Zijn trainerscarrière begon Marc Brys bij Delta Londerzeel. ‘Je leert dat je niet moet ingaan op provocaties.’

J osAnnaert, manager van derdeprovincialer KVC Delta Londerzeel, heeft zich even in het bureeltje teruggetrokken om met de voorzitter te bellen. Waarom Delta Londerzeel Delta Londerzeel heet, was de vraag. Hij komt met het antwoord terug. Bij gebrek aan inspiratie, luidt het, lieten de oprichters zich dan maar leiden door het opschrift op een voorbijrijdende vrachtwagen. Erger mogelijkheden zijn de club bespaard gebleven. Ook nu raast het verkeer achter het industriepark over de A12, maar kijken we de andere kant op, zien we tussen de reclamepanelen door midden in de velden de wieken van een molen. Een lelijk amalgaam van bedrijvigheid en idyllische rust in één draaibeweging gevat.

Hier is het dat Germinal Beerschottrainer MarcBrys debuteerde in het vak. Gezeten in de kantine, gevangen in het licht van een neergaande zomerzon, komt de herinnering aan zijn debuut als trainer. In 1998 was het, als speler-trainer aanvankelijk. “Iets over halfweg het seizoen”, zegt Brys, “moest ik een zware buikspieroperatie ondergaan en was ik alleen nog trainer. De combinatie van speler en trainer heb ik eigenlijk nooit goed gevonden omdat een van beiden, of de coaching of je eigen spel, eronder lijdt. Ik had als verdedigende middenvelder niet het talent om op te teren. Ik moest positioneel en qua duelkracht alles goedmaken en de motivatie viel ook wat weg. Ook al omdat ik voelde dat het trainerschap mijn ding ging worden.

“Ik voelde me al vrij vlug meer beslagen als trainer dan als voetballer. Als je die gebetenheid op dat moment nog niet hebt, ga je ze, denk ik, ook nooit hebben. Spelers die te snel de stap maken naar het trainersvak, spelers die bij wijze van spreken op 30 juni speler zijn en op 1 juli trainer, redeneren, denk ik, nog heel veel als voetballer. Maar de klik was op het moment dat ik trainer werd bij mij al lang gemaakt. Met UrbainSpaenhove heb ik drie jaar samengespeeld. Ik voetbalde volledig in functie van hem. Daarna heb ik hem nog kunnen meemaken als trainer en een aantal zaken die ik belangrijk vind teruggevonden, zoals het mentaal scherp krijgen van een elftal door te praten en de beleving die je ook in de Nederlandse school ziet.

“Bij Wilrijk trainde ik al van mijn twintigste de duiveltjes en de preminiemen. Dat vind ik nu nog altijd een goeie leerschool. Kinderen zijn zo spontaan en oprecht dat het er meteen uitkomt als ze iets niet goed vinden. Op een gegeven moment kwamen de preminiemen af met kwartetspel, waar ze achter mijn rug mee bezig waren. Dan zijn we maar gestopt met trainen en hebben we samen gekwartet op het veld ( lacht). Dat breekt dan wat de routine. Eigenlijk zijn kinderen het zuiverste, die verstoppen zich niet. Je krijgt er heel veel van terug. Ze komen kijken naar wedstrijden en ik herinner me dat ze bij de geboorte van mijn oudste dochter allemaal naar het ziekenhuis zijn gekomen. Dat zijn van die momenten die je alleen bij kinderen kan tegenkomen.

“Qua oefenstof ben je in die leeftijdscategorie van duiveltjes en preminiemen vrij beperkt en moet je blijven zoeken naar de andere spelvormen om het plezant te houden, wat niet zo evident is. Zulke zaken houden je scherp en leren je vooruitdenken. Misschien is het utopisch, maar eigenlijk zou iedereen daar een paar jaar tussen moeten toeven. De oprechtheid, de zuiverheid, de spontaniteit van de respons raak je kwijt op een hoger niveau. Als de belangen groter worden, verdwijnt, logisch, een groot deel spontaniteit. Ik vond dat een fijne periode, maar de drang om mij te verbeteren werd almaar groter.”

Zijn eerste wedstrijd als speler-trainer, werd met Delta Londerzeel op Borcht gespeeld. “Toen een heel klein veldje, want qua velden, moet je vaststellen, is het Brabantse niet erg goed bedeeld. Vooral die kleinschaligheid en de gebetenheid in de wedstrijd zijn mij bijgebleven. We speelden 2-2 en ik maakte, herinner ik mij, de tweede goal. Gewoonlijk maakte ik er één per seizoen en ik scoorde nu al in de eerste wedstrijd, ik denk dat iedereen heel tevreden was op dat moment ( lacht). Uiteindelijk bleef het ook de enige ( lachje).”

Achteraf discussieerde hij in de kantine nog na met de trainer van Borcht. “Soms word je geprovoceerd en het zijn de dommeriken die erop ingaan zeker, hé. En toen was dat met mij het geval. Ik was heel gedreven om aan een carrière als trainer te beginnen en de score van die eerste wedstrijd was voor ons niet gevleid – we hadden te allen tijde moeten winnen – dus heb ik mij tot een aantal uitspraken laten verleiden. ‘Jullie halen dit seizoen geen tien punten’, zei ik.”

De kranten lustten er wel pap van. “Maar dat is goed, ik ben blij dat ik zulke fouten gemaakt heb. De moraal is dat je naar niemand toe iets te bewijzen hebt, maar gewoon voor jezelf kritisch moet blijven en uitmaken of je goed gewerkt hebt. Zonder je door anderen te laten opnaaien of provoceren. Want de les werd alleen maar groter na het seizoen, toen bleek dat Borcht kampioen speelde ( lacht).”

Inmiddels heeft het trainersvak Marc Brys tot in eerste klasse gebracht. Met de jaren is ook de kennis gekomen. “Je leeft heel idealistisch toe naar die job van trainer. Je denkt : ik maak iedereen beter, ik kán iedereen beter maken. Maar dan moet je tot de vaststelling komen dat de chemie tussen speler en trainer er niet altíjd is. Van sommige spelers moet je constateren dat je ze niet beter kan maken. Dat is dan wel wat ontgoochelend. De eerste jaren dacht ik altijd dat ik iederéén kon motiveren, dat zoiets niet altijd gaat, daar moet je leren mee leven. Maar ik tracht wel op een zodanige manier met mensen om te gaan, dat ik altijd kan zeggen wat ik denk. Ik wil spelers naar supporters toe nooit in hun hemd zetten. Van het moment dat ik dat bewust doe, stop ik ermee.

“Ik hoor vaak van collega’s dat ze minder praten met hun spelers. Maar waarom niet zeggen wat je denkt ? Spelers moeten zich niet akkoord verklaren, maar ik merk achteraf wel dat het respect komt als je een beslissing hebt gemotiveerd. Dat is wat mij vooral frappeerde als trainer van een eerste elftal : dat je soms beter wordt van een gesprek, ook als trainer. Heel pedagogisch. Je vertrekt altijd van je eigen invalshoek, maar als je hebt gepraat met een speler, blijkt er soms een heel andere gedachtegang in diens hoofd te zitten. Ten tijde van Delta Londerzeel was er een linkerflank, JoeriJanssens : overgekomen van rivaal SK Londerzeel, hoge verwachtingen, niet onmiddellijk de juiste kadans te pakken en niet in de ploeg, dus hij liep er wat sip bij. Enfin, gesprek gevoerd in de cabine en toen bleek dat hij de overstap verkeerd had ingeschat, dat ik strenger voor hem was geweest in de voorbereiding, hem niet de juiste kansen had gegeven. Achteraf bekeken moest je stellen dat dat eigenlijk wel klopte. Wel, een paar weken later is hij in de ploeg gekomen en er niet meer uit geraakt. Hij speelt er zelfs nu nog.

“Spelers hebben, vind ik, het recht te weten hoe je werkt en wie zich daar niet in kan vinden, heeft het recht alsnog voor een andere ploeg te kiezen. Voor ik hier begon, had ik een aantal wedstrijden gezien en heb ik een gesprek gehad met een speler. Ik vond dat hij als aanvaller verkeerd werd uitgespeeld. Ik zag er meer een verdediger in en zo wou ik hem ook uitspelen. Ik had hem gevraagd om daarover na te denken en hij is naar een andere club gegaan. Alleen door zo duidelijkheid te scheppen, kan je veel problemen voorkomen. In elke leefgemeenschap heb je nood aan een aantal regeltjes. Niet om je te beperken, maar juist om je heel veel vrijheid te geven.

“Maar aan de trainingsduur heb ik hier, op provinciaal niveau, geen concessies gedaan. Wat niet wegneemt dat je ook naar je spelers moet luisteren, want het mag niet tot starheid leiden. Als ze iets veranderd willen zien, leg ik de bal in hun kamp en moeten ze er wel de verantwoordelijkheid in dragen. Vorig seizoen mochten ze, omdat ze zich mentaal moe voelden, eens zelf hun week indelen. Ik wou daar best in meedenken, maar de verantwoordelijkheid van de wedstrijd lag dan wel bij hen. Maar we hebben die glansrijk gewonnen, dus het kán.

“Maar de beperking van twee trainingen ’s avonds waarmee je in provinciale te maken kreeg, heb ik altijd vervelend gevonden. Ik heb dat dan ook uitgebreid naar drie trainingen en in plaats van vrijdag ’s avonds te trainen, trainden we op zaterdagmorgen, om dezelfde omstandigheden te hebben als op de wedstrijd ’s zondags. Dan mocht er al eens gelachen worden, werd er taart gegeten.”

Bij Delta Londerzeel combineerde Brys het trainersvak met een functie bij de politie en dan gebeurde het wel eens dat hij van een nachtdienst rechtstreeks naar de training kwam. “Maar op die momenten voelde dat helemaal niet zwaar aan. Als de drang groot is om iets te realiseren, is dat bijkomstig.” Van zijn spelers verlangde hij die gedrevenheid, provinciale of niet, ook. Zonder ze te eisen evenwel. “Als je te veel eist, wordt dat een breekpunt en dat wil ik niet. Ik zie het eerder als spelers sensibiliseren, betrokkenheid losweken.”

Liep Delta Londerzeel tijdens een bosloop in de buurt een andere ploeg tegen het lijf, dan waren zij steevast de enigen die allemaal dezelfde trainingsuitrusting droegen. “Uniformiteit, je goed voelen, mooie uitrusting, dat hoort erbij. Uitstraling is belangrijk, want daar voelen spelers zich goed bij. Als iemand in een mooi tenue het veld opstapt, vóel je dat. Spelers moeten ook voelen dat je aan de mouw van het bestuur trekt. Je kan ook op die manier als trainer je groep gemotiveerd krijgen en houden. Mogelijkheden daartoe bieden zich altijd aan, je moet ze alleen herkennen.

“De mentaliteit van een Brabander is daarin wel wat zachter op sommige vlakken, toleranter. Een Antwerpenaar is soms cynischer. Ik bedoel : hier kon je nog fouten maken. Sommige oefeningen ogen bijvoorbeeld heel mooi als je die uitschrijft, maar werken totaal niet eens je ze op het veld uitprobeert. Op hoger niveau wordt dat afgestraft. Men zegt wel dat ik een nieuwe trainer in eerste klasse ben, maar eigenlijk ben ik, onder andere door mijn werk bij Londerzeel, de periode van de grote flaters, de beginnersfouten al voorbij. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik geen fouten meer zal maken, natuurlijk ( lachje).”

Terwijl de zon al lange schaduwen op de onberispelijke grasmat werpt, is ook de manager erbij komen zitten. Of de aanwezigen de medewerkers van Delta Londerzeel met respect zouden willen behandelen, vraagt een op de koelkasten geplakte A4’tje. Het zijn vrijwilligers, een uitstervend ras, staat er.

Inkomsten haalt Londerzeel zoals veel clubs in provinciale voor een groot deel uit eetfestijnen. Maar de eetfestijnen van Delta Londerzeel, zegt Marc Brys, zijn wijd en zijd bekend. Temeer omdat deJos niet alleen alles piekfijn organiseert maar er beroepshalve als kok ook daadwerkelijk een festijn voor eten van maakt. Hij komt er nog graag terug, Marc Brys, zeker nu ook zijn schoonbroer er trainer is. “En dan kom je vaak veel oud-spelers tegen die nog altijd een goeie band met de club hebben. Dat komt doordat de mensen die hier werken dat met hart en ziel doen. Op twee maanden tijd hebben ze zo eigenhandig de kleedkamers gebouwd.” Wisten wij trouwens, vertelt Jos Annaert, dat Duvel hier in de buurt gebrouwen wordt ? Dus wat willen wij ter afsluiting nog drinken ? Duvelke ?

door Raoul De Groote

‘Ik voelde me al vlug meer beslagen als trainer dan als voetballer.’

‘Eigenlijk zou iedere trainer een paar jaar tussen de jeugd moeten toeven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content