‘Ik ben even moeilijk voor mezelf als voor anderen.’ Een portret van Jos Vaessen, voorzitter van Racing Genk en geslaagd zakenman.

Achttien pas is JosVaessen als hij op 8 november 1962 met zijn vader, HubertVaessen, de man verliest die hem in het bedrijfsleven en het voetbal introduceerde. Zijn vader, zo omschreef Jos Vaessen hem ooit, was een voetbalproever die er links en rechts de goede wedstrijden uit wist te kiezen. PSV, Borussia Mönchengladbach, Club Luik, Fortuna Sittard, Winterslag, Waterschei, Patro Eisden, hij zag ze allemaal aan het werk. Waterschei was het waarvoor vaders hart nog het meest klopte, dus wordt “uit opstandigheid” het toenmalige Patro Eisden de club waarvoor zoon Jos supportert en die hij later ook financieel zal steunen.

Hubert Vaessen, een na zijn huwelijk van Berg aan de Maas naar Stokkem verhuisde Nederlander, begint als bouwvakker, werkt onder andere voor een Nederlandse steenkoolmijn en laat zijn vrouw Jozefina en hun vijf kinderen uiteindelijk een een handvol werknemers tellend aannemersbedrijfje na. Léon en Gerrit zijn het die zich over Algemeen Bouwbedrijf Vaessen (ABV) zullen ontfermen. Rob zal later een eigen bedrijf in bevestigingsmaterialen voor radiatoren, Rofix, beginnen, maar eerst werkt hij in de onderneming van Jos Vaessen, die in het begin van de jaren zeventig Vasco opstart en er ook zijn tweelingzus Annie tewerkstelt.

Voor de hand leek het aanvankelijk allerminst te liggen dat Jos Vaessen in zaken zou gaan. “Mijn droom”, gaf hij ooit toe, “was tolk worden voor de ( toenmalige, nvdr) Europese Gemeenschap.” Talen vormen dan ook de rode draad in het leven van de jonge Jos Vaessen, die zijn opleiding krijgt aan het Genkse Handels- en Taalinstituut en zijn legerdienst vol maakt als Waals onderofficier. “Uit puur pragmatisme : ik wou mijn Frans bijschaven en dat is me gelukt.” Waarna hij in 1968 gaat werken voor het Duitse taleninstituut Berlitz als docent Frans en Engels. “Ik gaf er les voor een hongerloon van vier Duitse mark ( twee euro, nvdr) per uur”, zegt Vaessen, “en ik woonde op een appartementje zonder douche. Maar ik wist dat de klanten voor mijn lessen acht mark per uur moesten betalen, daarom organiseerde ik dus privé-lessen voor zes mark per uur. Beter voor mij én voor de klant.”

Ook als vertaler laat hij in het Ruhrgebied ondernemerszin blijken. Wanneer Heitkamp, een Duits aannemersbedrijf dat voor Bayer in Antwerpen bouwde, hem vraagt de addenda van de Belgische belastingaangifte naar het Duits te vertalen, doet Vaessen dat vlug en goed. “Ik begreep de Nederlandse tekst amper, laat staan dat ik hem had kunnen vertalen. Tot mijn frank viel dat de Oostkantons bestonden. Het belastingkantoor heeft me een exemplaar bezorgd in het Duits. Die gasten van Heitkamp waren overgelukkig met mijn vertaling.”

Daar, in Duitsland, doet Vaessen zijn intrede in de branche waarin hij nu nog actief is : die van de convectoren, verwarmingstoestellen met inrichting voor luchtcirculatie. Eerst is hij exportmanager voor GeaHappel en werkt hij voor de Belgische concurrent Jaga, daarna wordt hij op zijn zesentwintigste al algemeen directeur van meubelfabrikant Velda. Maar de “gigantische wedde” die hij er opstrijkt, de eigen secretaresse en de dure auto laat hij vallen om zijn eigen bedrijfje te beginnen : Vaessen Convectoren, beter bekend als Vasco. “De drang om voor mezelf te beginnen was sterker, dus ruilde ik de chique zakendiners voor de thermosfles.”

Beginnen doet Vasco bescheiden, met één lasser en niet eens 250.000 oude franken om een pvba (nu bvba) te kunnen oprichten, waardoor het aanvankelijk een nv wordt. Een nv die gestaag groeit, met in de jaren 80 en 81 een korte terugval door de oliecrisis en de bijbehorende energiebesparingen.

Onder andere in Stokkem, op het 80.000 m2 grote bedrijfsterrein, worden ze gemaakt, de Tulipa, zo veelzijdig en interessant als het leven zelf, en de Cocos, die in zijn dynamische buigingen expressie van individualiteit toont en daarmee heel anders is dan de evenwichtige en symmetrische maar minstens even fijne uitstraling van de Carré.

Decoratieve radiatoren als deze zijn het waarop Vasco in het midden van de jaren tachtig, na eerdere veeleer grootschalige projecten, overschakelt. ‘Mooie warmte’, luidt voortaan de bedrijfsslogan, want uitgerekend dat mooie is het wat Vaessens bedrijf groot maakt. Durfde hij vroeger al eens zijn hand leggen op een slecht afgewerkt deel van een convector opdat de klant het niet zou zien, al snel wordt Vaessen duidelijk dat de nadruk op kwaliteit moet liggen. “De man die me dat besef heeft bijgebracht”, geeft Jos Vaessen aan, “is mijn commercieel directeur HelmutMagyar ( een Limburger van Hongaarse afkomst, nvdr). Hij heeft me gemaakt tot wat ik nu ben : een kwaliteitsfanaat.”

Dat impliceert gedrevenheid. “Een manager moet druk uitoefenen op zijn medewerkers”, legt Vaessen dat later uit. “Een bedrijf produceert veel rendabeler onder druk. Waarschijnlijk ben ik een moeilijke baas. Maar ik ben wel even moeilijk voor mezelf als voor anderen. Ik sta erop dat de cijfers worden gehaald. Gebeurt dat niet, dan hou ik niet van maars. Ik heb een hekel aan mensen die minder goeie prestaties willen verbloemen of die het vertikken uit fouten te leren. Ik aanvaard dat niet van mezelf, waarom zou ik het van anderen dan wel moeten pikken ?”

Duidelijke taal, waarmee de bedrijfsleider ook zichzelf druk oplegt. “Als het ooit mis gaat met dit bedrijf, dan zal dat mijn fout zijn. Achteruitkijken hoeft daarom niet voor mij. Ik heb geen fototoestel, ik moet niks vastleggen. Mij interesseert morgen. En dan weet ik : ooit komt de dag dat we minder omzet zullen maken dan de dag voordien. Daar ben ik bang voor.”

In Dilsen-Stokkem, de thuisbasis van de Vaessens, wappert anno 2004 vóór het bedrijf op het industrieterrein Rotem tussen twee Vasco-vlaggen de Belgische driekleur. Want hoewel van origine Nederlander liet Jos Vaessen zich tot Belg naturaliseren. Een echte Belg, “zoals EddyMerckx en Paul Van Himst, een Vlaming, maar niet per definitie anti-Waal”, verduidelijkte hij in het verleden zijn nationaal gevoel. “Die heisa over de splitsing van ons land maakt me braakziek. België telt drie culturen die aan elkaar gewaagd zijn : dat maakt ons sterk, maar net dát willen ze niet zien.”

Vasco is inmiddels een multinational geworden met in zijn zog een trits nevenbedrijven en behalve in België ook vestigingen in Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Zwitserland, Italië, Cyprus, Denemarken, Portugal, Polen, Griekenland, Turkije en Roemenië. Meer dan 400 mensen werken er in de Belgische vestiging, waar per jaar meer dan 400.000 radiatoren worden vervaardigd. In 1996 wordt netto 73,8 miljoen oude franken winst gemaakt.

Vasco staat door zijn efficiënte werkwijze met geautomatiseerde werkeilanden en de modernste robots, die onzichtbare en precieze naden lassen, in het milieu bekend als ‘de Japanner’ en dat lokt overnemers. Maar Jos Vaessen, familieman in hart en nieren, twijfelt. “Ik wil Vasco niet verkopen. Ik zou heel fier zijn als een van mijn zonen, Bart en Ben, me zouden opvolgen. Maar ik besef intussen dat het best zou kunnen dat ze er geen zin in hebben. Of dat ze niet zouden voldoen. Maar ik verkopen ? Neen. Hoewel, er zijn bedragen waar je moeilijk aan kan weerstaan. Dan denk ik altijd aan ondernemers die ik ken en die hun bedrijf hebben verkocht : er zijn er weinigen die gelukkig worden eens ze dat wat ze zelf hebben opgebouwd wegschenken. Ook al was het voor veel geld.” We schrijven oktober 1996.

Twee jaar later gaat Vaessen overstag : in 1998 laat de Amerikaanse holding Masco, die onder andere bubbelbaden en keukens maakt en zelf een omzet van 7 miljard dollar haalt, zijn oog op het expanderende bedrijf vallen. Sindsdien maakt Vasco deel uit van de Masco-groep en ziet Jos Vaessen zijn bankrekening gespekt. “Maar daar kwamen heel wat emoties bij kijken. Dat te verwerken viel me heel zwaar. Of ik voor mijn bedrijf nu het dubbele of de helft had gekregen, dat had niets aan mijn emoties veranderd. ’t Is een kind dat je afstaat.”

Ondertussen heeft Jos Vaessen zich ook geprofileerd in zijn andere passie : het voetbal. Na een bescheiden carrière als speler bij Stokkem in provinciale en een passage in de besturen van Rotem, Dilsen en Patro Eisden, treedt hij toe tot RC Genk, waar hij in 2001 voorzitter wordt. “Ik wil de voorzitter zijn van iedereen”, zegt hij als hij midden in de grandeur van een Bokrijks etablissement bij de ploegvoorstelling zijn eerste toespraak houdt. “Wat niet betekent dat ik het gezicht wil zijn van Genk. Nee, die rol is weggelegd voor de eerste ploeg. Zelf wil ik me low profile houden.”

Maar slag om slinger haalt Vaessen – “sinds ik voorzitter ben van Genk, ben ik een slechte industrieel” – zich toch het licht van de schijnwerpers op de hals met uitlatingen vaak ingegeven door de emotie van het moment. “Een van mijn gebreken is dat ik emotioneel ben”, zal hij toegeven. “Op wedstrijddagen heb ik het moeilijk. Dat zijn zenuwslopende momenten voor mij.”

Maar soms ook momenten van ontlading, zoals in 2002, als Genk op Westerlo zijn tweede landstitel pakt, de eerste onder Vaessen, en bij de voorzitter tranen over de wangen rollen. Ooit is hij om die emotionaliteit omschreven als een mengeling van zelfvertrouwen en verlegenheid, wat ook tot uiting komt als hij als industrieel van Limburg de Ambiorix-prijs ontvangt en duizend toehoorders zien hoe hij tijdens zijn dankwoord tot tranen toe bewogen raakt. “Ik had me voorgenomen niet sentimenteel te worden, maar toen puntje bij paaltje kwam, kwamen ze toch. In mijn bedrijven toon ik zelden of nooit mijn gevoelens. Daarbuiten wel. Ik krijg bij het minste rillingen over mijn rug. Als ik Kim Clijsters de halve finale zie winnen op Roland Garros of als Genk de bekerfinale speelt op de Heizel kan ik mijn emoties moeilijk bedwingen. Dat is soms heel vervelend.”

Van hun vader, zei Jos’ broer Gerrit ooit, hebben hij en zijn broers “allemaal dat eergevoel van het werk, dat emotioneel gevoelige en het ethisch besef overgehouden.” Gedreven door die waarden is het dat Jos Vaessen, die ook liefdadigheidsdoelen in binnen- en buitenland niet uit het oog verliest, RC Genk uit het slop haalde. “In voetbal kan je nog een gelijkspel beogen, ondernemers kunnen enkel winnen of verliezen, erop of eronder. En winnen vraagt soms zelfs beslissingen waarvan de echte zin je ontgaat. Maar een voetbalclub kan je niet leiden als een bedrijf”, heeft Jos Vaessen inmiddels ervaren bij zijn inspanningen om na ‘Mooie warmte’ ook de slogan van RC Genk tot een succes te maken. ‘ We’re magic !

Bronnen : Sport/Voetbal Magazine, De Morgen, De Financieel Economische Tijd, Het Laatste Nieuws, Het Belang van Limburg, Trends, Bizz, Graydon handelsrapport, een brochure en de website van Vasco.

door Raoul De Groote

‘Mijn commercieel directeur heeft me gemaakt tot wat ik nu ben : een kwaliteitsfanaat.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content