Tien jaar na de genocide neemt Rwanda voor het eerst in zijn bestaan deel aan de Afrikacup. Thuis in Sint-Truiden zit Claude Kalisa zijn wonden te likken. ‘Wij geloven in de kracht van het goede,’ zegt hij, ‘in goede en slechte tijden.’

C laude Kalisa : “Ik dank God iedere ochtend en iedere avond dat ik leef ondanks alles wat er is gebeurd. Merci. Ik voel mij beschermd. Ik ben gevlucht toen in april 1994 in Kigali de burgeroorlog begon, gevlucht om te overleven. Ik redde het, mijn hele familie redde het. Mijn ouders, drie zusters en vier broers. Merci.Merci, want achthonderdduizend mensen redden het niét.

“Alles is begonnen toen president Habyarimana is verongelukt. Zijn privé-jet stortte neer bij het dalen. Een ongeval ? Neergeschoten ? Vermoord ? Ik weet het niet. Wie zal het zeggen ? Wat maakt het nog uit ? Vanaf die dag is alles veranderd. Voorheen was het wel onrustig in de regering, maar onder het volk verder relatief kalm. Waarom de hel opeens is uitgebroken, is moeilijk uit te leggen. Ik was jong, ik had geen verstand van politiek. Wraak van de Hutu’s op de Tutsi’s ? Er zijn zoveel verhalen, maar als je altijd maar teruggaat in de tijd en je afvraagt wie er is begonnen, schiet het natuurlijk nooit op. Feit is dat etnische groepen het niet goed met elkaar konden stellen, maar de enige vraag die ik mij stel, is : hoe komen we vooruit, wat kunnen we doen voor onze jeugd ? Dat is de essentie.

“Ik heb verschrikkelijke dingen gezien. Ik was een jaar of vijftien en ben gevlucht zoals zoveel anderen. Alles en iedereen achtergelaten, zoals zeer veel kinderen, nog veel jongere dan ik toen ook. Leven was er niet meer mogelijk, laat staan voetballen. Als je hoort dat de ene familie na de andere die je kent, is uitgemoord ; als je de lijken op straat ziet liggen ; als je buurman van kant is gemaakt en er op jouw deur wordt geklopt… Wat doe je dan ? Dan loop je voor je leven, wat je vader of moeder ook zegt. Veel kinderen hebben hun ouders verloren. Afgeslacht, met machetes, met de kogel of met de hamer de schedel ingeslagen. Er werd gedood met van alles. Je wist ook totaal niet meer wie je nog kon vertrouwen en wie niet. Iedereen heeft er doodsangsten uitgestaan. Je hield het niet voor mogelijk dat iemand je opeens met een kapmes de keel kon oversnijden zoals bij het slachten van een geit. Of dat ze je plots met drie man vastgrepen en de kop insloegen. Mensen staken massaal de grens over. Er zijn er die uit angst tot in Centraal-Afrika en Kameroen zijn gelopen. Dat moet zo ongeveer de afstand zijn tussen Sint-Truiden en Denemarken. Of is het van hier tot in Azerbeidzjan ? Het is ongelooflijk.

“Het zijn dingen waar je veel van leert. Wat ? Veel dingen. Als je zulke dingen gezien en meegemaakt hebt, weet je dat je in het leven altijd… hoe zou ik het zeggen… rustig moet zijn, geduldig, gematigd. Ik weet eigenlijk niet goed welk woord ik moet gebruiken. Extremisten zijn gevaarlijk. Je moet willen samenleven met andere mensen, wat hun nationaliteit, cultuur of geloof ook is. Het probleem is de opvoeding. Als ik tegen mijn kinderen zeg dat de buren geen goede mensen zijn, wegens hun afkomst, hun ras, hun wortels, dan worden ze groot met dat idee en dat is slecht. Wij weten tot wat het kan leiden als mensen elkaar bekritiseren op etnische gronden. In Rwanda zijn ze elkaar daarom gaan uitmoorden. We weten dat het anders moet, maar als je blíjft praten over Hutu’s en Tutsi’s houdt het natuurlijk nooit op. We moeten vergeten, proberen te vergeten wat er is gebeurd ; we moeten daar echt inspanningen voor doen. We moeten proberen de toekomst van onze kinderen voor te bereiden.

“Ik ben mijn eigen therapeut, mijn geloof is mijn therapie. Geloof in het goede, in de liefde. Wij zijn altijd tevreden, we hebben geen behoefte om aan het verleden te denken. Het is mijn overtuiging dat God liefde is, onvoorwaardelijke liefde. Het is deze energie die we voelen als we hier ’s ochtends en ’s avonds allemaal samen zitten te bidden tot God. Onvoorwaardelijke liefde, de liefde die je voelt voor je kind. Wat het ook fout doet, het blijft altijd welkom. Onvoorwaardelijke liefde voelen voor iedereen op deze wereld, ook al begrijpen we elkaar en de dingen die gebeuren niet altijd, is het allerhoogste. In die richting moeten we denken.

Rose, mijn vrouw, heeft bijna haar hele familie verloren. Ze houdt alleen nog een jongere broer en een grote zus over. Maar ze klaagt niet, ze is er dankbaar voor dat ze niet iederéén kwijt is zoals sommige van haar vriendinnen. Dat is het verschil tussen positief en negatief denken. Wij geloven in de kracht van het goede, in goede en slechte tijden.

“Wat voorbij is voorbij. Als ik in Kigali ben, hoor ik er ook niets meer over ; alleen in het buitenland word ik er nog wel eens over aangesproken. In de nationale ploeg zitten verschillende etnische groepen samen en zijn er geen problemen. De toestand evolueert. Het is nu al beter dan na de oorlog. Het is kalm. Ik heb er geen bewaking meer nodig, ik kan met een gerust hart gaan slapen. Er zijn leiders die de vrede moeten bewaken, maar echte vrede begint natuurlijk in het hart van de mensen.

“De kwalificatie voor de Afrikacup, de eerste in de geschiedenis, deed deugd. Iedereen steunde elkaar. Spelers, supporters, regering. Iedereen was tevreden, Rwanda was één. Het feest was gigantisch toen we ons tegen Ghana plaatsten. Als zelfs stokoude mensen ’s nachts op straat staan te dansen, wil dat iets zeggen. Maar daar houdt het niet op. We moeten ons blijven inzetten om te evolueren.

“Jammer dat ik er niet bij kan zijn in Tunesië, jammer dat ik momenteel niet kan voetballen. Mijn club mist mij en ik zou graag meespelen, maar op krukken gaat dat niet. Het is al een goeie drie maanden geleden ondertussen dat ik mijn been brak in een prekwalificatiewedstrijd voor het WK tegen Namibië. Ze hebben hier, onder mijn knie, geopereerd om het daar, boven mijn wreef, te arrangeren. Waarom weet ik niet. Ik wou een lange bal versturen, maar de aanvaller wou ook de bal en… ik heb ongelukkig op zijn voet getrapt. Ik ben blijven liggen en bewoog niet meer. Een accident, denk ik. Het allereerste wat ik dacht was : hoe heb ik mij nu eigenlijk geblesseerd ? Want in dergelijke situaties neem ik nooit veel risico’s, dan kijk ik altijd goed uit met spelers in mijn rug. Maar de beelden wil ik niet zien, want misschien zal ik mij die actie en die breuk dan altijd blijven herinneren, ook als ik weer op het veld sta. Dat is niet goed. Wat voorbij is, is voorbij.

“Het moment zelf voelde ik niks, maar ik zag mijn been wel direct opzwellen. Onze kinesist zei meteen dat het wel eens een breuk kon zijn. Uit de radiografie bleek dat het kuit- en het scheenbeen gebroken waren. Het was hard, want ik was goed aan het seizoen begonnen. Misschien zat er wel een transfer in. Afgelopen zomer was er belangstelling geweest van Standard, had ik vernomen. Nu was een Turkse club mij al komen scouten en was ik ook geïntroduceerd bij Kaiserslautern. Wie weet. Maar op die manier was alles opeens voorbij. Dan denk je natuurlijk meteen aan je toekomst. Wat nu ?

“Ze wilden mij opereren in Kigali, maar ik wou dat niet. Ik heb de president en de eerste minister van Rwanda uitgelegd dat ik verkoos geopereerd te worden in België, waar ik woon en waar een dokter mij constant zou kunnen opvolgen. Ze hadden geen bezwaar en zorgden zelfs voor een ticket in business class in plaats van economy class, zodat er zeker voldoende plaats zou zijn om mijn been te leggen. Toen ik ’s ochtends vroeg landde in Zaventem, stond er een ambulance klaar. ’s Middags ben ik geopereerd in Leuven.

“Er is mij gezegd : zes, zeven maanden inactiviteit. We zullen zien. Het evolueert, maar er is momenteel nog onvoldoende kalkafzetting om met intensieve oefeningen te kunnen beginnen. Ik hoop dit seizoen nog te kunnen spelen, maar ik besef ook dat het eigenlijk voorbij is, want wat heb je er nog aan om twee, drie weken voor het einde te kunnen meedoen ? Ik weet niet of dat volstaat om het ritme van voorheen terug te krijgen. Ik hoop vooral topfit aan het volgende seizoen te kunnen beginnen.

“Als je gewoon bent iedere dag bij de groep te zijn en altijd te spelen, is het moeilijk om de wedstrijden op televisie of vanaf de tribune te moeten volgen. Echt moeilijk, maar mijn familie helpt mij veel – mijn kinderen en mijn vrouw, die altijd bij mij is. Geduld is belangrijk. In zulke momenten vraag je je af waarom het is gebeurd. Tenslotte zijn het dingen die wel geregeld gebeuren in rugby, maar zelden in voetbal.

“Ik hoop dat ik volledig zal genezen, met de hulp van Onze Lieve Heer. Wij zijn protestant. Het geloof in God is kapitaal in onze familie. Soms gaan we bidden in de protestantse kerk in Luik of in Leuven. Thuis bidden we elke dag, samen met de kinderen. Zo zijn wij zelf ook opgevoed door onze ouders. Dat is goed voor de kinderen. Katholiek, protestant of moslim : het belangrijkste is dat je gelooft. En hoe verschillend we ook kunnen zijn, ik denk dat we binnen onze religie elk op onze eigen manier voor dezelfde Goede God bidden.

“Je weet nooit wat het leven brengt. Toen destijds de waanzin losbrak in Rwanda, ben ik naar Burundi gevlucht. Ik leerde er Désiré(Mbonabucya, nvdr) kennen. We speelden er een jaar samen bij Inter Star. Toen het weer rustig was in Kigali, ben ik teruggekeerd. Nadat ik tijdens een interland in Tunesië was opgemerkt door een manager, ben ik uiteindelijk voor twee jaar naar China vertrokken, op twee uur vliegen van Peking. Ik liet toen Rose en ons dochtertje achter, maar met het geld dat ik er verdiende, kon ik ons een huis kopen en er mijn moeder één cadeau doen. Mijn moeder had toen grote zorgen, zeker nadat mijn vader aan kanker was gestorven. Ik was blij dat ik dat voor haar kon doen, uit dank voor de manier waarop zij mij had grootgebracht.

“Twee jaar lang leefde ik in China op hotel. Iedere verplaatsing was er met het vliegtuig. Om er als buitenlander aan de slag te kunnen moest je er toen nog slagen in een Coopertest. In 12 minuten moest ik 8 ronden lopen. Ik had er 8 plus 100 meter. De trainer was een Koreaan. Soms zagen we drie dagen geen bal. Gemakkelijk had ik het er niet, maar ik ben dankbaar voor de ervaring. Ik ben in China geëvolueerd als persoon. Ik moest er vechten om iets van mezelf te maken.

“Drie jaar geleden testte ik drie weken bij Anderlecht. Het was winter, het was koud en ik had last van een blessure. Anderlecht zocht een verdediger die onmiddellijk inzetbaar was en dat is een Afrikaan die voor het eerst in Europa komt niet. Ik kon naar Sint-Truiden en in drie maanden was ik er aangepast aan de manier van spelen. Waar het leven mij nog zal brengen, weet ik niet. Ik zal ervoor werken om nog beter te worden, om een hoger niveau te halen en een betere club dan Sint-Truiden. Van Anderlecht, Brugge, Standard, Real Madrid of AC Milan droom ik niet. Knokken om mij te verbeteren, meer kan ik niet doen. Rustig, met vertrouwen en met geduld. Met ieder surplus ben ik tevreden. Ik kan nu toch al mijn voet plat op de grond zetten. Straks kan ik zonder krukken.

“Ik ben blij dat ik leef. Dromen van wat er tien jaar geleden is gebeurd, doe ik niet meer. Als ik terugkeer naar Kigali word ik er wel weer mee geconfronteerd. Dan zie ik de littekens. Mensen met een verminkt gezicht, mensen met afgehakte ledematen. Een oor, een voet, een been, een hand, een arm. Vraag hen hoe het komt en ze zullen het je niet zeggen. Ze zullen zeggen dat ze zo zijn geboren of iets anders. Ze hebben geen haatgevoelens meer. De haat is weg. Stel dat het weer begint : ik ben een been kwijt door jouw ras ! Wat dan ? Neen. We moeten leren vergeten en vergeven, vertrouwen in elkaar winnen en elkaar helpen. Samenwerken. Niet alleen aan jezelf denken, maar ook sámen leven, aan de samenleving. Iedere keer als we terugkeren naar Kigali, nemen we een hoop kleren mee. Wat ze hier weggooien, is ginder niet te vinden. De dankbaarheid is enorm. Merci. Het doet deugd. Het is liefde, het mooiste wat er bestaat.

“Als de kinderen aan Rose vragen waar haar mama en papa zijn, dan zegt zij : ze zijn dood. Dat gaat zo. Op een dag word je geboren en op een dag sterf je. Wij zullen hen niet vertellen hoe het is gebeurd. Later op school zullen ze het wel leren, als ze er rijp voor zijn. Maar wij spreken nooit meer in termen van Hutu’s en Tutsi’s, van goede en slechte rassen. We zijn allemaal mensen van de wereld. Eén van mijn principes is : waar je leeft, ben je thuis. Politiek mag dan belangrijk zijn, het zijn de mensen die echt dingen kunnen veranderen.”

door Christian Vandenabeele

‘Echte vrede begint in het hart van de mensen.’

‘Wij spreken nooit meer in termen van Hutu’s en Tutsi’s, van goede en slechte rassen. We zijn allemaal mensen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content