In 1983 vierde Standard zijn laatste landstitel, in 1995 en 2005 greep het er net naast. Jos Daerden, Gunther Schepens en Mohamed Sarr blikken terug en kijken vooruit. Waarom wordt Standard straks (geen) kampioen?

Jos Daerden, kampioen in 1982/83

Waarom lukte het toen?

“Er was in 1982 het WK in Spanje geweest. Met Walter Meeuws, Erik Gerets, Guy Vandersmissen, Gerard Plessers en ik zaten er vijf Belgische internationals in de kern van Standard. Nog in ’82 waren we ook in de finale van de Europacup 2 geraakt, tegen Barcelona. Ze spreken nu over een overladen kalender. Wel, wij speelden in die tijd voor het seizoen eigenlijk al een halve competitie. We namen elke zomer deel aan drie à vier grote toernooien.

“Rond oktober of november kregen we telkens eenpatat. Vermoeidheid. Mede omdat we met een kleine kern werkten. En dan lagen de velden er ook nog eens heel zwaar bij, vooral dat van ons. Ik heb bij Standard nooit op gras getraind, enkel in de zomer soms een maand. Raymond Goethals verplichtte SimonTahamata af en toe boven te blijven, terwijl wij moesten baggeren in de modderpoel. Simon moest fris zijn, het verschil maken. Hij zat dan tegen zijn zin koffie te drinken. Wij werkten op de buitenspelval en pressing, ons handelsmerk. We speelden vaak wedstrijdjes, op leven en dood. Specifiek trainen, dat had je nog niet.

“Een van de laatste speeldagen was er die cruciale match tegen Lierse, een van onze zwarte beesten. Maar die keer scoorde Willy Geurts, nadat Meeuws was doorgegaan op rechts. 0-1. Toen kwam de overtuiging dat de titel ons niet meer kon ontglippen. Uiteindelijk hadden we één punt voorsprong op Anderlecht.”

“Er was de kwaliteit. Michel Preud’homme, nog jong, maar toch. Gerets. Arie Haan. Tahamata, een klasse apart. Theo Poel achterin. Als jongens er nu een halfjaar bovenuit steken, zijn ze weg. In die tijd was er nog zo geen verloop van spelers. Het Bosmanarrest en de wintertransfers bestonden nog niet. Je had veel minder eigenbelang, we speelden voor de club. Als jongens nu twee keer op de bank zitten, willen ze weg. Een speler had indertijd maar één manier om terug te komen; zich weer in de ploeg knokken. Toen kon je voor het seizoen al het type-elftal geven.

“De groep hing enorm aan mekaar. Onze teambuilding was: een of twee keer per maand stappen op maandagavond. Soms tot vijf uur ’s morgens. En enkele uren later met Goethals het bos in. Tegen alle regels, zo pleeg je nog meer roofbouw op je lichaam. Maar het téám was het belangrijkste. Wij lieten elkaar nooit in de steek. Nóóit. Als je aan een van ons raakte, kwam je aan heel de ploeg.

“We hadden ook natuurlijke leiders. Ik zweer je; als je met Haan en Gerets in één ploeg speelde, beleefde je niet je plezierigste tijd. Ik weet nog hoe we soms in zaal voetbalden. Als je dan bij Erik in het team zat en je deed niet genoeg naar zijn goesting, dan schopte hij je tegen de muur. Met dergelijke kerels in het team hoefde de trainer niet vaak te corrigeren. Ik weet ook nog hoe Erik tijdens een match op Cercle Plessers tot de orde riep. Goethals liet begaan, hij wist dat het een groep was die zichzelf corrigeerde.”

“In principe haalt Standard het. Club heeft het zo moeilijk om wedstrijden makkelijk te winnen. Standard beschikt over meerdere wapens, kan omschakelen. Zoals op Westerlo: in de eerste helft loopt het niet, na de rust beginnen ze met powerplay, dat is niet meer te verdedigen. Ze hebben dat voetballend vermogen, plus hun torens. Op een bepaald moment breek je.

“Puur rationeel bekeken heeft Standard voor de neutrale voetballiefhebber betere matchen gespeeld. Maar wie de titel pakt, verdient hem. Stel dat Club toch kampioen wordt ondanks de problemen die ze ondervinden om wedstrijden naar hun hand te zetten, dan is dat ook een heel grote kwaliteit. Nooit eens na een uur achterover kunnen leunen, dat kost veel energie.

“Brugge heeft een hecht team. Niet alleen op het veld. Na een wedstrijd of training blijven spelers na, ze doen samen wat dingen, niet gekunsteld. Als je zo, op natuurlijke wijze, een hoop jongens bijeen krijgt, sta je ver. Maar ook bij Standard proef je aan veel dingen dat het goed zit. In commentaren bijvoorbeeld. Een heel volwassen groep, ondanks de jeugdigheid erin. Daar zit Michel voor een groot stuk tussen.

“Het enige wat ze in Luik niet hebben, is een echt goede doelman. Goethals zei altijd: ‘Geen grote ploeg zonder grote keeper.'”

Gunther Schepens, tweede in 1994/95

Waarom lukte het toen niet?

“Het seizoen voor ik er kwam – ik arriveerde halfweg 1993/94 – was Standard ook al eens tweede, gedragen door de Nederlanders Frans van Rooij en Henk Vos. In mijn periode gold Standard echt nog als een topclub. Ze hadden net de beker van België gewonnen, het gemis van een prijs woog dus nog niet zo door als nu.

“We begonnen sterk aan het seizoen 1994/95 met vier overwinningen op rij en we verloren uiteindelijk maar twee keer in heel de campagne. Onze centrale as, dat was de kracht van Standard: Gilbert Bodart in de goal, dan André Cruz en Dinga voor hem, Guy Hellers als stofzuiger – zijn loopvermogen was niét normaal – en Marc Wilmots achter de spitsen. Omringd door ontluikend jong talent als Régis Genaux, Philippe Léonard, Michael Goossens en ikzelf. Nadien zijn we allen naar mooie clubs vertrokken: Coventry, Monaco, Torino, Karslruhe. Zonder het Bosmanarrest zou Standard zeker de ploeg van de jaren 90 geworden zijn.”

“Naast de ervaring in onze centrale as konden we een perfecte mix van kracht en techniek voorleggen. André Cruz: een van de beste drie spelers waar ik ooit mee voetbalde. Alain Bettagno: technisch zeer sterk. Ik herinner me dat hij in een wedstrijd tegen AC Milan Paolo Maldini helemaal zot dribbelde. En Léonard: grote klasse, hé. Eigenlijk was België veel te gemakkelijk voor hem. Ik denk wel dat Standard destijds een technisch nog sterkere ploeg had dan die van nu. Enkel Wilmots viel daar een beetje buiten, maar hij had dan weer zo een ongelooflijke duelkracht dat de tegenstander onder de grond zat als hij hem probeerde af te stoppen. Of Dinga als mandekker, dat was ook zo’n beest. Genaux met zijn tomeloze inzet … Ik moet toegeven dat er een paar vieze mannen in onze ploeg zaten ( lacht).

“De ervaring van een Hellers of Bodart kan niet genoeg onderstreept worden, vooral naast het veld waren ze enorm belangrijk. Zo werden we in november uitgeschakeld in de beker van België en drie dagen nadien kregen we 3-0 slaag van Lommel. De ploeg zat in een dip, dus wat deden we na de match in Lommel? Gaan stappen met de hele ploeg. Om even te ontladen. Zulke zaken krijg je van echte leiders in een ploeg. In dat opzicht vind ik het wonderbaarlijk dat de huidige ploeg van Standard het zo goed doet, want die wordt gedragen door jonkies.

“Een andere troef die ik me herinner, waren de supporters. Het beste publiek van België. Ze sleuren jou erdoor in moeilijke momenten. In die tijd moest de bezoekende ploeg nog opwarmen op het B-veld en moesten ze door de supportersmassa terug naar het hoofdveld. De jongens van Anderlecht of Club waren al het een en ander gewoon, maar tegen kleinere clubs zag je dat die onder de indruk waren van de sfeer. Als je dan een sterke start nam, sneed je meteen hun benen af. Dat wisten we.

“Vier speeldagen voor het einde trekken we met twee punten voorsprong naar Anderlecht. Een punt was genoeg, maar we verliezen. Tegen tien man dan nog … enfin, eigenlijk alleen tegen Marc Degryse, die toen een superpartij speelde. Filip De Wilde had rood gekregen, Haagdooren moest eruit en tot mijn verbazing pasten wij ons aan aan Anderlecht. Ik heb mijn onbegrip nadien geuit in de pers en dat werd me door Robert Waseige niet in dank afgenomen. Maar ik blijf erbij: daar op Anderlecht hebben we toen de titel verloren. Voordien hadden we ook al drie van de vier partijen gelijkgespeeld, maar Anderlecht verspeelde evenzeer punten.”

“Ze kunnen de titel pakken, ja. Een reden van het huidige succes is de continuïteit. Eindelijk transfereren ze slim, ze halen enkel wat ze nodig hebben. Met Ingrao en Dufer haalden ze bijvoorbeeld twee jongens die elders mislukten en die gemotiveerd zijn. En vooral: ze verkopen minder. Maar heel anders dan in mijn tijd wordt de ploeg nu gedragen door jongeren en door een gast van negentien, die – moet ik toegeven – wel heel sterk speelt. De jonkies zijn echt goed. Als zo’n Fellaini nog wat rustiger en technisch beter wordt, is dat een wereldtopper. Anderzijds, van de elf die nu tussen de lijnen staan, zouden er een paar bij ons nooit meegedaan hebben. Achterin speelt Sarr sterk, maar Onyewu … dat is puur op kracht, hé.

Michel Preud’homme heeft zijn naam mee, zijn autoriteit is daardoor niet geforceerd. Hij gaat uit van de eigen sterkte en dat is heel belangrijk. Maar ik zou hem eigenlijk wel eens willen vragen wat er met Renard gebeurd is, want met Espinoza in doel vrees ik toch een beetje voor de goede afloop.

“Ik denk dat Standard hier en daar nog puntjes zal laten liggen. Ze missen nu ook Defour weer. Ik heb Standard mét en zonder Defour bezig gezien: dat is dag en nacht verschil. Het is opmerkelijk dat een ploeg zo afhankelijk is van één speler. Witsel is ook bijlange geen slechte speler, maar hij is minder spelbepalend. Het is me al opgevallen dat ze het tegen niet-voetballende ploegen moeilijk hebben om de opening te vinden. Ze laten daardoor soms punten liggen in thuiswedstrijden. Club zal die niet laten liggen. Het is een cliché, maar het kampioenschap wordt gewonnen of verloren in de zogezegde ‘kleinere’ matchen.

“Ik ben ook van mening dat je best zo lang mogelijk op de tweede plaats staat, dan hou je de druk af. Er lopen veel jongens rond die daar niet mee om kunnen. En je mag niet vergeten: zo veel beter dan de rest zijn ze niet. Ze speelden al tien keer gelijk. Anderzijds verloren ze nog niet, dat is wel sterk.

“De bekerwedstrijd tegen Cercle heeft hen een enorme boost gegeven, maar als ik Standard één tip mag geven: focussen op de titel en niet voor de beker gaan. Ze maken toch geen kans tegen Gent ( grijnst).”

Mohamed Sarr, tweede in 2005/06, basisspeler 2007/08

Waarom lukte het toen niet?

“Twee jaar gelden rekende ik ons vooraf niet bij de titelkandidaten. Ik was toen ook nieuw. Pas zo’n match of zes voor het einde drong het besef tot me door dat we kampioen konden worden. Helaas lukte dat toen niet.

“Iedereen refereert aan die uitmatch op Roeselare waar hun keeper, Biebauw, alles pakte en het 0-0 bleef. Maar het is niet daar dat we de titel verloren. Wel in de matchen daarvoor waar we met punten morsten. Ik herinner me nog dat we tegen La Louvière thuis op 1-1 bleven steken. Roeselare gaf de doodsteek, maar het kwaad geschiedde voordien.”

“Twee jaar terug voetbalde Standard heel anders. Nu zit er meer techniek in. Toen had je wél superspelers: Conceição, Tchité, Moreira konden in hun eentje het verschil maken. Er zat ook veel ervaring in die ploeg, met naast Conceição en Moreira ook De-flandre, Runje, Negouai, Rapaic. Die konden ons in moeilijke momenten rechthouden. Wat ons toen de titel kostte, was de schorsing van Conceição. Sérgio woog heel zwaar op het spel toen, hij kon met één momentopname een match doen kantelen. Na zijn uitsluiting tegen Zulte Waregem waren we hem drie maanden kwijt. We probeerden op een andere manier te spelen, pakten zo ook wel punten, maar zonder hem liep het stroef. Zonder zijn schorsing waren we toen kampioen geworden. Op zijn eentje was Sérgio toen goed voor vijf punten. Tel die bij ons eindtotaal en we zijn makkelijk kampioen.”

“Voor het seizoen vroeg het bestuur dat we ons zouden plaatsen voor de Europabeker. Maar wij willen meer, we nemen geen genoegen met een Europees ticket tout court. Zelfs niet met de tweede plaats die recht geeft op de voorronde van de Champions League. Anders zouden we nu niet meer zo gretig voetballen. Kijk nog eens mijn interviews van het begin van het seizoen na: dit keer geloofde ik er wel vanaf de start in. Dat goed gevoel baseerde ik op de mentaliteit die ik hier vanaf het begin voelde, de wil om een prijs te winnen. Al deze spelers hebben honger. Na een match of vijf, toen we die wil omzetten in goeie resultaten, was ik overtuigd dat wij titelkandidaat zijn. In vergelijking met toen heeft Standard minder ervaring, ter compensatie zijn we jonger en frisser. Er is ook veel talent. Als iedereen zijn talent ten dienste stelt van het collectief, zijn we heel sterk. Een andere troef is dat de trainer ons door en door kent, waardoor hij op het geschikte moment de juiste spelers zet. Hij doet ons ook elke dag tot de limiet gaan. Voor hem is het makkelijker om een jonge spelersgroep te sturen dan voor Dominique D’Onofrio, die ervaren sterren moest leiden.

“Het enige wat ons nu de titel kan kosten, is dat we een ‘dikke nek’ krijgen. Als we denken dat we er al zijn, loopt het verkeerd af met ons. We moeten één geheel blijven, voor mekaar knokken.

“Natuurlijk zijn er nu ook belangrijke spelers: Steven Defour, bijvoorbeeld. Maar ook Marouane Fellaini is belangrijk. De dag dat hij niet speelt, zal je dat wel merken, zelfs als Steven dan wél speelt. Ook zonder Steven pakken we punten. Trek alle punten die we zonder hem haalden van ons totaal af en we staan zevende in plaats van eerste of tweede.

“We maken mekaar sterk. Iedereen wijst op de verdienste van de aanvallers omdat we veel scoren, maar ook achterin zit het goed ineen. Dat wij, verdedigers, zonder druk kunnen spelen, komt ook omdat Fellaini voor ons heel veel opruimt. Dat maakt onze taak gemakkelijk. Dat wij zelden in de problemen komen, geeft ook vertrouwen aan de spitsen. Die weten dat ze al eens een bal kunnen verliezen zonder dat dat meteen tot een tegengoal leidt. Iedereen wijst onze keeper met de vinger als het zwakke punt. Maar dat vind ik nonsens. Geen doelman is minder gepasseerd dan Espinoza. Als je al kritiek geeft op de minst gepasseerde keeper in de eerste klasse, wat moet je dan niet op al die andere doelmannen aanmerken?

“Club is onze enige echte concurrent voor de titel. Maar wij hebben meer kwaliteit dan Club, zijn sterker in elke sector. Het enige wat zij voor hebben op ons, is een flinke dosis meeval en het feit dat ze zich erdoor slaan op beslissende momenten. Zonder een flinke dosis meeval staan ze nu zevende en niet tweede.” S

door kristof de ryck, geert foutré en matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content