In de heenronde was Patrick Dimbala nog dé revelatie bij Moeskroen, maar de zware celstraf van zijn broer Frabrice kraakte hem mentaal. Tussen de vragen en de schaamte probeert de Belgisch-Kongolese spits zich te herpakken.

“Weet je wat het is ? Dat ik sinds januari zwak voor de dag kwam, daar had ik zelf schuld aan. Mentaal ben ik niet van de sterksten, dat is al mijn hele leven zo. Mijn zelfvertrouwen was volledig weg, ik liet me wat gaan. J’ étais faible d’esprit, vraiment en chute libre. Ik stond op het veld, maar was met mijn gedachten niet bij het spel”, zegt Patrick Dimbala (22). “Het had alles te maken met machteloosheid, onder andere door wat het gerecht mijn jongste broer Fabrice aandoet. Dat speelde constant door mijn hoofd. Ondanks een blanco strafregister werd hij veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf. Mijn broer is geen crimineel, alleen het zwarte schaap dat moet opdraaien voor de slechte reputatie van zijn vrienden. Fabrice werd duidelijk geslachtofferd. Ik hoop voor hem dat hij straks een tweede kans krijgt, want die verdient hij. We gingen in beroep tegen de uitspraak.”

De feiten zijn nochtans zwaar. De amper negentienjarige Fabrice Dimbala-Mputu werd door de correctionele rechtbank van Brussel aangeduid als de onbetwiste leider van de Afrikaanse jeugdbende Black Demolition. Hij was de schrik van de Matongewijk in Elsene en werd veroordeeld voor drie pogingen tot doodslag, twee groepsverkrachtingen en bendevorming. Voor het lidmaatschap van de misdaadbende kreeg Dimbala vijf jaar cel en daar komt nog eens acht jaar bij voor de andere feiten. Moeder Dimbala moet een schadevergoeding van vierduizend euro betalen als burgerlijk aansprakelijke partij voor de wandaden van haar toen nog minderjarige zoon.

Patrick Dimbala richt het hoofd naar beneden. “Ik ben heel beschaamd, omdat ik weet dat het anders had kunnen lopen. Fabrice was ook een getalenteerde spits bij de beloften van Eendracht Aalst. Ik hoopte ooit met hem eens in dezelfde ploeg te kunnen spelen, net zoals de broers Mpenza. Fabrice was technisch beter en harder. Rien n’est fait quand quelqu’un n’est pas mort. Maar ik vrees dat het voetbal hem nog weinig zal kunnen helpen.”

De uitspraak en de daarbij horende berichtgeving kwamen hard aan bij Patrick Dimbala. “Omdat de meeste Nederlandstalige kranten constant naar mij verwezen. In de Franstalige pers ging het er anoniemer aan toe”, herinnert hij zich. “Dat raakte me heel diep. Wij hebben het toch niet gedaan, hé. Ik werd anders bekeken. Asse is een klein dorp. Iedereen kent mekaar. We wonen er tien jaar, kwamen er ooit als politiek vluchteling toe. Mijn moeder kreeg het emotioneel zwaar te verduren. Het schandaal werd enorm uitvergroot. Een van haar zonen was un voyou, een schoft. Echt afgrijselijk, diep walgelijk. Je kan je niet voorstellen hoe furieus je daarvan wordt.”

Volgens Patrick Dimbala kon zijn jongste broer niet weerstaan aan de vele verlokkingen van het leven. De afwezigheid van hun vader – zijn lot is onbekend nadat hij in 1993 de cel in vloog als opposant van Mobutu – wil Dimbala niet inroepen als excuus. “Ach, ik heb het zelf ook allemaal meegemaakt. De kans om een jointje te roken, om mensen voor de gek houden. Toch kon alleen het voetbal me boeien. Fa-brice was dom, gemakkelijk beïnvloedbaar en naïef. Hij liep zijn foute vrienden te veel achterna. Om interessant te lijken zal hij wel bepaalde stommiteiten begaan hebben. Ik waarschuwde hem meermaals voor zijn buitensporig gedrag, maar wist niet wat hij ’s avonds allemaal uitspookte. Mijn oudste broer – van wie hij echt schrik had – tikte hem regelmatig op de vingers, maar hij woont net als ik niet langer thuis. Fa-brice sloeg onze raad in de wind. ( Berustend.) Hij zal nu wel beter weten. Mijn moeder brieste wel eens, maar dat had blijkbaar weinig effect. Fabrice aanvaardde geen autoriteit.”

Dimbala, die zijn broer wekelijks bezoekt in de gevangenis van Sint-Gillis, is ervan overtuigd dat het dossier tegen zijn broer veel leugens bevat. ” C’est horrible, hein. Ik was echt gedegouteerd. Hoe kan iemand van achttien nu leider zijn van een groep met hoofdzakelijk jongens van 25, 26 jaar oud ? Laat me niet lachen, zoiets wordt toch nooit aan-vaard ! Ze zochten gewoon een schuldige. Fabrice was een gemakkelijk slachtoffer. Die onderlinge bendetwisten, dat is toch niet meer dan hooligans van Club Brugge en Anderlecht die elkaar tijdens een topper opzoeken ? Ik ben ervan overtuigd dat Fabrice nooit iemand heeft willen vermoorden. Dat kan gewoon niet”, schuddebolt Patrick Dimbala. “De eerste keer dat ik Fabrice in de cel bezocht, was bizar. Ik was bloednerveus en kwaad, wilde hem eens goed terechtwijzen. Er hangt een heel rare sfeer ( grijnst). Ik zou er doodgaan, misschien wel zelfmoord plegen van pure tristesse. Maar mijn broer houdt zich heel kranig. Hij moet vooral bidden voor een betere toekomst. ( Heel overtuigd.) God zal ervoor zorgen dat de demonen uit zijn lichaam zullen verdwijnen. We hopen op een behoorlijke strafvermindering door goed gedrag. Doordat het zijn eerste veroordeling is, wordt de straf sowieso door drie gedeeld. We gaan dus uit van minimaal twee tot maximaal vier en een half jaar opsluiting. Daarna zullen we Fabrice van dichtbij begeleiden. Ik betaal momenteel de advocaten, hij is me dus nog een hoop verschuldigd. In Brussel blijven is uitgesloten. Dan moet hij me maar volgen naar het buitenland.”

In afwachting moet Patrick Dimbala zich opnieuw bewijzen bij Moeskroen. “Ik ben iemand die het vertrouwen nodig heeft van een trainer om te presteren”, weet de aanvaller. “Gelukkig kan ik rekenen op de onvoorwaardelijke steun van Philippe Saint-Jean. Hij wist perfect dat ik alleen mijn problemen moest oplossen. De coach is mijn mentor, hij wil me naar een hoger niveau gidsen. Hij werkt graag met jongeren, streeft constant naar persoonlijke vooruitgang. Daarom liet hij me bij de invallers spelen tegen Sint-Truiden en Lokeren. Ik moest mijn ogen weer openen, mijn strijdkracht terugvinden. Als ik honderd procent fit ben, dan heb ik met mijn snelheid en fysiek de kwaliteiten om het te maken in een buitenlandse competitie. Daarom probeer ik nu keihard terug te vechten. Frankrijk en later ook nog Engeland trekken me aan. Ik volg zelfs al Engelse lessen. De trainer raadde me aan videocassettes en wedstrijden van Thierry Henry te bekijken. Hij wil me graag in dezelfde rol uitspelen. Bal aannemen met de rug naar doel, terugleggen en op snelheid de ruimte induiken. Volgens de trainer heb ik min of meer dezelfde stijl als Henry. Dat is een fameus compliment. Ik probeer zo goed mogelijk zijn bewegingen te observeren. Ik mag eigenlijk geen tijd meer verliezen, want ik zie dat Koen Daerden, Thomas Buffel en Thomas Chatelle al veel verder staan dan ikzelf.”

Positief denken staat nu voorop voor Dimbala. “Vroeger raakte ik veel te snel uit balans, ook al ben ik aardig en sympathiek. Je suis vite touché. Als ik een tafel met vier mensen passeerde, waarvan geen enkele persoon me goeiedag zei of me aankeek, dan dacht ik dat ze me niet graag hadden. Stu-pide, hein. Maar zo zit ik nu eenmaal in mekaar. Het heeft niets met schuchterheid te maken, het is iets psychologisch. Ik dacht te veel na, wat leidde tot ongelofelijke twijfels. Na een slechte wedstrijd of een gemiste kans dacht ik steevast aan de negatieve reacties van mijn medespelers of de trainer. Nu probeer ik dat te verhelpen door doelen te stellen : me voluit amuseren op training, opnieuw een basisplaats veroveren, minstens tien doelpunten maken en zeker tien goede wedstrijden. Ik heb geen schrik meer, ben supergemotiveerd en wil graag weer mijn stempel drukken. J’ai de nouveau la rage. Niet denken, maar handelen en binnenkort eens ontploffen.”

“Misschien was ik vroeger wel te veel een mama’ s kindje“, zo geeft Dimbala toe. “Ze verwendde me, betaalde al mijn rekeningen, ik profiteerde ervan. Wanneer ga je eens een grote jongen worden, vroeg Frédéric Herpoel zich eens af. Hij had gelijk. Ik had schrik om alleen te zijn. Nu ben ik volwassener. Ik slaag erin alleen te wonen, kan voor mezelf zorgen. Ik verplicht mezelf om eten klaar te maken en mijn huis op te ruimen. Maximaal één keer per week trek ik naar Brussel, voor mijn vriendin, die nog studeert. Daardoor kan ik me beter concentreren op het voetbal. Ik moet meer bezig zijn met mijn beroep en meer rust inlassen.”

door Frédéric Vanheule

‘Ik ben ervan overtuigd dat mijn broer nooit iemand heeft willen vermoorden. Dat kan gewoon niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content