Nagenoeg anderhalf jaar heeft hij moeten wachten voor het begon los te lopen bij Club. Aan de vooravond van het duel tegen zijn ex-club Gent probeert Jesper Jørgensen (29)te begrijpen wat hem overkwam. In mei moest hij blijven, in juli moest hij weg en eind augustus was van een vertrek geen sprake meer.

Jesper Jørgensen: “Is dit mijn eerste interview met jullie in mijn periode bij Club Brugge? (denkt na) Zou best kunnen, ja. Dat betekent dat ik niet goed ben geweest, anders waren jullie wel eerder gekomen. Ik voel me goed nu. Snel zou ik eraan toe kunnen voegen: ‘voor de eerste keer’, maar dat is niet waar. Van de zeven wedstrijden die ik tijdens de play-offs speelde, wonnen we er zes en speelden we één keer gelijk. Toen heb ik het ook goed gedaan. Maar nu voetbal ik misschien voor de eerste keer op de manier die het beste bij me past.

“Ik kwam met grote verwachtingen naar Brugge. Die waren: een belangrijk onderdeel van de ploeg worden en iets winnen. In dezelfde rol als voordien bij AA Gent, als nummer 8. Er waren geruchten dat Club een 6 zocht, maar ik heb tegen iedereen gezegd, tegen VincentMannaert, RoelVaeyens: als jullie een 6 willen, moeten jullie naar iemand anders op zoek. Dat is mijn beste kwaliteit niet. Mijn levensles is: als je niet doet wat je goed kunt en je vindt het niet leuk, dan ga je nooit het beste resultaat halen. Dat was van in het begin zeer duidelijk.

“Zij hebben het geaccepteerd, denk ik, en betaalden een flinke som aan Gent. Naast de verwachtingen die ik had, was ik ook een realist. Ik zou helemaal opnieuw moeten beginnen. Víctor Vázquez, VadisOdjidja en NikiZimling waren concurrenten, maar een mens moet in zijn kwaliteiten geloven. Tegelijk wist ik ook: dit is een grotere club, niet elke wedstrijd zullen dezelfde spelers meedoen (lacht). Ik rekende wel op Europees voetbal, niet zoals dit seizoen. Ik moet voorzichtig zijn, AA Gent was en is een fantastische club, maar dit was een stap omhoog. Deze club zegt rechtuit dat ze kampioen wil worden, terwijl Gent toch meer een subtopper is.

“In mijn ogen was het ook een logische stap. Ik wist waar ik terecht zou komen, kende de competitie, heb hier goeie vrienden naast het veld. Dat klinkt stom voor een voetballer, maar uiteindelijk zijn het die details die tellen. Als ik op het veld de beste wil zijn, moet ik me ernaast ook goed voelen. Mijn eerste zes maanden in Gent waren ook niet fantastisch, het duurt altijd even voor ik me ergens goed voel.”

Eigen schuld

“De start in Brugge was verschrikkelijk. Een week voor de start van het kampioenschap raakte ik geblesseerd aan de enkel. Mijn langste blessure ooit. Als ik er nu op terugkijk, ben ik veel te snel herbegonnen. Op dat vlak neem ik de volledige verantwoordelijkheid, het was dom van mij. Ik kan zeggen dat zij wilden dat ik speelde – positief – of dat ze me pushten om te spelen – negatief – maar de eindkeuze lag bij mij. Ik had toen sterker moeten zijn, véél slimmer, niet alleen voor mezelf maar ook voor de ploeg. Moeten zeggen dat ik niet klaar was, ook al had de club het moeilijk. Want ik wás niet klaar. Toen ik werd opgesteld, had ik zelfs niet één helft voor de tweede ploeg gespeeld, na twee, drie maanden afwezigheid. Ik zag het als een ‘cadeau’, maar het was geen slimme beslissing van mij.

“Het beeld was meteen bepaald. Bij Gent zag je wat ik kon. Hier was het anders. Een nieuwe speler heeft altijd wat tijd nodig, maar als die ook nog eens niet fit is… Nog moeilijker, zeker als doelpunten het beeld bepalen. Heb je gescoord, dan ben je goed bezig, maar mis je een kans… Je moet ook kijken naar de manier waarop een ploeg voetbalt. Vorig seizoen was het balbezit, balbezit, balbezit en dan de lange bal naar Carlos Bacca. Het Gentse spel was eerder opgezet opdat de middenvelders konden scoren, terwijl het voetbal van Club vorig seizoen de spitsen liet scoren. In Gent speelde ik ook altijd op dezelfde positie. Vorig jaar was ik hier de ene keer een 10 die diep moest lopen en ruimte maken voor de anderen, terwijl ik in een andere match een van de twee verdedigende middenvelders was. Nu hebben we weer een systeem waarin ik iedere keer hetzelfde moet doen. Ik ben een speler die het beste past in een team met een duidelijke structuur. Ik ben zelf ook een gestructureerd iemand.

“Nu, een specifieke rol binnen een team krijg je niet, die moet je verdienen. En vorig seizoen verdiende ik die misschien niet, vergeleken met de anderen. De enige periode waarin ik vorig seizoen over mezelf tevreden was, waren de play-offs. De rest niet. De eerste wedstrijden onder Juan Carlos Garrido speelde ik, maar in zijn vierde match werd ik aan de rust gewisseld en was het voorbij. Het enige wat je dan als speler kunt bedenken, is: ik speel niet omdat de coach denkt dat er elf anderen beter zijn. Hij zou stom zijn niet de besten op te stellen.

“Ik kwam in die periode nog wel eens in Gent, ja. Niet omdat ik het niet kon loslaten, maar één: omdat ik nog in de stad woonde – intussen verhuisde ik naar Brugge – en twee: omdat ik er goeie vrienden had. Zowel naast als in het voetbal. Mijn gewezen buurman is mijn beste vriend in België, ik heb nog steeds de sleutels van zijn appartement. César Arzo zei weleens, na een match, als ik in het stadion van Gent was: kom mee naar het spelershome. Ik was eerst wat bang voor de reactie van de fans, maar die waren positief. Ik kom nog steeds af en toe in Gent, maar minder op het voetbal.”

Gekke zomer

“Met Nieuwjaar wilde ik niet weg. Ik was drie maanden geblesseerd, had heel mijn leven lopen knokken om bij een grote club te komen en was gekocht voor goed geld. Geen haar op mijn hoofd dacht aan weglopen na zes maanden zonder te tonen dat ik goed genoeg was. Omdat één man niet in mijn geloofde? Komaan, dat ongelijk wilde ik weleens aantonen.

“Dat doe je door hard te werken. Je eigen weg gaan, frustraties verbijten, jezelf voorhouden: kijk het nog een beetje aan en haal er het beste uit. En stel dat je nog een kans krijgt, zorg er dan tenminste voor dat je goed in vorm bent. Ik heb dat geprobeerd en ik denk dat ik het tijdens de play-offs goed deed, ook al speelde ik vier maanden nauwelijks.

“Het jaar was niet goed, maar het seizoen eindigde wél oké voor mij. Ergens ging ik dan ook de vakantie in met de idee: ik ben goed genoeg voor deze club. Niet dat ik twijfelde aan mezelf, maar soms… Als je niet speelt, denk je toch: dit is tijdverlies, zowel voor de club als voor mezelf. Dan is het beter om te vertrekken. Maar zover kwam het allemaal niet. Ik had voor de zomer een paar mogelijkheden, maar de club zei: neen, je moet blijven. Blijgezind vertrok ik met vakantie.

“Wat er vervolgens tijdens de zomer gebeurde, is voor mij nog steeds een raadsel. Ik snapte er niks van. Toen ik terugkwam, hadden we een goeie voorbereiding. Wel wat moeilijk, want de jongens druppelden geleidelijk binnen en er waren veel jongeren. Maar dan, twee dagen voor het trainingskamp in Manchester, kwam plots de melding dat ik kon gaan. Ik zou géén vriendschappelijke wedstrijden meer spelen, niets. Heel vreemd, voor mij niet te snappen.

“Ik lijk een vriendelijke jongen, maar in mezelf heb ik veel agressie. Alleen toon ik dat niet. Want als je dat toont, verlies je. Op training ben ik een paar keer mijn cool kwijtgeraakt, dat kun je PhilippeClement vragen. Thuis was het moeilijker. Op de club trek je een gezicht, je ziet het niet aan mij, maar thuis kun je je gevoelens meer tonen. Het zijn de mensen die dicht bij je staan die de shit krijgen. Ik ben nu ongeveer een halfjaar met mijn vriendin, zij heeft een andere Jesper leren kennen. En ze is er nog. (lacht)

“Ik reageerde door nóg harder te trainen, extra. Als de anderen naar binnen gingen, hadden ze een wedstrijd. Ik niet. Dus ging ik trainen. Voor mezelf. Alles beter dan binnen zitten. Ik ging lopen op mijn vrije dagen, als we één keer training hadden, ging ik twee keer. Ik at perfect, sliep voldoende, ging niet uit. Ik wilde achteraf niet kunnen zeggen: je bent niet geslaagd, Jesper, omdat je lui was. Of omdat je niks extra’s deed.

“Een paar dagen voor het sluiten van de transferperiode kwamen ze opnieuw bij mij, met de mededeling: Jesper, we willen niet dat je nog vertrekt. De zondag erna stond ik in de ploeg en sindsdien speelde ik nagenoeg alles. Vreemd, ja. Want het was niet dat we een nieuwe coach hadden, Garrido was er nog een tijdje. Voor mezelf is dat de mooiste zege uit mijn loopbaan. Out, niemand die in mij nog geloofde, en ik die zei: fuck, ik was in de play-offs goed genoeg om in de beste elf te staan zonder dat ik in vorm ben, wel: nu kan ik nóg beter.”

Hocuspocus

“Ik wijs niet naar Garrido, ik heb over hem nooit één slecht woord willen zeggen. Je hebt systemen en in zijn systeem pasten lopende spelers misschien niet goed. Misschien was dat de reden. Sommige spelers gaan naar de trainer, maar ik geloof niet dat je jezelf via een gesprek in de ploeg kunt praten. Als een coach zoiets doet, is het een slechte coach. Hij moet de beste elf selecteren en dat moet je als speler respecteren. Hij selecteert toch geen spelers omdat ze vriendelijk zijn! Dat ga je dus niet veranderen door met hem te spreken. Voor een speler is het beter om naar zichzelf te kijken, soms wat egoïstisch te zijn, en een analyse te maken. Als je niet speelt en je voelt dat je geen kans krijgt, moet je gaan.

“Coaches moeten niet méér praten met jongens die ernaast vallen. Coaches moeten gewoon iedereen gelijk behandelen, elke dag. Met respect. Als je dat doet, zijn spelers die ernaast vallen niet boos. Bij Gent waren er bankzitters die na zijn ontslag met Trond Sollied nog iets gingen eten. Dat zegt veel. Als je mensen elke dag met respect behandelt, zijn ze blij, wat er ook gebeurt.

“Het systeem van Garrido, ik denk dat ik er wél in kon spelen, en ik toonde dat ook in de play-offs. Maar in het huidige systeem voel ik me beter. Dit is geen hocuspocus, dit is duidelijk. Misschien was het voordien ook geen hocuspocus, maar we hadden nooit een zo duidelijke manier van voetballen als nu. En voor mij is dat de basis van een voetbalploeg. We hebben nog een lange weg te gaan, we beginnen het pas langzaam te leren en we zullen heus nog wel eens struikelen, maar het is al zichtbaar. Als iemand nu in de ploeg komt, weet hij: ik heb mijn kwaliteiten, maar dit en dat wordt van mij op die plaats verwacht. Ik ben er zeker van – en dat heeft niks vandoen met mijn prestaties – dat Club Brugge binnen drie, vier maanden, ook in de play-offs, zéér goed zal zijn. Met mij in de ploeg? Ik denk het. Ik zeg dat omdat ik zie wat er elke dag gebeurt op training. Dat we de kwaliteiten hebben, daar heb ik nooit aan getwijfeld. De moeilijkheid was die kwaliteiten samen gebruiken. Niet die van eentje. En niet in één wedstrijd, of een keer twintig minuten, maar de hele tijd. Vorig jaar hadden we één plan, en als dat niet lukte, wisten we soms niet wat gedaan. Nu is er een basis om op terug te vallen.”

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content