Piet Demol werkte met Jan Boskamp bij AA Gent en in Dubai. Nu heeft hij zich het lot aangetrokken van een ex-speler die een levenslange gevangenisstraf uitzit in Griekenland. ‘Dat je je engageert, hoort er gewoon bij.’

A lain Libens voetbalde begin jaren negentig als scholier bij RC Mechelen. Zijn trainer was Piet Demol, die hem nadien, als hoofdtrainer van de toenmalige tweedeklasser, ook een paar keer in het eerste elftal opstelde. Een typische rechtsbuiten, vertelt hij : goede voetballer, uitzonderlijk snel, maar te weinig scorend vermogen. “Mocht hij meer op het voetbal gefocust zijn geweest, hij zou zeker in de derde klasse hebben gespeeld.”

Ondertussen is Libens drieëndertig. Het laatste wat Demol van hem hoorde, was toen hij hem opbelde vanuit Luik. Hij had geld nodig. “Ik antwoordde : dat doe ik niet. Geld zou niks hebben opgelost, daarmee hielp ik hem niet. Ik stelde voor om samen een job te zoeken en naar zijn ouders te rijden. Die had hij al een tijdje niet meer gezien.”

Maar Libens liet niets meer van zich horen en Demol vertrok, na eerder met zijn goede vriend Jan Boskamp in Dubai te hebben gewerkt, voor weer een buitenlands avontuur naar Oman. Dat was eind 2004. “Tot ik een maand of drie geleden onverwacht telefoon kreeg op mijn vaste nummer. Van Alain. ‘Ik zit op hotel in Griekenland.’ Ik wist direct waarover het ging. ‘Hoelang heb je gekregen ?’, vroeg ik. ‘Levenslang’, zei hij. Godverdomme, dacht ik, hoe is hij zo dom kunnen zijn.”

Van in hun Mechelse periode wist Demol van Libens’ problemen. Geld dreef de ex-voetballer ertoe drie jaar geleden tien kilogram cannabis naar Athene te brengen. Hij zou 3000 euro verdienen met de smokkel, maar werd ingerekend op de luchthaven. Een Griekse rechter veroordeelde hem tot levenslange opsluiting. Zijn twee kompanen konden ontkomen en kregen later voor de rechtbank van Tongeren lichte gevangenisstraffen. Libens zit sinds 11 juni 2004 vast in de beruchte gevangenis van Malandrino, een bergachtige plek op 235 km van Athene. “Hij is terecht gestraft,” zegt Demol, “maar niet in verhouding tot wat hij heeft gedaan. Normaal komt zijn beroep voor in november, maar een celgenoot van wie het beroep in april zou voorkomen, kreeg de dag voordien te horen dat hij nog zes maanden moest wachten.”

In samenspraak met Libens’ Belgische advocaat Patrick Schruers – zijn Griekse advocaat liet hem vallen – heeft Demol nu de media ingeschakeld. Hun hoop is dat justitie in Griekenland onder druk van de publieke opinie en de politiek het vonnis versoepelt en toestemt in een overplaatsing van de jonge Belg naar een Belgische cel. “Alain heeft een verzoekschrift geschreven dat ik hem had aangeraden vanuit zijn hart te schrijven. Daarmee gaan we de politici aflopen”, zegt Demol strijdvaardig.

Vrijdag 13 april 2007 zat Libens’ zaak in het ochtendjournaal op Radio 1. Hij klonk hoopvol, maar sinds het regime verstrengde na een opstand in de gevangenis, is zijn stemming omgeslagen. Onlangs kwamen zijn ouders en zus op bezoek : hij mocht hen maar heel even zien en mocht van de cipiers zo goed als niets aannemen van wat zij hadden meegebracht. Demol : “Zijn ouders waren moegestreden. Nu we samenwerken, is er een pak van hun schouders gevallen.”

Zelfmoord

Aan elk teken van buitenaf klampt hij zich vast, weet Demol, die zijn ex-speler vrijwel dagelijks aan de telefoon heeft. “Tijdens zijn eerste telefoontje heb ik hem gevraagd : Alain, hoe dikwijls heb je al aan zelfmoord gedacht ? Geen enkele keer, was zijn antwoord. Zijn twee kinderen zijn z’n drive : hij móét ze terugzien, zegt hij. Het voetballen houdt hem ook recht. Vier tegen vier op een heel klein koertje. En daarna met blauwe schenen, maar toch voldaan weer naar binnen, zo vertelt hij me. Alain is geen boef, alleen een jongen die wat verwend is geweest. Nu staat hij met zijn beide voeten op de grond. Hij zal er als een ander mens buitenkomen … áls hij er ooit buiten raakt.”

Waarom Libens uitgerekend hem belde, doet Demol eerst af als een raadsel, maar na wat aandringen heeft hij toch een verklaring. “Dat je je engageert voor een spelertje of zijn familie, hoort er gewoon bij, vind ik. Mensen met wie ik tien, vijftien jaar geleden heb gewerkt, weten dat ze altijd welkom zijn. Ik heb veel gasten gekend in hun puberteit en heb hen toen ook serieus genomen. Hen vaak ook uit de shit gehaald, zeker Alain, omdat hij toen al met zulke zaken bezig was. Die jongens weten dat ik hen nooit zal laten vallen. Daarom ben ik blij dat hij me heeft gebeld : omdat ik nu iets voor hem kan doen.”

Het is een stuk sociaal engagement waarvan hij vindt dat het bij zijn trainerschap hoort. Bij wijze van hoge uitzondering wil hij erover praten. “Ik doe zulke dingen liever in de schaduw. Ik wil niet dat de mensen denken : hoor die Demol nu eens bezig.”

Alain Libens is niet de eerste oude bekende voor wie hij in de bres springt. “Ik probeer veel steun te bieden aan de ouders van Klaas Demey,” vertelt hij, “een jongen die we op de topsportschool van Gent hebben gehad en die zelfmoord heeft gepleegd. Ook aan de ouders van Tim Van Steenbergen, een speler van Temse die verongelukt is. Ik weet dat die mensen er veel aan hebben als medestudenten of ploegmaats van toen contact opnemen. Als de herdenkingsmis eraankomt, zorgen we voor zoveel mogelijk volk. Door al die gasten op te bellen treed ik al genoeg naar buiten.”

Maar, zegt hij, het hoeven niet alleen mensen te zijn die hij kent. “Onlangs nam ik de afrit Lot van de autosnelweg. Staat daar iemand aan de kant met een landkaart te zwaaien. Duidelijk een Marokkaan of een Turk. Ik weet zeker dat die mens daar al een uur stond. Niemand stopt, ik wel. Omdat ik denk : die mens vindt de weg niet, ik ga hem helpen. Ik ben met hem, met mijn bankkaart, gaan tanken. Heb hem daarna nog geld voor de péage gegeven, maar toen hij nóg eens geld vroeg om te eten, heb ik gezegd : nu moet je het iemand anders vragen. Als ik dit aan mijn broers vertel, zeggen ze : ben je zot ? Ik ben op het naïeve af.”

Hoofddoek in Antwerpen

Piet Demol komt uit Dworp, een dorp tussen de Zennevallei en het Zoniënwoud, niet ver van Brussel. Hij groeide op in een gezin met zes kinderen, waarvan de ouders zich “te pletter hebben gewerkt om ons te laten studeren. Onze grote weelde is dat we met ons ma, mijn drie zussen en mijn twee broers elkaar nog altijd ongelooflijk goed verstaan.”

Uiterlijk vertoon is aan hem niet besteed. Geen dikke villa, geen grote auto (“ik rijd in een exemplaar van vijftien jaar oud”), geen hippe gsm. “Ik ben zo opgevoed : je hoeft niet van alles het beste te hebben.”

Twintig jaar lang gaf hij les in het tweede leerjaar van de lagere school van het college in Halle. Als pas afgestudeerde onderwijzer trainde hij al jeugdploegen, terwijl hij zelf ook voetbalde. Bij Rode speelde Demol een driehonderdtal wedstrijden in bevordering. Hard gewerkt en goed verdiend heeft hij in vier jaar als jeugdcoördinator bij AA Gent en nadien met Boskamp in het Midden-Oosten. Op dit moment traint hij de Vlaams-Brabantse tweedeprovincialer FC Pepingen.

“Het clichébeeld van de oliestaten klopt niet voor Oman,” zegt hij, “anders wordt Piet Demol er niet gevraagd als hoofdtrainer. Ik was trainer van Muscat Club en daarna van Saham Club, een ploeg in de tweede klasse. Wel, ik verdien meer bij Bio-agrico (zijn huidige werkgever, nvdr) en Pepingen samen dan ik daar had. Máár : ik was er graag. Het gaat mij om het avontuur, gekoppeld aan het voetbal, gekoppeld aan een andere cultuur. Ik heb alles samen vier jaar in die wereld gezeten. Als ik onze minister van Binnenlandse Zaken hoor in het ochtendjournaal, over een meisje dat in Antwerpen met een hoofddoek in de klas zit, denk ik : maar jongen, ga eens twee weken naar ginder. Er zijn toch andere dingen belangrijker in onze samenleving dan dat ?”

Dubai was glitter and glamour en een rijkelijk loon op de koop toe. “Maar als ik moet kiezen, kies ik direct voor Muscat. Dubai was mijn eerste buitenlandervaring. Alles was nieuw. Ik heb er een fantastische tijd gehad en goed geld verdiend. Dat heeft me een buffer bezorgd – een bufferke eigenlijk : de dollar stond toen 46 Belgische frank, vandaag is dat minder dan 30 frank en veel van die centen zijn in dollar blijven staan. Er zit dus wat sleet op die buffer”, lacht hij.

“Wat ons direct opviel én choqueerde in de Golf, is de moderne slavernij. Spelers die na de training hun spullen zomaar ergens neergooien en mensen uit Pakistan, India en Bangladesh die tegen een hongerloon het vuile werk opknappen. Zelfs bij de jeugd hadden ze een boy. Dat is het eerste wat wij in Dubai, en nadien ook in Muscat, hebben afgeschaft : van ons moesten de spélers voor het materiaal zorgen. In het begin pikten ze dat niet, maar na een tijdje begrepen ze het wel. In Oman had je spelers van achttien jaar die de godganse dag niets deden. Ik heb hard mijn best gedaan om hen te motiveren er een jobke bij te nemen, al was het maar voor twee uur per dag. Zolang ze maar een reden hadden om uit hun bed te komen. Daarom ook heb ik ochtendtrainingen ingevoerd.”

Zwangere vrouw

In Oman gaf hij, op eigen initiatief en onbezoldigd, Engelse les aan de jonge spelers. Hij hen anderhalf uur Engels, zij hem een halfuur Arabisch. Erg ontmoedigend in het begin, zegt hij, wanneer hij er volgens afspraak was ’s ochtends om negen uur en zij niet opdaagden. “Maar nu sturen ze mij nog altijd sms’jes, in het Engels, met altijd dat ondertoontje : hey, ik ben niet alles vergeten, hé.”

Hij denkt aan die ene speler uit een gezin waarvan hij weet dat het twaalf jongens telde. Naar het aantal meisjes heeft hij het gissen. Vader jong gestorven, moeder een en al gastvrijheid. Vaak is hij er ontvangen om iets te drinken of wat fruit te eten. “Zij kreeg iets aan haar ogen, waardoor ze blind zou worden. Nu hadden wij in Dubai een fantastische dokter gehad, iemand uit Irak. Hij had de juiste relaties, maar die vrouw kon dat niet betalen. Ik heb toen geld uit België laten overkomen, want op mijn bankrekening stond zo goed als niets. Ik heb er nog geen seconde spijt van gehad, omdat ik weet : de dag dat je daar terugkeert, word je ontvangen met een hartelijkheid die ik hier bij niet veel mensen ervaar.”

De terreinverzorger in Saham – nog zo’n verhaal – verdiende 50 rial per maand, omgerekend 500 frank. Hij woonde in een heel klein kamertje aan de stadionpoort, want hij was ook nog eens de conciërge. Zulke immigranten – de moderne slaven, dixit Demol – mogen maar om de twee, drie jaar naar huis. Dus toen zijn vrouw was bevallen, betaalde hij hem een vliegtuigticket zodat hij haar toch kon gaan bezoeken in zijn thuisland. “Je kunt zoveel doen omdat je het zelf comfortabel hebt. Dus als je ginder vertrekt, laat je alles wat je had, ook achter voor die mensen.”

Varen tussen dolfijnen

Een aanbieding om in Vietnam aan de slag te gaan heeft Demol ondertussen naast zich neergelegd. Hij ging wel een week lang een kijkje nemen in Ho Chi Minhstad. “Ik heb dingen gezien en beleefd waartoe je anders nooit de kans krijgt. Van de corruptie wist ik niets. De Portugees die er al zes jaar werkt, heeft daar met geen woord over gerept tegen mij. Maar eerlijk, ik weet niet of die wetenschap mij zou tegenhouden. Mocht ik ermee geconfronteerd worden, ik zou het kenbaar maken, ook al zou ik dan vliegen.”

Afrika is nog een blanco uitdaging. Twee keer al was hij op het zwarte continent : één keer met Boskamp in Marokko om er te onderhandelen, tot Jean Dockx Boskamp belde om Anderlecht te komen depanneren, en later nog eens toen hij voor AA Gent drie weken lang in Burkina Faso de Afrikacup volgde. Hij bezocht er weeshuizen en heeft nog steeds contact met zijn chauffeur van tijdens dat verblijf. “Ik ben nog met het kindje van die chauffeur naar de dokter geweest. Dan maak je het mee dat je als vijftigste in de rij staat te wachten en als er nog tien voor jou zijn, komt de dokter zeggen : gedaan voor vandaag. Bij ons wordt er dan gevochten, maar daar komen de mensen de volgende dag gewoon terug. Met die chauffeur heb ik vandaag nog altijd contact : hij schrijft mij geregeld. Meestal gaat het dan over de goede tijd die we samen hebben gehad, zelden over problemen.”

Uit welke hoek van de wereld de uitdagingen ook op hem afkomen, het voetbal blijft de hoofdzaak. “Daarvoor halen ze je ook en dan is het normaal dat je op dat vlak iets teruggeeft. Het is altijd door het voetbal dat de twee andere elementen – avontuur en cultuur – worden ingevuld. Ik voel mij echt nog altijd bezeten van het voetbal. En om u een idee te geven van het niveau : onze nationale ploeg kan níét winnen van die van Oman. Oman is werkelijk een voetbalgek land. Als ’s avonds de zon ondergaat, trekt iedereen naar het strand. Prachtig. Hónderden veldjes, zoals ik het alleen op Copacabana in Brazilië heb gezien. Mensen van zestig die voetballen, gastjes van vijf : fantastisch ! Als zo veel mensen dezelfde sport beoefenen, ís er gewoon potentieel.”

Maar, geeft hij toe, er is toch ook elke dag dat vakantiegevoel. “Ik woonde aan het strand in Oman. Ik heb gezien hoe de schildpadden er hun eieren komen leggen en ben met een bootje uitgevaren om tussen de dolfijnen te zitten. Dat zijn fantastische ervaringen. Maar, in België doe ik het niet anders : als ik hier mijn werk kan combineren met aangename dingen, zal ik het ook niet laten, hoor.” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content