De dag dat in Assebroek Novak, het zoontje van Geoffrey Claeys, ter wereld kwam, gooide in Neustadt am Rübenberge Robert Enke zich voor een trein. Intussen las hij het boek dat over de Duitse doelman verscheen en dat inspireerde hem om eindelijk ook eens zijn eigen ware verhaal te vertellen.

Vier jaar geleden zei hij in Sport/Voetbalmagazine: “Het voetbal maakte mij rijk, maar niet gelukkig.” Hij was wat verbitterd aan het einde gekomen van een profloopbaan die hem langs Cercle Brugge, Feyenoord Rotterdam, Anderlecht, Eendracht Aalst, Lierse, Excelsior Moeskroen, Melbourne Victory en de Rode Duivels leidde, en volgde een oriëntatiecursus bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. Inmiddels is Geoffrey Claeys (37) een gepassioneerde lifecoach geworden, maar niet alvorens hijzelf een zware identiteitscrisis doormaakte. Een depressie. “Het woord dat ik tot nu toe altijd meed”, zegt hij. “Tijdens mijn spelerscarrière ben ik ermee geconfronteerd geweest en blijkbaar is dat iets dat sluimert. Maar nu weet ik hoe ik ermee moet omgaan.”

Op de salontafel bij hem thuis in de bossen van Sint-Michiels ligt het boek over Robert Enke. Een al te kort leven. Depressies kunnen dodelijk zijn. “Hij pleegde zelfmoord op de dag dat mijn zoontje geboren werd”, zegt Claeys. “10 november 2009. Zijn verhaal raakte mij diep. Door hoe hij als mens in elkaar stak, en door wat er in zijn hoofd omging en hoe hij daarmee omging, en doordat hij toch wilde voortdoen. En door de gelijkenissen met mezelf. Ik voel mij met hem verbonden.”

Het is moeilijke materie, bedenkt hij. “Zeker in de topsportwereld. In het voetbal krijg je altijd maar te horen dat je moet tonen dat je de beste en de sterkste bent, dat je overal tegen moet kunnen en dat je je met hard werken overal doorheen moet knokken. Maar het is meer dan dat natuurlijk. Het is noodzakelijk dat ik mijn ervaringen met de buitenwereld deel, vind ik, voor mezelf, voor mijn lotgenoten en voor al wie op de een of andere manier met een van hen te maken krijgt. Na het lezen van Robert Enkes levensverhaal ben ik daar meer dan ooit van overtuigd én toe in staat. Vroeger kon ik er niet mee naar buiten komen, omdat ik mij ervoor schaamde.”

Geen energie

Zijn eerste depressie beleefde hij bij Lierse. “Ik sprak er toen over met de dokter, maar we besloten het binnenskamers te houden. Robert Enke deed net hetzelfde. Voor 2010 had hij twee dromen: het WK in Zuid-Afrika halen én eindelijk eens met zijn verhaal naar buiten komen. Ik wilde dat ook wel. Maar kort daarna tekende ik een vierjarig contract bij Moeskroen. Wat moet je dan doen?

“Het begon in 2000. Het was oudejaarsavond en ik zat thuis in de zetel. Ik wilde alleen gelaten worden, ik dacht: ik ben gewoon moe, ik rust met het oog op het trainingskamp in Turkije. Maar ook daar raakte ik niet vooruit: zware benen, geen energie, geen dash. Ik wilde wel, enorm graag zelfs, maar ik kon niet. Ik dacht: wat scheelt er met mij? En ’s avonds na het eten wilde ik het liefst meteen naar mijn kamer. Bij Robert Enke las ik dat ook: vermijdingsgedrag, zich isoleren om zich veilig te voelen. Soms ging hij al om negen uur slapen.

“Eens terug van de winterstage vertelde de clubdokter mij dat ik met een zware depressie kampte. Ik kreeg medicatie en die hielp mij erdoor, mijn terugronde was verdienstelijk en ik verhuisde voor vier jaar naar Moeskroen. In de krant verklaarde Hugo Broos: ‘Claeys moet de nieuwe leider worden.’ Dat zorgde niet voor een positieve druk, integendeel, en in de voorbereiding voelde ik het weer opkomen. Nochtans, ik verzorgde mij super, álles deed ik ervoor, maar de dwingende gedachte dat ik de patron op het middenveld moest worden, werd mij fataal. Ik speelde als een natte krant, ik raakte niet vooruit. Fysiek – normaal een van mijn troeven – was ik nergens meer, ook mijn duelkracht verdween en ik liep er voor spek en bonen tussen. Toen heb ik Hugo verteld dat ik met een depressie worstelde. Maar daar had hij nog nooit van gehoord en dus wist hij niet hoe hij ermee moest omgaan. Hij dacht: iedere voetballer kent wel eens een mindere periode, Geoffrey komt bij een nieuwe club terecht en legt zichzelf wat te veel druk op. Maar bij mij zat het veel dieper dan dat. Hij zorgde er wel voor dat ik in contact kwam met sportpsycholoog Paul Wylleman. Die bezorgde mij een mentaal trainingsschema waar ik rustiger van werd. Zodra het beter met mij ging, stopte ik met die dagelijkse oefeningen; en op het moment dat ik het weer moeilijk kreeg, slaagde ik er niet in om er opnieuw mee te beginnen. Uiteindelijk is in Australië de veer helemaal gebroken.”

Geblokkeerde gevoelens

Hij weet hoe het komt. “Het was het gevolg van wat er de voorgaande jaren was gebeurd, van gebeurtenissen in het voetbal maar ook erbuiten die ik niet verwerkt kreeg. Faalangst zat van jongs af aan wel een beetje in mij. Bij de jeugd had ik soms al last van zware benen. Ik herinner mij dat ik als scholier of junior moest meedoen met de invallers, met gasten die groter en sterker waren dan ik, en dat ik mij afvroeg: zal ik daar wel in de smaak vallen, zal ik het wel goed doen? Ik speelde liever in mijn eigen leeftijdscategorie. Robert Enke was net zo. Hoe groter de druk hoe meer de zenuwachtigheid en de angst zich manifesteren, maar de grootste druk is deze die je jezelf oplegt. Dan denk je: ik moet presteren, mij in de belangstelling voetballen, ik mag niet falen, ik moet perfect zijn, de ideale vijftigmeterpass trappen enzoverder.

“Mijn eerste depressie viel samen met een gebroken relatie. Het was mijn eerste grote liefde en ik voelde mij schuldig omdat het niet meer in orde geraakte tussen ons. Achteraf bekeken was het feit dat ik toen blokkeerde het gevolg van een opeenstapeling van dieper gelegen gevoelens en emoties die ik niet had toegelaten. Onder meer het rouwproces van de breuk met mijn vriendin had ik overgeslagen. Maar ook op Anderlecht voor 25.000 mensen uitgefloten worden, had mij een geweldige krak gegeven. Net als de manier waarop Willem van Hanegem mij na mijn eerste wedstrijd in De Kuip afmaakte. Nadat ik tegen de Braziliaanse kampioen Grêmio tussen de benen was gespeeld, zei hij: ‘Die slungelaar, wat gaat hij Feyenoord bijbrengen?’ Bij Robert Enke kwam ik iets gelijkaardigs tegen: hoe Louis van Gaal en Frank de Boer hem bij Barcelona de grond in boorden. Maar ik zat bijvoorbeeld ook lang met een schuldgevoel omdat ik destijds mijn woord gebroken had tegenover Michel Verschueren en naar Feyenoord was gegaan in plaats van naar Anderlecht.

“Net als Robert Enke was ik iemand die zelfs na een ruime overwinning die ene fout van zichzelf onthield. Weken later speelde dat nog in mijn hoofd, want je denkt altijd maar: ik mag niet voor iets negatiefs verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Bij Moeskroen kwam de angst onder Hugo van twee kanten: de angst om met mijn problemen naar buiten te komen en de angst om mijn plaats te verliezen in een ploeg waarvan de trainer zo op mij rekende. Persoonlijkheidstypes als ik zijn daar vatbaarder voor. Binnenvetters en mensen met een groot hart die zich persoonlijk veel aantrekken. Al het slechte bleef mij bij en dat bleef maar malen.”

Het leidde tot compensatiegedrag. “Absoluut. De indruk geven dat er niets aan de hand is. Het wegsteken. Maskeren, ook voor jezelf. Zo ben ik bij Moeskroen voor de wedstrijd zelfs beginnen te roken. Dan voelde ik mij beter, maar de twijfels en de angsten waren daarmee niet weg natuurlijk.” Het leidde ook tot uitspattingen, om de pijn te verdoven of af te reageren: provocatie, agressie, overmatig eten en drinken, nachtbraken. Overdrijven. “Als een van nature introverte persoon als ik zich ineens heel extravert begint te gedragen, dan is dat doorgaans een symptoom dat het niet al te best met hem gaat. Alle negatieve gedragspatronen waren een vlucht of een gevecht tegen de ziekte. Want als het weer eens opkomt, zeg je: daar is mijn hel weer. Het overvalt je, het gaat door merg en been en het raakt je tot in het diepste van je ziel. Je bent machteloos, zit volledig vast, voelt niets en kan het niet onder woorden brengen. Een wirwar van gedachten belet je om helder na te denken, precies alsof er in je bovenkamer een slingeraap aan het werk is. Je doet er alles aan, maar het helpt niet. Je weet niet meer wat er moet gebeuren om je beter te voelen. Je ziet geen uitweg. Een gedachte die in mijn donkerste periodes passeerde, was: wat voor zin heeft het dat ik aan mezelf werk? Toch slaagde ik er na een tijd telkens opnieuw in om mij te herpakken en er weer tegenaan te gaan. Maar plots was het daar weer. Het gevaar is dat je denkt dat je er nooit meer uit zal raken. Had ik ooit zelfmoordgedachten? Ja. Maar ik ondernam nooit een poging. Zelfdoding vergt enorm veel lef en moed, want je mag niet vergeten dat wie in een depressie zit juist heel graag wil leven. Hij kan niet verdragen dat duistere gedachten de baas over hem dreigen te worden. Maar het grote risico dat hij loopt, is dat die zodanig dwingend en krachtig kunnen zijn dat ze de volledige controle overnemen en dat de persoon een einde aan zijn leven maakt.

“Ik las dat Robert Enke soms dacht: hoe zou het zijn, mocht ik er niet meer zijn? Ook dat herken ik. Toen ik nog bij Veldegem voetbalde, stond ik op weg naar de training geregeld voor een onbewaakte overweg en in momenten dat ik mij echt slecht voelde, vroeg ik mij weleens af: hoe zou het zijn, mocht ik hier nu gewoon doorrijden? Maar dan was er toch nog altijd een stemmetje van hoop in mijn hoofd dat antwoordde: ‘Het komt wel allemaal in orde, Geoff.’ Gelukkig.”

Herstellen

Het is in orde gekomen. “Maar het herstelproces is een werk van lange adem, van vallen en opstaan en van weer in de hel terechtkomen, van huilen en van samen huilen met mijn vriendin Nina. Depressie vergt een totale verandering van levensstijl, van gedrag en vooral van denkwijze. Het vraagt in de eerste plaats een positievere manier van zien en van denken: zo objectief mogelijk kijken naar jezelf en de buitenwereld, waarnemen zonder oordelen, fouten aanvaarden en beschouwen als onderdeel van een leerproces. Maar tegen dat zo’n veranderingsproces helemaal op gang komt, duurt het wel een tijdje.

“Tijdens een depressie werken aan je mentale conditie gaat niet. Een middel om eruit te raken, bestaat niet. Maar er zijn wel een aantal instrumenten om ermee te leren omgaan. Mindfulness is er zo een. Dat helpt om aandacht te schenken aan de onrust en de angst die er in je zit, om die te durven voelen en uiteindelijk los te laten in plaats van te negeren, weg te duwen of je ermee te identificeren. Alleen al door de faalangst te herkennen en te accepteren neem je een deel van de spanning weg. De kunst is met volle aandacht te leven en op een relaxte manier met zorgen en problemen om te gaan en alle emoties toe te laten en niet vast te houden, ook de positieve niet. Maar daar moet je klaar voor zijn. Het aanvaarden van gebeurtenissen uit het verleden en er openlijk over spreken, is een hele stap vooruit.

“Nu voel ik mij goed. Ik vond rust sinds ik mij er volledig bewust van ben geworden en aanvaard hoe ik in mijn diepste binnenste in elkaar zit. Denk ik nog weleens aan vroeger, aan die keer dat ik uitgefloten werd en met faalangst speelde? Jazeker. Maar omdat ik er niet meer van wegloop en er ook niet meer tegen strijd, is de impact van die beelden op mijn gemoedstoestand aan het afnemen. Ik kijk er met mildheid naar. Dat laat mij toe om er afscheid van te nemen.

“Loslaten is iets wat ik moeilijk kan. Tot vorig seizoen in maart ben ik in provinciale blijven sjotten, maar het plezier kwam niet meer terug. Je denkt dan: wat kan ik eigenlijk, behalve voetballen? Intussen ben ik een zorgzame papa voor mijn zoontje en een zorgzame man voor mijn vriendin. Maar de klik is pas gekomen nadat ik het voetbal helemaal had losgelaten. Dan besef je ten volle dat je een andere weg moet inslaan en kom je uiteindelijk op een andere manier toch weer in contact met de wereld die je het best kent: de voetbalwereld.”

Helpen

Hij wil graag zijn ondervinding ter beschikking stellen van sportlui die met dezelfde moeilijkheden te maken krijgen. “Het boek over Robert Enke was voor mij ook heel confronterend omdat iemand die in een depressie zit zich meestal heel eenzaam voelt en denkt dat hij de enige is die zich neerslachtig voelt. Maar we zouden schrikken, mochten we weten hoeveel er zoiets meemaken. Onzekerheid, angst, faalangst, dat ligt allemaal heel dicht bij elkaar; en eens de spanningen opgestapeld worden, is een serieuze dip niet meer veraf.

“Psychologen kunnen hulp bieden, maar de mensen aan wie je het meest hebt en met wie je er het best over kunt babbelen, zijn toch je eigen lotgenoten. Zij die het zelf aan den lijve ondervonden. Robert Enke sprak er met bijna niemand over en ik ook niet. Hoeveel weten er in het Belgisch voetbal dat ik met dezelfde ziekte als hij te maken heb gehad? Héél weinig. Je praat er niet over om jezelf te beschermen. Ook omdat je met iemand met faalangst heel voorzichtig moet omgaan. Hem zogenaamd motiveren met te zeggen ‘jij kunt dat wél’ is fout. Want dan doe je alsof die angst, de emotie die zich vooral in de buik en de hartstreek vastzet, er niet is. Bij spelers met die problematiek komt het eropaan zachter, minder kritisch voor zichzelf te worden. Door voor zo iemand hard te zijn, creëer of vererger je juist het probleem. Niet individueel gerichte mentale coaching kan littekens nalaten in een mensenleven. Het gebeurt vooral bij coaches die zichzelf en niet de sporter centraal zetten. Robert Enke leed daaronder en ik maakte er ook wel een paar mee die mij geen deugd deden.

“Het is een heel proces dat begint met een vertrouwensband en met de bewustmaking van die faalgedachte: van welk voorval komt ze voort, wat voel je als je eraan denkt en hoe reageert je lichaam erop? Progressieve relaxatieoefeningen kunnen helpen om de spanning te leren voelen en ze te ontspannen, om het beeld waar de schrik vandaan komt weer op te roepen, te herbeleven en te proberen te laten voor wat het is. Dat is mentale training en als ik in één iets een specialist ben geworden, dan is het daarin.

“Zodra iemand in een depressie is terechtgekomen, zijn er geen oplossingen om hem te helpen. Er voor hem zijn en actief luisteren zonder te oordelen, is het enige wat je in dat geval kunt doen. Alleen dan maak je waar contact. Zeg hem niet wat hij moet doen, want dat creëert alleen maar nog meer frustratie. Dan doet hij dat misschien, werkt het weer niet, faalt hij zogezegd alweer en reageert hij zich tegen jou af. Toegankelijk, empathisch en begripvol zijn, meevoelen en meedenken, daar draait het allemaal om als je de juiste snaar wilt raken.

“Uiteindelijk bracht mijn depressie mij dichter bij mijn ware zelf. Zodra je voelt dat je er aan het uitkomen bent, kom je tot de kern van jezelf. In wezen ben ik een rustig type dat van harmonie houdt. Het belangrijkste is die eigenheid te behouden en te respecteren. Wie niet coacht of speelt op authenticiteit valt vroeg of laat door de mand. Want je kunt maar optimaal presteren als je jezelf bent.”

Hij, de ervaringsdeskundige, volgt nu in België in Nederland opleidingen en cursussen om zich de kennis, de technieken en de vaardigheden die hem hielpen zelf eigen te maken: totaalcoachen met het Action Typesysteem van Jan Huijbers en Peter Murphy; de Mindsetmethode van Jackie Reardon & Hans Dekkers; de progressieve relaxatieoefeningen van Jacobson; mindfulness, de in België door David Dewulf geïntroduceerde aan- dachtstraining van Jon Kabat-Zinn. Misschien keert hij met al zijn ervaring en bagage op een dag als assistent-trainer wel weer helemaal terug in het voetbal.

“Dat zou best kunnen”, besluit hij. “Ik denk wel dat ik een goeie hulptrainer zou zijn. Een vertrouwenspersoon voor spelers en trainers, een verbindingsman die tot een harmonieuze samenwerking bijdraagt. Een assistent met speciale aandacht voor het mentale aspect die mee op het oefenveld staat, die er mee voor zorgt dat iedereen in de ideale gemoedstoestand aan de wedstrijd begint en zo het beste uit zichzelf kan halen. Ja, dat zou ik heel graag doen. Zo’n job in de schaduw is mij eigenlijk op het lijf geschreven. Dat is zeker een rol waarin ik een meerwaarde zou kunnen betekenen voor een club of een vereniging.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE / JONAS HAMERS

“Ik las dat Robert Enke soms dacht: hoe zou het zijn, mocht ik er niet meer zijn? Ook dat herken ik.”

“Alle negatieve gedragspatronen waren een vlucht of een gevecht tegen de ziekte.”

“Als ik in één iets een specialist ben geworden, dan is het wel in mentale training.”

“In wezen ben ik een rustig type dat van harmonie houdt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content