Racing Genk en Standard hielden elkaar zondag als een blok van de overwinning. Ook Elyaniv Barda kon niet voor de kentering zorgen. ‘De verdedigers kennen mij nu ook.’

Zijn penalty tegenover AndrésEspinoza was niet goed getrapt – op halve hoogte en te ver van de paal – en excuses zocht Elyaniv Barda achteraf dan ook niet. “Ik had op training twee keer gescoord in die hoek, dus ik heb op het laatste moment beslist hem in tegenstelling tot anders aan de kant te geven. Ik neem deze wedstrijd op mij en ik bedank de hele ploeg omdat ze ervoor gezorgd hebben dat we desondanks toch niet verloren.”

Was zijn penalty te slap, dan gold dat evenzeer voor de rest van zijn wedstrijd: Barda speelde ongeïnspireerd vanaf links en zag zijn occasionele steekpassjes onderschept worden. “Het was moeilijk om een vrije man te vinden vóór mij.”

Nochtans is er hem veel aan gelegen dit seizoen beter te doen dan vorig jaar.

Topschutter

Met zestien doelpunten in zijn eerste seizoen bij KRC Genk – een aantal waarmee hij lang in de running bleef voor de titel van topschutter – legde Elyaniv Barda de lat hoog voor zichzelf.

“Misschien kan je er in je eerste seizoen beter maar tien scoren. Nu denken de mensen dat ik er twintig ga maken, maar zo werkt het niet. Kampioen spelen is nog altijd beter. Ik ben er niet mee bezig om topschutter te worden. Vorig seizoen, ja, omdat ik op één doelpunt van die titel stond op drie wedstrijden van het einde.

“Dit jaar ben ik veel geconcentreerder. Ik weet nu wat ik kan verwachten. Ik ken op de twee nieuwkomers na alle ploegen. Ik weet welke verdedigers traag, sterk of snel zijn. Maar het werkt ook van twee kanten: zij kennen mij nu ook.

“Ik heb dit seizoen voorbereid met het idee dat het anders dan vorig jaar zou zijn en dat ik harder zou moeten werken. Ik voel het verschil nu bij elke wedstrijd. Vorig jaar kon ik me vrij voelen: niemand kende mij. Nu word ik elke wedstrijd van dichtbij gevolgd door de verdedigers. Het second season syndrome, ja. Maar ik ben blij als ik daar doorheen kom.

“Ik denk dat ik veel vooruitgang geboekt heb. Twee, drie keer per week fitnesstraining was ik niet gewoon. Maar je voelt het natuurlijk niet van de ene dag op de andere veranderen. Ik wil dat mijn benen steviger worden, maar dat lukt niet. Hoeveel ik er ook op train, het verandert niet.”

Ploegspel

Iedereen, liet Pierre Denier dit seizoen optekenen, kon nog dertig procent beter. Genk mocht best wat ambitieuzer zijn.

“Is zo. Vorig seizoen speelden we heel goede wedstrijden die we dan toch nog verloren. Dit seizoen spelen we wat ander voetbal en op het eind winnen we. Dus als het goede voetbal er nu ook nog bij komt, kan het alleen maar beter gaan.”

Barda staat nog altijd bekend als een typische wedstrijdspeler: iemand die er dan staat, maar zich op training tijdens de week al eens afwezig toont. Misschien daarom dat Daniel Tözser opmerkte dat hij Barda in het begin oversloeg in de opbouw: hij achtte de Israeliër aanvankelijk niet zo sterk.

“Heb ik niet gevoeld. Er zijn veel nieuwe spelers en dat heeft tijd nodig. Aan mijn meeverdedigen moet ik nog werken. Maar ik voel dat ik in België al beter geworden ben. We hebben als ploeg alleen een paar overwinningen op rij nodig.”

Vanaf de flank lijkt Barda minder zijn stempel te kunnen drukken: centraal rendeert hij het best. Tegen Standard evenwel kwam hij op de linkerkant terecht omdat Genk, met Tözser op de bank, Pudil links weghaalde om centraal met De Decker en Tóth het driemansmiddenveld van de Rouches – Defour, Nicaise, Witsel – het hoofd te bieden. Ogunjimi bleef centraal voorin alleen over. Barda: “Ik heb geen voorkeur. Zelfs op rechts of links heb ik een vrije rol. Tegen GBA en Dender stond ik links, ik speel waar de trainer mij zet. In de nationale ploeg ben ik spits of tweede spits, maar ja, ik heb wat vrijheid nodig. Ik ben altijd meer een assist guy geweest, maar ik ben blij dat men nu meer doelpunten verwacht van mij. Ik heb nog niet met Ivan Bosnjak gespeeld, alleen met Adam Nemec. Met Ivan kan ik afwisselen: de een gaat diep, de ander komt terug. Met Adam blijf ik in mijn positie. Hij blijft diep.”

Toen hij twee wedstrijden op de bank verzeilde door een blessure, pakte de ploeg 6 op 6. Zorgen maakte hij zich echter niet. “Neen, ik was zó gelukkig. Als ik op de bank zit en we winnen, I get money in the bank ( grijnst). Ik maak er nu een grapje over, hé. Maar ik was geblesseerd, dat is anders dan om een andere reden op de bank te zitten. Maar ik heb de andere spelers achteraf gefeliciteerd, hoor.

Van Geneugden is open met de spelers. Je kan met hem praten over hoe je je voelt. Ik kan hem uitleggen wanneer ik mij goed of niet goed voel. Bijvoorbeeld als ik iets niet begrijp, over meeverdedigen, is het geruststellend voor mij dat ik dat kan gaan vragen zonder mij er zorgen over te moeten maken dat ik dan misschien niet ga spelen. Dat geeft ook vertrouwen.”

Contract

Barda zit nu in Genk, maar Barak Itzhaki keerde inmiddels terug naar Israël. De motivatie die Barda erop na houdt, is anders dan die van Barak Itzhaki – het is de keuze tussen een ster willen worden of carrière willen maken. Itzhaki liet zich inspireren door het eerste: hij laat zich graag opmerken in de trendy winkels en uitgaansgelegenheden van Israël en keerde terug naar Beitar Jeruzalem.

“Ik heb Itzhaki aangeraden te blijven, maar hij wou met zijn kop door de muur per se terug. Wat hij wil, weet ik niet, maar ík wil een goede carrière en een mooie toekomst voor mijn gezin. Ik praat daarom niet graag over mijzelf.”

Over een mogelijke contractverlenging voor Barda wordt in Genk wel al lang gepraat.

“Ik heb nog twee jaar contract. We onderhandelen nu over een nieuw contract. Jacques Lichtenstein en David Cohren voeren de gesprekken – ze kennen mijn limiet. Dus op het eind van dit seizoen heb ik nog één jaar contract en zal ik eind de twintig zijn. We zullen zien welke clubs er komen. Misschien teken ik alsnog een nieuw contract. Ik wil nog verder, maar na een slecht seizoen kan ik niet over een transfer praten. Je moet begrijpen dat het moeilijk is om na één goed eerste jaar in Europa al meteen te vertrekken. Moeilijk voor de club en moeilijk voor mij. Elk jaar veranderen van land, van stad, alles verhuizen, dat is niet gemakkelijk. Stabiliteit is ook belangrijk, ja. Engeland, Duitsland, Spanje, Italië … Het was niet makkelijk voor de club om mij zo vroeg te laten vertrekken. Er waren aanbiedingen, maar er was niets concreet. Dus ik kan niet zeggen dat ik ontgoocheld was.

“In de laatste zeven jaar heb ik altijd in Europa gespeeld, met Maccabi Haifa, Hapoel … Nu zijn er minder wedstrijden, minder druk, maar je wil toch altijd in Europa spelen. Ik mis het, maar ik kijk er veel naar. Ik heb de ambitie om in een betere competitie te spelen. Maar dat zeggen is makkelijk. Ik weet dat ik een volledig goed seizoen zoals vorig jaar nodig heb. Wat komt, komt. Ik word er niet gek van, want ik ben hier heel gelukkig.”

Familieman

Vanuit de organisatie Bigger than Life kwamen tegen Standard 40 kinderen met kanker uit Israël naar Genk afgereisd. Het kadert in een bezoek dat de vereniging brengt aan Israëlische spelers in het buitenland. “Ze zijn al in Liverpool geweest, in Manchester City, en nu kwamen ze naar Genk voor mij en Toama. Ze krijgen een cadeau en een poster. Leuk voor hen.”

Israël ligt hem nog altijd nauw aan het hart.

“Zaterdag is niet zaterdag, maar sabbat ( rustdag in het jodendom, nvdr). Ja. Ik denk nog altijd zoals in Israël. Dat betekent dat mijn vrouw en kinderen twee dagen vrij hebben in plaats van alleen zaterdag zoals in Israël ( lachje). Ik ben de hele dag op de club, dus als ik thuiskom, gaat al mijn aandacht naar mijn vrouw en kinderen. Mijn familie komt voor alles. Zij doen een grote opoffering voor mij door naar België te komen. Hier hebben ze niemand, dus daar moet ik iets voor terug doen.

“Mijn gezin is hier heel goed aangepast, mijn kinderen doen het goed in de opvang. Hier vertrekken zou voor mij ook moeilijk zijn. Elke speler wil vooruit, maar ik denk eerst aan de gezondheid van mijn kinderen en mijn vrouw. De beslissing voor een transfer zal ik daarom niet alleen nemen, dat is zeker.”

Dat hij in de eerste plaats een familieman is, blijkt ook uit de mensen door wie hij zich laat inspireren.

“Mijn favoriete nummer is van Amir Benayoun, I have a dream, over familie, het leven, een droom hebben. Ik vind mij erin terug.”

Net als in Roger Federer.

“Federer is mijn favoriete tennisspeler. Ik hou van zijn stijl: hij wint alles wat je maar kan, maar hij blijft dezelfde, terwijl sommigen veranderen door succes en geld. Mensen kijken anders naar mij nu. Maar ik kan succes relativeren: mijn gezin blijft op de eerste plaats komen. Het is belangrijk te weten dat er iemand achter mijn carrière staat, zoals mijn vader. Ik weet daardoor dat ik opgevangen zal worden als ik val.” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content