Na vier jaar buitenland mag Jelle Van Damme zijn koffers uitpakken. Met Anderlecht kan hij op verkenning langs de Belgische voetbalvelden. ‘Vooral de visie van Vercauteren en de beleving die hij wil overbrengen, bevielen me.’

“Welkom in mijn rommelhok”, zegt Jelle Van Damme, wijzend op de spullen die overal in zijn studio rondslingeren. Na vier jaar buitenland is Van Damme weer thuis in Lokeren, op een leeftijd (hij wordt in oktober 23) waarop de meeste jonge Belgen nog van het buitenland dromen.

Woensdag presenteerde Anderlecht hem officieel, maar zelf wist hij al weken dat de transfer rond was. Alleen over de transfersom moesten paars-wit en Southampton het nog eens worden.

Bij de aanvang van de trainingen zal Van Damme er staan. In afwachting houdt hij zich fit met lopen, fitnessen en laat hij een keer of drie per week “alles op punt stellen bij kine Lieven Maesschalck. Anders zit ik me hier toch maar te vervelen.”

Verheug je je op Sint-Truiden en Charleroi uit, na de volle stadions in de Premier League en de Bundesliga ?

Jelle Van Damme :”Ik ben er wel nieuwsgierig naar. Ik voetbalde amper in België. Bij Germinal Beerschot zat ik in de heenronde meestal op de bank, in de terugronde mocht ik twee keer meespelen, net voor mijn vertrek naar Amsterdam.”

Miste je België ?

“Vorig jaar wel, in Engeland niet. Dat land sla ik van de drie waar ik leefde en speelde het hoogst aan, op het voetbalvlak én daarbuiten. In Engeland vond ik alles super, op mijn blessure na. Ik had er een prachtig dakappartement, op vijf minuten van het stadion. Het voetbal was er fantastisch en naast het veld was de band met de spelers hecht. Ook buiten het stadion waren de mensen heel sociaal. Ook financieel kon ik niet klagen. Zelfs het weer was er goed : in die hoek van Engeland profiteer je van de warme golfstroom. Ik heb nog altijd mijn Engels gsm-nummer, omdat ik er nog zo veel vrienden heb. Door de wedstrijd met de Rode Duivels kon ik niet naar het trouwfeest van mijn ex-ploegmaat James Beattie ( nu bij Everton, nvdr), bij wie ik nog twee maanden woonde.”

Heb je ook nog je Duitse telefoonnummer ?

“Ik heb nooit een Duits telefoonnummer gehad. Dat zegt al genoeg.”

Het was niet de eerste keer dat je naam in verband gebracht werd met Anderlecht. Waarom ging het nu wel door ?

“Anderlecht polste al eens toen Hugo Broos er nog trainer was. Maar op dat moment trok Engeland me gevoelsmatig meer aan. Ik luister altijd naar mijn gevoel. Ook nu. Ik wilde me in de eerste plaats weer goed voelen in een vertrouwde omgeving, alles weer langzaam opbouwen. Toen de Belgische ploegen interesse toonden, zei ik tegen mijn manager dat me dat goed zou uitkomen. Ik heb ook met Standard gepraat, met Michel Preud’homme. Die contacten verwaterden. Na het gesprek met Herman Van Holsbeeck en Frank Vercauteren wist ik dat het Anderlecht zou worden. Vooral de visie van Vercauteren, en de beleving die hij wil overbrengen, bevielen me.”

Je kan op verschillende posities uit de voeten.

“‘Elk nadeel heb zijn voordeel.’ Mij maakt het niets uit of men me linksback zet, centraal of op het middenveld. Tot mijn zestiende stond ik in de spits. Tot in een match op Gent de linksback geel kreeg. Toen moest je er nog af met een gele kaart. Dus schoof Rudi Cossey me naar de linksback, terwijl ik tot die gele kaart als linksbuiten speelde. Dat viel zo goed mee dat Cossey me de volgende matchen liet staan als linksback. Momenteel voel ik me nog het best als linksback, omdat je dan aanvallend ook wat kan inbrengen, maar op termijn zou een plaats centraal achterin wel eens mijn bestemming kunnen worden.”

Is Olivier Deschacht een vriend van jou ?

“Hij is een goeie voetbalvriend. We waren ook lang kamergenoten bij de Rode Duivels. Ik denk niet dat er problemen tussen ons komen, mocht de trainer voor mij kiezen als linksback.”

Ken je Anderlecht ?

“Het is een topclub. Bij iedere topclub heb je druk. Dat was zo bij Ajax en Werder Bremen. Toen Bremen één keer verloor en de week daarop gelijkspeelde, titelde Bild Zeitung : ‘Crisis in Bremen !’ Als men van buiten af onrust probeert te zaaien, kan je alleen met prestaties op het veld antwoorden. Alleen bij Southampton had je die druk niet.”

Presteer jij goed onder druk ?

“Druk is goed : dan heb je iets om naar te streven. Zonder druk ben je te gauw tevreden. Dan besef je het misschien ook als je niet goed presteerde, al snel ga je dat goed genoeg vinden. Ik probeer kritisch te zijn voor mezelf. Mij zal je niet snel horen zeggen dat ik goed gespeeld heb. Ik zal eerst proberen na te gaan waar mijn fouten lagen, om daar beter van te worden.”

Waarom heb je het in Engeland niet gemaakt ?

“Door mijn blessure. In die negen matchen die ik speelde, kon ik het niveau aan. In twee thuismatchen werd ik speler van de match. Ik had er ook veel zelfvertrouwen. Even zag het ernaar uit dat ik in de winterstop naar Everton kon. Dat zag ik wel zitten, maar toen kwam die enkelblessure. Op 12 december raakte ik geblesseerd, aan het eind van de transferperiode in januari was ik nog niet fit. Na het seizoen wilde Everton me, net als Bremen, huren, maar toen wilde ik eens van de Bundesliga proeven.”

Dat viel tegen.

“Aanvankelijk begon het goed. Het eerste gesprek met voorzitter Klaus Allofs en trainer Thomas Schaaf viel heel erg mee, net als de voorbereiding. In de eerste competitiewedstrijd vond de trainer mijn invalbeurt van een halfuur zo goed dat ik aan de aftrap kwam van de Champions Leaguekwalificatiematch tegen Basel. Na een gele kaart haalde hij me bij de rust van het veld. Niet omdat ik slecht gespeeld had, maar omdat hij vreesde dat ik rood zou pakken. Daarna belandde ik weer op de bank, maar met de week kreeg ik meer speelminuten. Op Mönchengladbach scoorde ik zelfs. Op dat moment had ik vleugels. Als ik vertrouwen voel, lukt alles me. En toen kwam die liesblessure. Tegen Mönchengladbach voelde ik lichte pijn, niets om me zorgen over te maken. Maandag vertrokken we naar Panathinaikos. Op training merkte ik dat ik zou starten, maar op het einde van de training voelde ik weer pijn. Toen ben ik naar de trainer gestapt. Het had geen zin om eventueel al na een kwartier mijn vervanging te vragen. De trainer apprecieerde dat, vroeg me om wat te rusten met het oog op het weekend, maar ik raakte niet fit : ik moest meteen geopereerd worden.”

So what ?

“Het probleem was dat ik koos om mijn revalidatie in België te doorlopen, bij Lieven Maesschalck. Bremen wilde me sneller fit, omdat ze me maar een jaar op uitleenbasis hadden. Maar in Engeland leerde ik dat het mijn lichaam is : ik moet er nog zo veel jaar mee voetballen. Er is maar één iemand die mijn lichaam aanvoelt : dat ben ikzelf. Een moeilijk moment was toen ik bij Bremen moest uitleggen waarom ik voor mijn revalidatie naar België wilde. Mijn Duits is niet zo goed : ik begrijp het wel, maar spreek het nauwelijks. Zij kennen Engels, maar ze vertikken het te spreken. Zo goed en zo kwaad als het ging, legde ik uit dat Maesschalk op een andere manier werkt. Andere spelers revalideerden wel met hun eigen vertrouwensmensen. Wanneer Torsten Frings problemen had, vertrok hij meteen naar München.

“Na die revalidatie bezorgden ze me een paar moeilijke momenten. Ik moest een paar keer tweemaal per dag trainen terwijl iedereen vrij had. Dat soort dingen. Ze hoopten waarschijnlijk dat ik domme dingen zou doen of zeggen. Johan Micoud waarschuwde me : ‘Doe wat ze je vragen, ook al is het niet leuk.’ Soms had Bremen maar zestien fitte spelers voor de selectie die doorgaans achttien man bevatte. Ik was fit, maar mij negeerden ze. Toch trainde ik keihard door, zonder mopperen. Dat apprecieerde de trainer wel. De laatste wedstrijden belandde ik weer op de bank en mocht ik zelfs spelen.”

Toch leek je in de interviews die van daar doorsijpelden doodongelukkig. Je kwijnde in Duitsland weg op je hotelkamer.

“Ik ben gaan zoeken naar appartementen en huizen. Even stond ik op het punt om een appartement te huren. Ik had zelfs al een keuken besteld. Gelukkig kon ik die nog annuleren. Op dat moment, in januari, voelde ik dat ze de optie in februari niet zouden lichten bij Southampton. Daarom besloot ik op hotel te blijven tot het einde van het seizoen, dat was nog maar vijf maanden. Ik had er geen plezier meer aan. ’s Ochtends stond ik op en dacht : pfft, wéér trainen, anderhalf uur met oogkleppen op en dan net als iedereen weer snel naar huis. De taal was een handicap. Op de club sprak ik Frans met Micoud, Engels met een paar anderen. ‘Ze’ vertikken het gewoon om zich aan te passen.”

Moet jij je niet aanpassen ?

“Ik héb me aangepast. Mijn Duits is er beter geworden, op het einde gaf ik zelfs een interview in het Duits. Maar de mentaliteit lag me niet echt. Zo kortaf, bits, zo van : als het echt moet, kunnen we ook vriendelijk zijn. In Nederland zijn ze recht voor de raap, maar wel open en sociaal. In het begin schrok ik wel van de harde aanpak. Gelukkig nam ik die harde opmerkingen nooit persoonlijk, ik lachte daar eens mee. Je leert er ook van. Bij het minste slechte balcontact werd je meteen stijf uitgescholden. Algauw wist ik : ik moet die bal beter controleren of ik krijg wéér onder mijn voeten. Op het einde zei Ruud Krol tegen Wesley Sonck : ‘Jelle, dat is geen Belg, maar een halve Amsterdammer.’ Ik ben daar mentaal veel sterker geworden. Je moet al heel veel doen om mij mentaal nog uit mijn evenwicht te krijgen.”

Je nam wel het Hollandse accent niet over.

“Ik bén geen Hollander. Het is niet omdat je in Nederland speelt dat je hun accent moet overnemen. Ze begrepen me daar heus wel, op voorwaarde dat ik niet te snel praatte. Tenzij je plat West-Vlaams praat, misschien. Sonck bleef ook altijd Vlaams praten.”

Was je niet beter langer bij Ajax gebleven ?

“In het begin van het tweede jaar was ik linksback en stond Maxwell linkshalf. Toen Wesley Sneijder kwam, werd hij linkshalf en schoof Maxwell door naar de linksback. Ik heb me daarbij neergelegd.”

Waarom ?

“Had ik gevoeld dat op mijn plaats iemand stond die niet beter was dan ik, had ik anders gereageerd. Maar Maxwell was op dat moment gewoon top. Sonck zei me dat toen ook : ‘Jelle, daar kan je niet tegenop.’ Dat besefte ik ook : als Maxwell bleef, vertrok ik beter. Dat zei ik ook tegen Koeman en Van Gaal. Ik moest gewoon spelen, om nog sterker te worden en de kritiek te laten verstommen dat ik alleen bij de nationale ploeg zat omdat Aimé Anthuenis het voor me had. Zij benadrukten dat ik niet weg moest, maar ik ging toch, want Maxwell bleef. Kort nadien valt Maxwell uit, voor negen maanden.”

Ben je na vier jaar buitenland veranderd ?

“Ik ben volwassener geworden, maar zal altijd mezelf blijven. Ik heb nog niemand horen zeggen dat ik veranderd ben.”

Je hoort toch wel eens : ‘Van Damme heeft een dikke nek gekregen, hij rijdt met dure auto’s.’

“Vooral in Lokeren hoor je dat. Dat trek ik me niet aan, dat is jaloezie. Mochten die mensen het kunnen, ze reden ook met zo’n wagen. Ach, aan die opmerkingen heb ik gewoon het schijt, zoals ze in Holland zeggen.”

Ruud Krol had gelijk, Jelle !

“Het valt hier goed mee. Ik kan in Antwerpen of Brussel nog gerust over straat lopen zonder dat iemand me herkent. Ik hoef geen pet en een zonnebril om buiten te komen, behalve in Lokeren.”

De meeste spelers vertrekken pas op jouw leeftijd naar het buitenland. Welke raad geef jij Belgisch talent dat popelt om te vertrekken ?

“Ik had niets te verliezen : ik kon altijd terug als mijn stage tegenviel. Als Defour toch naar Ajax gaat en het daar niet maakt, zal hij onbetaalbaar zijn voor Belgische clubs die hem terugwillen. Qua talent is hij goed genoeg voor Ajax. De randvoorwaarden zullen bepalen of hij het maakt. Ik heb hem dat ook gezegd : let op voor de Amsterdammers. Ze zeggen het recht in je gezicht. Het hangt van zijn karakter af of hij daarmee om kan.”

Had jij nu even ver gestaan als je in België gebleven was ?

“Alles hangt af van de trainer die je op je weg ontmoet. Een Nederlander durft doorgaans sneller iets dan een Belg.”

Bij Lokeren treuzelde men zelfs om je een stagecontract te geven.

“Bij Lokeren zei Georges Leekens dat ze me een contractje moesten geven. Ik wilde dat ook tekenen : ik ben geboren en getogen in Lokeren. Plots kreeg Lokeren problemen met de arbeidsvergunningen voor buitenlandse spelers. Voor mij hadden ze even geen tijd, ik was op dat moment geen prioriteit voor Lambrecht en Verhoost. Dat die zaak bleef aanslepen, vond ik niet erg. Eén telefoontje en ik was zo gaan tekenen. Maar ze belden niet. Wie wél belde, was Louis De Vries, namens Germinal Beerschot. ‘Sorry,’ zei ik, ‘ik sta op het punt om voor Lokeren te tekenen.’ Een week later belde hij terug en vroeg of ik al getekend had. Niet, dus. Die vrijdagmiddag tekende ik voor Germinal Beerschot.”

Toen je in het buitenland niet speelde, werd je af en toe nog geselecteerd voor de nationale ploeg. Ben je ook voor die nationale ploeg teruggekeerd ?

“De nationale ploeg is niet mijn prioriteit. Eerst komt slagen bij Anderlecht. Spelen voor de nationale ploeg is mooi, maar vaak is het een ondankbare job.”

Hoe bedoel je ?

“Je kan niet voor iedereen goed doen. Neem nu de voorbije WK-kwalificatiematchen : sommige mensen denken echt dat wij Brazilië zijn. Sommige mensen verwachten te veel van ons. Let op : ik ga graag naar de nationale ploeg. Het deed me ook goed om die laatste twee matchen te spelen. Ik kon me niet meer herinneren hoe lang het geleden was dat ik nog eens twee volledige matchen speelde in vier dagen tijd. Ik was ook blij dat ik door Vandereycken geselecteerd werd. Dat hielp om bepaalde critici de mond te snoeren.”

Degenen die beweren dat jij alleen opgeroepen werd omdat Anthuenis het voor jou had ?

“Voilà. Men riep wel eens dat ik alleen mocht meedoen omdat ik ook van Lokeren kwam. Vandereycken is niet van Lokeren, hé. Toen hij me voor het eerst selecteerde, dacht ik : als ook Vandereycken me selecteert, zal ik toch wel iets kunnen.”

België kan ook in de toekomst op je rekenen ?

“Ze mogen me altijd bellen (lacht).”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content