Francky Dury is bezig aan zijn elfde seizoen als coach in de Jupiler Pro League. Van ‘nauwelijks bekritiseerd’ tot ‘kort lontje’, maar vooral: ouder, wijzer en grijzer geworden. ‘Mijn moeilijkste moment in die tien jaar was vorig jaar toen we laatste stonden.’

Van tweede provinciale tot tweede klasse had hij kampioenstitels verzameld. Francky Dury was 47 toen hij tien jaar geleden als coach van Zulte Waregem debuteerde op het hoogste niveau in België. Een coach zonder spelerspalmares dat ook maar in iets de vergelijking kon doorstaan met dat van Frank Vercauteren (Anderlecht), Jan Ceulemans (Club Brugge), Hugo Broos (KRC Genk) of Georges Leekens (AA Gent), grote namen die hij plots tot zijn collega’s mocht rekenen.

‘We waren allemaal amateurs’, herinnert Dury zich zijn wittebroodsweken in de Jupiler Pro League. ‘Ons budget bedroeg 3,5 miljoen euro: daar spring je niet ver mee. We trainden in de namiddag en dat was niet makkelijk met spelers die er nog een job bij hadden. Voor onze eerste wedstrijd op AA Gent werd ik hartelijk ontvangen door Leekens. We wonnen met 1-3. Onze eerste thuismatch tegen Standard verloren we pas in de blessuretijd. ‘T’as une belle équipe, toi‘, zei Dominique D’Onofrio en hij vloog me om de nek. Toen we later dat jaar op Standard gingen winnen, kwam hij niet meer (lacht). Het was een droomjaar. We leefden op een wolk en door het succes viel de aanpassing goed mee. We werden nauwelijks bekritiseerd: iedereen vond ons tof.’

We vonden een uitspraak van je terug uit die beginperiode, waarin je je van veel collega’s afvroeg of ze zich nog wel amuseerden. Zo serieus en zo gestrest vond je ze. Zou de Francky Dury van toen dat ook over de Francky Dury van vandaag zeggen?

FRANCKY DURY: ‘Ik denk het niet. Voetbaltrainer is een ernstige job, maar volgens mij wordt er hier op Zulte Waregem veel plezier gemaakt. Spelers krijgen veel vrijheid van mij. Ook mijn assistenten. Ik heb geleerd dat als je mensen ruimte geeft, je toelaat dat ze zich ontwikkelen en participeren in een verhaal.’

De agent van weleer is niet meer.

DURY: ‘Daar heeft het niets mee te maken. Zonder discipline geen succes. Het kan eens een week meevallen, maar nooit een heel jaar. Discipline is iets waar je allemaal samen over waakt, niet alleen de coach. Het zorgt ervoor dat iedereen zich goed voelt. Ik heb altijd gezegd: eerst ben je trainer, dan word je coach. Coachen is inspelen op het mentale, trainen op wat er nodig is voor je techniek. Door de jaren beheers je het trainerschap en ga je meer in de diepte werken. Als je me vraagt wat ik tien jaar geleden was, antwoord ik zonder aarzelen: een trainer. Vandaag ben ik geëvolueerd naar een coach.’

Hoe pakt de coach Dury in vergelijking met de trainer Dury een speler aan die buiten de lijntjes kleurt?

DURY: ‘Ik was harder vroeger. Hoelang bestaat het woordje personeelsmanager? Geen vijftien jaar. Vroeger was iets zo omdat je baas of je ouders of je trainer het zeiden. Vandaag moet je alles uitleggen. Coachen. Dat kan je alleen als je jezelf goed voelt, door een relatie continu te onderhouden en door samen doelstellingen te bereiken. Ik kwam tot dat besef door te ervaren dat bepaalde reacties na een nederlaag niet bij iedereen helpen. Ieder heeft zijn eigen verhaal. Ik heb geleerd dat je veel tijd moet steken in een individuele benadering van elke speler. Als ik spelers van vroeger tegenkom, vinden ze me meer ontspannen. Misschien ook omdat ik wat ouder, grijzer en wijzer ben.’

BOON VOOR LIPPI

Had je het gevoel dat je als nieuwkomer je voet naast de gelouterde trainers kon zetten?

DURY: (lacht) ‘Onze machine draaide. Dan is trainer zijn het gemakkelijkste. Je moet er alleen een beetje olie op gieten. Anders is het wanneer het niet draait: dan moet je wisselstukken voorzien of de machine resetten. Dat is veel moeilijker. Ik was dat eerste jaar niet per se onder de indruk van collega’s die me in de problemen brachten. Ik kreeg ooit het verwijt dat ik in 4-6-0 speelde tegen AA Gent omdat ik mijn twee aanvallers op de flank zette. Het werd 1-1 en het was inderdaad niet mooi, maar ik werk voor Zulte Waregem. Een week later was ik op bezoek bij Louis van Gaal, toen coach bij AZ. Ik vertelde hem over die kritiek. Hij zei me dat ik me nooit zorgen mocht maken als ze opmerkingen hadden over mijn systeem. Het wilde namelijk zeggen dat ze er geen antwoord op hadden. Zover had ik nog niet nagedacht. Ik heb hier ook al trainers op bezoek gehad die niet over de middellijn kwamen. Dan foeter ik, maar je moet er maar een oplossing tegen vinden. Vind je die niet, dan ben je gewoon niet sterk genoeg.’

Je hebt lang moeten leven met het etiket van countercoach. Jij noemde het ‘omschakelingsvoetbal’, wat alleen maar mooier zegt wat het is: countervoetbal.

DURY: (buigt zich voorover) ‘Dat is een grote misvatting. Counteren is: geen initiatief nemen in balverlies, de bal per ongeluk weer in je voeten krijgen, en in de ruimte lopen die de tegenstander heeft gelaten. Omschakelen wil zeggen dat je zélf initiatief neemt in balverlies en van de juiste posities die je hebt ingenomen profiteert om kansen te creëren. Een groot verschil. Wie met mij werkt, weet dat wij er altijd op hebben getraind om in balverlies controle te hebben over de bal. Er liepen toen spelers bij ons die dat konden, zoals Franck Berrier en Matthieu Verschuere. Spelers met loopvermogen ook, zoals D’Haemers en Sergeant, en Salou. Dat we nu veel doelpunten pakken, komt doordat we die controle niet hebben.

‘In het topvoetbal wordt er niet gecounterd, maar omgeschakeld. In ons tweede jaar in eerste klasse had ik het geluk Milanello (het trainingscomplex van AC Milan, nvdr) te kunnen bezoeken en er met Clarence Seedorf te praten. Ik vroeg hem naar het verschil tussen het Nederlandse en het Italiaanse voetbal. In één zin legde hij mij dat uit: ‘In Italië moeten ze de bal niet hebben om te scoren.’ Ik heb toen veel Italiaans voetbal geanalyseerd. Vooral het Juventus van Marcello Lippi, een van mijn favoriete coaches. Wel, daar stond iets in balverlies. Maar was het counteren wat zij deden? Nee, het was omschakelen.

‘Ik hou niet van counteren: ik vind het niet mooi. Ik heb met spelers als Thorgan Hazard, Ibrahima Conte en Sven Kums gewerkt: dan heb je altijd de bal in je ploeg. Maar ik wil ook graag controle over de bal als ik hem níet heb. Vandaag hebben we daar de techniciens niet voor en zijn we meer verplicht om in het omschakelingsverhaal te stappen.’

Is Lippi een voorbeeld?

DURY: ‘Ik heb als beginnend coach veel wedstrijden van Lippi bekeken. En ik heb hem ooit met de Pro Licence ontmoet. Hij beviel me, maar zeggen dat hij mijn grote inspirator is? Nee, dat is niet zo. Als ik een Belgische trainer iemand als voorbeeld hoor noemen, is mijn eerste reactie altijd: heb jij al met die man gesproken? Mourinho of Klopp: ik ken die mensen niet.’

MET WANDELSTOK

We leerden je kennen als een vakman, maar met een kort lontje. Trap hem niet op de staart, want dan wordt hij vervelend.

DURY: ‘Er werd te gemakkelijk gezegd dat we een counterploeg waren. Dat deed ons tekort, dus moest ik mijn ploeg verdedigen. Is dat een kort lontje? Dat pak ik er dan maar bij. Ik ken heel weinig mensen die je veel op hun staart mag trappen en die toch sympathiek blijven.’

Zijn de vele analisten een bron van ergernis?

DURY: ‘Ik doe zelf ook analyses voor televisie. Het is het makkelijkste wat er is: je moet alleen maar zeggen wat je ziet en je draagt geen verantwoordelijkheid. Ik ga als analist het werk van een coach niet bekritiseren. Ik weet immers niet wat hij van zijn spelers heeft gevraagd. Ik beperk me tot wat ik heb gezien. Als trainer moet je tegelijk analyseren en naar oplossingen zoeken. Dat is een ander verhaal. Een veel moeilijker verhaal.’

Michel Preud’homme doet het theatraal, jij geniepiger: de vierde scheidsrechter bespelen. Ze zien je daar niet graag.

DURY: ‘Ik ben in die tien jaar twee keer van het terrein gevlogen. Als je echt vervelend bent, vlieg je er vaker af. Ik zeg wel de zaken zoals ze zijn. Het ergste is als de vierde ref je zegt dat je gelijk hebt, want dat hij het ook heeft gezien. Dan wordt het héél vervelend. Iedere trainer is vragende partij om de vierde ref meer ondersteuning te laten geven aan de hoofdscheidsrechter. Waarom gebeurt dat niet? Waarom doen we geen beroep op een videoref? Nu hebben we een reviewcommissie. Die kwam er om te kunnen bestraffen wat de scheidsrechter niet had gezien, maar dat is ze al lang niet meer: de reviewcommissie is belangrijker aan het worden dan de scheidsrechter zelf.

‘Vorig seizoen kregen we drie keer ten onrechte een rode kaart, telkens toen we voor stonden. Dat heeft ons negen punten gekost: het verschil tussen de twaalfde of de achtste plaats. In 2013 verloor ik de titel door twee foute ingevingen van Nzolo. Vijftien miljoen euro weg. Kan ik daar blij mee zijn? Neen. Iedereen vond mijn analyses bijzonder sympathiek omdat ik nooit uithaalde naar de scheidsrechter, maar ik heb er wel het kampioenschap mee verloren. Dan komt het moment dat ik niet meer akkoord ga.’

Maar waarom zo agressief langs die zijlijn?

DURY: ‘Ik zou het niet agressief noemen. Langs de lijn speel je ook een spel. Laat ons eerlijk zijn: zo erg is het allemaal niet. Als ik niet meer met lichaamstaal mag spreken, geef me dan een wandelstok, zet me daar op die bank en ik zal niets meer zeggen. Ik heb een verantwoordelijkheid naar mijn club, want daar verwachten ze resultaten van mij. Bijgevolg kan ik niet alles aanvaarden.’

EXTRA DUWTJE

De tien trainersjaren van Francky Dury in de Jupiler Pro League vallen grosso modo in twee blokken uiteen. De eerste vijf jaar verliepen evenwichtig. Vier keer eindigde hij met Zulte Waregem in de top zeven. De veertiende plaats uit het tweede seizoen was een accident de parcours. Het hoger aangeschreven AA Gent meldde zich en Dury tekende een driejarig contract als opvolger van Michel Preud’homme. Een contract dat hij na één seizoen zelf opzegde, naar achteraf bleek wegens vergevorderde contacten met Club Brugge. Toen Club zijn handen alsnog van hem aftrok, viel hij in een zwart gat. De KBVB reikte hem de hand en Dury werd technisch directeur en bondscoach van de U21. Tot hij kort voor Nieuwjaar onverwachts terugkeerde bij Zulte Waregem. Nadat hij vicekampioen werd in 2013, flirtte hij even met het Noord-Franse Rijsel.

De rustige vastheid was wat weg in de tweede helft van dat decennium.

DURY: ‘Valt nogal mee, toch? Ik denk dat er meer trainers in woelig water hebben verkeerd dan ik. Bij Gent heb ik tot de play-offs goed kunnen werken, net als nadien in die vijf maanden bij de bond. Ik heb er keihard gewerkt en een visietekst nagelaten voor mijn opvolgers. Ik was blij dat ik kon terugkeren naar Zulte Waregem, want het veld is toch mijn ding. Na twee jaar van succes heb ik vorig seizoen een beetje moeten corrigeren. Is dat zo rumoerig?’

Was het hoogmoed toen je flirtte met Club Brugge?

DURY: ‘Neen. Misschien heb ik inderdaad gedacht: het loopt goed, laten we nog een duwtje meer geven. Maar goed, het is voorbij. Ik kan het makkelijk plaatsen nu, toen was dat moeilijker. Ik beschouw het als een brok ervaring.’

Wat hebben die tien jaar je geleerd over vriendschap?

DURY: ‘Moeilijke vraag. (denkt na) In de voetballerij tellen de resultaten. Klaar. Mensen met succes krijgen veel publiciteit en hebben veel vrienden. Mijn beste vrienden zijn de mensen met wie ik elke dag werk, met wie ik lief en leed deel en dag in dag uit naar oplossingen zoek. Maar de pure vriendschap, die vind je niet noodzakelijk in de voetballerij.’

Heb je vrienden verloren in het voetbal?

DURY: ‘Waarschijnlijk wel, ja.’

BLOEDEND HART

Welk beeld bestaat er na tien jaar van Francky Dury?

DURY: ‘Dat van een trainer die zijn job met honderd procent passie uitvoert. Ik denk dat niemand graag tegen Zulte Waregem speelt. Zulte Waregem staat voor een goede organisatie, voor een ploeg die er altijd alles aan doet om goed voetbal te spelen. Spelen we niet goed, dan bloedt mijn hart. Mijn moeilijkste moment in die tien jaar was vorig jaar toen we laatste stonden.’

Toch moet jij zowat de enige coach zijn over wie er dan geen ontslagverhalen de ronde doen.

DURY: ‘Daar wil ik toch onmiddellijk dit aan toevoegen. Toen we in oktober laatste stonden, zag ik iedere dag die nieuwe tribune iets meer de hoogte ingaan. Dan komt er wel een stuk verantwoordelijkheid in mij naar boven: je kan met die tribune toch niet naar tweede klasse? Je staat misschien niet ter discussie bij de board, maar je stelt jezelf wel ter discussie en de spelers kijken naar jou. Dan moet je reageren. Want als het team niet meer in je gelooft, kan de board je ook niet in het zadel houden.’

DOOR JONAS CRETEUR & JAN HAUSPIE – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik heb veel Italiaans voetbal geanalyseerd. Lippi is een van mijn favoriete coaches.’ – FRANCKY DURY

‘Mijn beste vrienden zijn de mensen met wie ik elke dag werk, met wie ik lief en leed deel en dag in dag uit naar oplossingen zoek.’ – FRANCKY DURY

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content