Maandag 15 februari is Michel Louwagie twintig jaar in dienst bij AA Gent. Daarmee is hij de langst dienende clubmanager in eerste klasse. ‘Ik ben geen topverdiener op AA Gent, er zijn spelers die meer verdienen dan ik.’

De meest recente confrontaties met Club Brugge leverden overwinningen op voor AA Gent en zondag kunnen ze dat nóg eens overdoen. Maar, o ironie, het is een Bruggeling die Club met AA Gent al twintig jaar naar de kroon probeert te steken.

Michel Louwagie: “Ik was supporter van Cercle en ik ben ook even supporter van Club geworden in mijn universiteitsperiode. Cercle was meer door de familie, mijn oom ging naar Cercle; Club kwam uit mijn interesse voor Europees voetbal. Ik weet nog dat ik na mijn zwemtraining soms nog de tweede helft van een Europese wedstrijd ging volgen. Ik ben nog mee geweest op verplaatsing naar Mönchengladbach. Ik ben op mijn achttiende in Gent komen studeren en ik ben er blijven wonen. Ik voelde dat men mij wel een beetje als ‘die Bruggeling’ bekeek, maar ik heb altijd de steun gevoeld van het bestuur, het directiecomité Van Milders, Flammang, Verheecke. Want het was niet altijd gemakkelijk voor mij. Ondertussen was ik een echte voetballiefhebber geworden. Ik kwam uit het zwemmen en ik vond het voetbal een enorme uitdaging.”

Wat herinnert u zich nog van 15 februari 1990, uw eerste werkdag bij AA Gent?

Michel Louwagie: “Ik was aan het solliciteren, want ik cumuleerde nogal veel en ik was dat eigenlijk beu. Er was een ex-student van mij – ik gaf les aan het Sportkot, het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding – Filip Benoot, die hier in het voorjaar van 1989 manager was geworden. Ik dacht: verdorie, dat zou mij nog kunnen interesseren. Hij was door het bureau De Witte & Morel aangesteld uit ongeveer honderd kandidaten, maar in oktober werd de samenwerking beëindigd. Omdat ik destijds ook voor een stuk de pr deed in een bedrijf van de schoonzoon van Van Milders ben ik uiteindelijk gevraagd.

“Ze waren heel onzeker welk profiel de nieuwe man juist moest hebben. Ik heb drie gesprekken gevoerd met de voorzitter, een met Ivan De Witte, een met de vennoot van De Witte, psychotechnische tests afgelegd en dan ben ik mij nog eens bij tien bestuurders moeten gaan voorstellen. Dus ik ben serieus gescreend.

“Van Milders zei altijd: als je meer binnenbrengt dan je kost, is het goed. Ik kreeg op mijn eerste werkdag een visitekaartje en ik ben begonnen met systematisch publiciteit te verkopen in alle Gentse bedrijven. Daarnaast had ik administratieve taken en de organisatie van wedstrijden. Het onderhandelen met spelers is er pas bij gekomen in 1993.

Ivan De Witte was toen technisch directeur en ik ben drie jaar in opleiding geweest bij hem. Dat mis ik nu een beetje. Met alle respect, sommige van mijn jongere collega’s willen nogal vlug gaan en trekken zich onmiddellijk alles aan. Je moet die job van algemeen manager léren. Ik krijg de indruk dat sommige jonge gasten nu dat geduld niet meer hebben. Dat zit ook in de maatschappij. Vroeger was het ondenkbaar dat je een manager had van 32 jaar met grote bevoegdheden. Terwijl je nu zelfs ministers ziet van die leeftijd.”

De taken die u binnen Gent nu op u neemt, zijn ondertussen veel ruimer geworden dan wat u de voorgaande jaren deed. Is dat houdbaar?

“Dat is houdbaar omdat we nu sinds 1 januari met Dirk Piens een directeur organisatie en jeugd hebben aangeworven. Hij is al dertien jaar bezig met de club als veiligheidsafgevaardigde, maar hij heeft veel meer in zijn mars. Dat is een grote stap voorwaarts. Maar in vergelijking met de traditionele topclubs in België, die over veel meer financiële mogelijkheden beschikken, moet ik zien dat het aanstellen van personeel geen rem plaatst op de sportieve uitbouw van de club. Ik zie dat hier de laatste jaren, ondanks een budgetverhoging van 9 naar 13,5 miljoen, met Dirk Piens nog maar één persoon méér is aangeworven. Dus de personeelskosten zijn laag gebleven en we hebben meer middelen gestoken in het sportieve. Met als resultaat dat er sportief toch een groei is, waar ik aan getwijfeld had. Maar dat is natuurlijk ook de verdienste van Michel Preud’homme. Al zijn we met Georges Leekens wel twee keer vierde geeindigd. De laatste vijf jaar staan we gemiddeld vierde, maar nu zitten we toch niet meer zo ver van de absolute top.”

Waarom twijfelde u aan de sportieve groei?

“Als je moet concurreren met de helft van de middelen van je rivalen is dat niet gemakkelijk. Wij moeten het met 13,5 miljoen euro doen, terwijl de anderen boven de 25 zitten. Met minder middelen beter doen dan de concurrentie, dat is mijn voldoening als manager. En ten tweede: toptalenten aantrekken en voor heel veel geld verkopen. Dat heeft ons toegelaten om al die schulden weg te werken. Als we dat verder kunnen doen, kunnen we concurreren met de rest. Maar om dat echt goed te doen, moeten we naar dat nieuwe stadion. Dat is het allerbelangrijkste. Hoe meer plaatsen, hoe goedkoper je ze kunt aanbieden. We spelen nu iedere keer voor een uitverkocht stadion. De enige plaatsen die soms nog vrij zijn, zijn de duurste.”

Jullie hebben de schulden weggewerkt door goed management, maar ook jullie hoofdsponsor en huisbankier VDK heeft daarin een belangrijke rol gespeeld.

“Het is de verdienste van de club, van Ivan en mij. VDK heeft ons geleid als goede financier. Het is ook gemakkelijker geworden op het moment dat Ivan voorzitter werd. Van Milders was meer een vader voor mij dan een vriend; Ivan is niet mijn vader, maar wel een vriend. Die wisselwerking heeft de club geen windeieren gelegd, denk ik. Daarom evolueren we zo vlug. Wij hebben constant een dialoog, het is niet zomaar het doorgeven van directieven. Bovendien beschikken we over een goed scoutingapparaat en een technische staf die top is in België, dus in die zin is het nu makkelijker de club te leiden dan in de jaren negentig.”

Een plezant puntje

Hoe heeft u de voetbalwereld de voorbije twintig jaar zien veranderen?

“Vroeger had je vier, vijf makelaars, nu heb je er honderd. Het is soms verschrikkelijk. Als je je correct opstelt, kom je bijna altijd te laat. Dus ik werk alleen met mensen die ik echt vertrouw. Ik zit zo in elkaar: ik ben nogal rechtlijnig, ze moeten niet te veel tegen mijn kar rijden. De belangen, budgetten en wedden liggen veel hoger, de mensen zijn zenuwachtiger en mondiger … Vandaar ook dat je geen ogenblik rust hebt. Daarom zeg ik ook: er moet bij de bond verder geprofessionaliseerd worden. Het is geen job tussen de soep en de patatten. Professionals moeten te maken hebben met professionals, die dan ook op hun vingers getikt kunnen worden. We moeten meer en meer leden hebben in commissies die losstaan van een club. Het kan niet langer dat iedereen naar zijn eigen club kijkt. Anders gaan we hopeloos in de problemen raken. Dat is een van de werkpunten voor de bond en de profliga.”

Het wegwerken van de schulden heeft u niet het sympathiekste imago opgeleverd bij de spelers. Het ontbinden van contracten is een specialiteit van het huis, hoor je wel eens. Heeft dat u ooit gestoord?

( denkt na) “Sympathiek imago … Ik ben een hárde onderhandelaar, maar dat is toch logisch? Het zijn ten eerste mijn centen niet, maar die van de club en die moet ik op de meest rendabele manier verdelen. Het kan de bedoeling niet zijn zomaar mensen uit te nodigen voor niks of spelers onvoorziene premies te geven? Ik kan toch niets anders doen dan wat de wetgeving voorschrijft? En er zijn heel veel spelers die zelf de aanzet geven om te vertrekken.

“Waar we wel een handelsmerk van gemaakt hebben, is het aantrekken van jonge beloftevolle spelers en ze dan op het juiste ogenblik laten gaan. Ruiz, Mido, Boussoufa, Lombaerts, Delorge, Roussel. Allemaal jonge gasten voor wie Gent een springplank is geweest. Ik zeg dikwijls aan spelers: moeten we nu discussiëren over 100 of 200 euro per maand? Als je hier later weggaat, zal het toch maal vijf of maal zeven zijn. Bovendien breek je een contract toch nog een of twee keer open bij jonge spelers.

“De speler die het meest verdiende in AA Gent in het jaar 1990 verdiende 130.000 euro bruto. Als ik nu bij ons naar de lonen kijk, moet ik zeggen dat ze toch serieus gestegen zijn. Maal zoveel. Ik denk dat we aan de limiet zitten. Dus ze mogen niet mopperen.”

Kun je nagaan wat u verdient, want u staat nog boven de spelers.

“Dat is een plezant puntje natuurlijk in een interview. ( grijnst) Van Milders zei mij altijd dat wat ik verdien niet vergeleken moet worden met de spelers, maar met wat een directeur verdient in een bedrijf. Ik ben geen topverdiener op AA Gent, er zijn spelers die meer verdienen dan ik. En meer dan één.”

Een gerucht dat al lang de ronde doet over u, is dat u behalve voor AA Gent ook voor uw eigen portemonnee werkt.

“Ik word betaald als een bedrijfsleider en ik heb correcte afspraken gemaakt met de raad van bestuur. Trouwens, mocht ik voor mijn eigen portemonnee werken, dan zou dat toch heel vlug uitkomen? Zeker met twee financiële mensen op de club en twee bedrijfsrevisoren.

“Maar als je al zolang meedraait in deze wereld krijg je van alles in de schoenen geschoven. ( lacht) Specialist in het ontbinden van contracten, verdient het meest bij AA Gent … Terwijl ik met moeite aan vijftig procent kom van wat de meest verdienende speler krijgt. Dat is nog schappelijk zeker, hé, met wat ik gerealiseerd heb?”

Korte beentjes

Wat is de kunst van goed onderhandelen?

“Dat is iets wat je moet leren. Je moet proberen rustig te blijven en je emoties niet te laten meespelen. De transferperiode is altijd zenuwslopend. Dan word ik toch wel elke nacht wakker. Ik lig dikwijls een uur te draaien en te keren, te denken wanneer en hoe ik de volgende stap moet zetten.”

Heeft u zich daarbij al vaak laten misleiden door emotie?

“In aankopen heb ik nog maar zelden te veel betaald. AA Gent drijft op management. Ik bedoel: er is niemand die hier een paar miljoen euro komt leggen. Dan is het pijnlijk dat we bijvoorbeeld in het recente verleden niet meekonden om Lestienne te halen. We hadden te korte financiële beentjes. Maar doordat we met de transfer van Ruiz de schuld volledig konden afbouwen, kunnen we inkomsten van transfers nu sportief genereren. Hopelijk komt met het nieuwe stadion de tweede stap nu vlug. Dan is het mijn droom om ooit te kunnen meedoen voor het kampioenschap voor ik ermee stop.”

Ivan De Witte is acht jaar ouder, de kans is groot dat hij eerder stopt dan u.

“Ik heb er de laatste jaren toch echt weer een goed gevoel bij. Hij heeft er op een bepaald moment wel aan gedacht om te stoppen – het was niet altijd gemakkelijk om die schulden af te bouwen en ons sportieve niveau te behouden. Maar het zou niet goed zijn voor de club mocht hij of ik nu stoppen. We moeten nog even doorgaan op ons elan.”

Op uw 60e, heeft u ooit aangegeven, wilt u ermee ophouden. U bent nu 54, dus mogen ze wel opschieten met dat stadion als u nog eens kampioen wilt spelen.

“Op mijn zestigste wil ik er in elk geval mee ophouden in de vorm dat ik nu leef. Het is een hels leven: ik ben ook voorzitter van de zwembond – dat geeft mij wat ontspanning – en bestuurder van het olympisch comité, zwemcompetitie, wedstrijden … Je wordt geleefd.

“Privé is dat niet altijd gemakkelijk geweest, het vergt veel opofferingen van je familie, maar ondertussen heb ik daar toch een beetje rust gevonden met mijn vriendin. Ze gaat gelukkig graag mee naar het voetbal en het zwemmen. Want dat zijn de momenten dat ze mij ook ziet.”

Zijn de voorbije twintig jaar alle opofferingen waard geweest?

“Dat is een vraag die je je kunt stellen, maar ik heb het graag gedaan en ik doe het nog altijd heel graag. Er zit veel variatie in, elke dag krijg je een ander probleem. Je maakt ook veel mooie momenten mee: een onverwachte overwinning, of transfers zoals die van Ruiz of Lombaerts, dat geeft een kick. Er zijn wel familiale zaken die ik heb moeten missen: vakanties in de zomer zijn al tien jaar niet aan mij besteed. Van de winter was er met die korte winterstop maar vier dagen tijd om te skiën. Maar het is moeilijk in het voetbal om de grip te lossen.”

door raoul de groote – beelden: jelle vermeersch

In aankopen

heb ik nog maar zelden te veel betaald.

Er moet bij de bond verder geprofessiona-liseerd worden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content