise meteen. Cipollini won de eerste massasprint in Les Sables d’Olonne en drie dagen later wonnen we de ploegentijdrit naar Avranches. Voor de buitenwereld een verrassing, maar niet voor mij. Met Bomans, Museeuw, Peeters, Cipollini, Franco Ballerini, Zenon Jaskula, Laurent Pillon, Flavio Vanzella en Franco Vona hadden we een ideale mix van sprinters en hardrijders. Jaskula was een beest en Vanzella had als ex-wereldkampioen bij de amateurs veel ervaring in deze discipline.

“Na een nagelbijter – amper vijf seconden voorsprong op ONCE – was de ontlading enorm. Zelden zulke blije renners gezien. Nog altijd zegt Cipollini dat hij niet twaalf, maar dértien Tourritten gewonnen heeft, omdat hij voor die zege, én gele trui, meer heeft afgezien dan voor sommige spurtoverwinningen.

“’s Avonds bouwden we in de boomgaard van een armtierig hotel een feestje. Geanimeerd door de pr-man van sponsor GB, die covers van Tom Jones en Engelbert Humperdinck zong. Omdat Michel Wuyts voor de toenmalige BRT een reportage maakte, spoorden de renners Zenon Jaskula, onze Pool, aan om een champagneglas op te eten, zoals hij al in de Ronde van Zwitserland gedaan had. Tot Wuyts’ grote verbazing brak Jaskula het glas en maalde hij zonder verpinken met zijn paardengebit de bovenste stukken fijn. Dokter Yvan Vanmol moest hem tegenhouden of hij at er nóg een op. (lacht) Zenon had er geen last van, want hij won die Tour een rit en werd derde in het eindklassement. En dan zeggen ze dat Lefevere nooit een deftige ronderenner gehad heeft…

“Een Tour die ik nooit zal vergeten. Niet alleen wegens de sportieve successen – ook Museeuw droeg na de ploegentijdrit nog twee dagen de gele trui -, maar ook wegens onze fameuze dubbeldeksbus van Sauna Diana, een bordeel in het Nederlandse Zundert uitgebaat door Frans en Corrie Siemons. Zij waren de ouders van Jan en Marc, twee broers die nog voor mij bij TVM gekoerst hadden. We mochten die bus, mét chauffeur, gratis gebruiken, maar dan moest de reclame met halfnaakte vrouwen blijven staan. Groot nieuws en dus een pak publiciteit natuurlijk, maar toch vond sponsor GB de bus ‘deontologisch onverantwoord’. Dat zij het met een postertje moesten stellen terwijl de reclame voor Sauna Diana prominent aanwezig was, daar konden ze niet mee lachen. Maar toen ik hen voorstelde om zélf een bus te kopen, slikten ze hun opmerkingen snel weer in…” (lacht)

3 De stunts van Virenque

“Aan Richard Virenque heb ik enorm veel plezier beleefd. Na de dopingaffaire met Festina in 1998 viste ik hem in 2002 op bij Domo-Farm Frites. Geen wilde gok, want koste wat het kost wilde hij terugkeren op topniveau. Zelfs voor een loon van amper één miljoen Belgische frank (25.000 euro, nvdr). Een probleem: ik had dat geld niet, maar Jan De Clerck (van sponsor Domo, nvdr) deed een extra inspanning. Hij heeft zich dat nooit beklaagd: alleen al bij de voorstelling van Virenque raapten we enorm veel publiciteit op en daar was het – dat geef ik toe – toch voor een deel om te doen. Dat werd mij kwalijk genomen, maar ik had met Virenque duidelijke afspraken gemaakt. Wat er in het verleden gebeurd was, kon niet meer en voortaan moest hij focussen op ritzeges en niet meer op een Tourklassement.

“Die eerste Tour was het al meteen prijs. Ritzege op de Mont Ventoux, als overlever van een vroege ontsnapping. Frankrijk stond op zijn kop! Omdat de podiumceremonie en de dopingcontrole veel tijd in beslag nam – Richard kon niet direct plassen – belandden we ’s avonds in een lange file rond Carpentras. Ik had echter een afspraak met Frans De Cock en Marc Coucke (van sponsors Quick-Step en Omega Pharma, nvdr) in het restaurant van Wout Bru, zo’n dertig kilometer van ons hotel in Avignon. We dreigden te laat te komen, tot ik langs de kant een ambulance zag. Ik zei tegen Richard: ‘Geef je pet cadeau aan die ambulancier en vraag of hij ons wil begeleiden tot in het hotel.’ Die man was in de wolken dat dé Franse held hem aansprak, liet zijn sirenes loeien en begeleidde ons, langs duizenden auto’s en zelfs over voetpaden, tot in Avignon. (lacht) Het bewijst hoe populair Virenque toen was.

“Het jaar erop, 2003, sloeg Richard wéér toe. In de rit naar Morzine ontsnapte ploegmaat Paolo Bettini met nog drie renners. Virenque ging in de tegenaanval met Jesús Manzano, die even later van zijn fiets viel (als gevolg van een verkeerd uitgevoerde bloedtransfusie, nvdr). Een chasse patate, want Richard volgde in zijn eentje op meer dan drie minuten van de kopgroep en bleef in de vallei, na de eerste col, hangen.

“Toen heb ik een van mijn slimste tactische zetten ooit gedaan. Ik belde naar ploegleider Serge Parsani, die Bettini moest bevelen om vooraan niet meer over te nemen. Daarop liet ik Wilfried PeetersJohan Bruyneel, de ploegleider van US Postal, contacteren. Als de helpers van Lance Armstrong niet te hard op kop zouden rijden, zouden wij de volgende dagen dat werk overnemen als we de gele trui zouden pakken. Deal! Virenque sloot na negentig kilometer aan bij de kopgroep. Het plan was om Bettini het geel te laten nemen en Virenque de rit, tot Paolo een hongerklop kreeg. Virenque reed nog alleen weg en pakte de etappezege, de gele én de bolletjestrui. Onbetaalbare reclame, want Frankrijk werd, andermaal, gek.

“Dat werd het in 2004 opnieuw toen Richard op quatorze juillet de rit naar Saint-Flour won na een ontsnapping van 212 kilometer. Hij was zo kapot dat hij alleen nog maar kon wenen. Al maanden was Virenque ermee bezig geweest. In mei had hij me gebeld vanuit Sevilla: ‘Patrick, de rit naar Saint-Flour, dát is de sleuteletappe.’ Of ik niet kon regelen dat het vliegtuig van sponsor Luc Maes hem afzette in startplaats Limoges? En of ik ook een auto met een verzorger kon klaarzetten om hem te begeleiden bij de verkenning? Ik ging akkoord en kreeg ’s avonds Richard weer aan de telefoon: ‘In die rit ga ik toeslaan!’ En dat dééd hij ook. Virenque… Zo maken ze er niet veel meer.”

4 Op audiëntie bij Sarkozy

“Door de knieblessure van Tom Boonen vertrokken we in de Tour van 2010 met een team vol vrijbuiters. Dat rendeerde wonderwel: Sylvain Chavanel won twee ritten en Jérôme Pineau droeg enkele dagen de bolletjestrui. Weer een publicitaire voltreffer, met een leuk extraatje, want na de rit op de Tourmalet belde wedstrijddirecteur Jean-François Pescheux me op. Hij had van de secretaris van president Nicolas Sarkozy de opdracht gekregen om alle Franse ritwinnaars – onder wie dus Chavanel – en hun ploegleiders uit te nodigen voor een ontmoeting op het Elysées, na de slotetappe in Parijs. Sarkozy had ervoor al de Tour bezocht, maar had toen alleen Alberto Contador en Andy Schleck de hand geschud. Dat botste in Frankrijk op veel kritiek – ‘Hij heeft alleen oog voor de buitenlandse toppers’ – en dus lanceerde de president een charmeoffensief.

“Ik begeleidde Chavanel om stipt 19 uur naar het Elysées, maar was zo stom om zelf achter het stuur te kruipen, terwijl de andere renners en ploegleiders een chauffeur hadden. En die moesten in de auto blijven! Daar stond ik te blinken, in mijn beste pak… Een ontmoeting met de Franse president bijna door de neus geboord.

“Ik liet me echter niet kennen en glipte achter de fotografen stiekem naar binnen, waar ik op twee norse agenten botste. ‘Je suis le directeur sportif de Sylvain Chavanel‘, legde ik uit, maar die kerels wilden van geen wijken weten. Tot de hofmaarschalk opdook en hij me begripvol naar binnen begeleidde. Eén stoel was nog vrij: naast Tourdirecteur Christian Prudhomme, die links van de president zat. Tot mijn grote verbazing wist Sarkozy dat ik Monsieur Lefevere was. Maar ook dat ik nog aan het hoofd van de Mapeiploeg gestaan had, dat ik met mijn coureurs al vele keren Parijs-Roubaix gewonnen had, dat Quick-Step met Merckxfietsen reed… Sarkozy, met ook echtgenote Carla Bruni aan zijn zijde, vertelde dat hij al van kindsbeen af een groot wielerfan was en dat hij ook zelf fietste. ‘En vaak zonder helm, terwijl hij weet dat ik dat niet graag heb’, lachte Bruni. Waarop Sarkozy zei dat ze beter zou meegaan, maar Bruni bleek last te hebben van zadelpijn… (lacht)

“Zo ging het – heel los en ontspannen – nog ruim een uur verder, terwijl er maar dertig minuten gepland waren. Bij het afscheid zei Sarkozy: ‘Vlamingen zijn hier altijd welkom.’ Maar een nieuwe uitnodiging heb ik niet meer gekregen. En nu zal hij wel andere zaken aan zijn hoofd hebben.” (lacht)

DOOR JONAS CRETEUR

Ik verplichtte de vrouwen van Lucien Van Impe en Frank Hoste om op een aparte kamer te slapen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content