Michel Preud’homme overwon de kritiek van de heenronde en loodste AA Gent in het eerste seizoen van zijn project naar Europees voetbal. ‘Hoge bomen vangen veel wind, maar men moet ook eens leren zeggen hoe hóóg die bomen zijn.’

In de rivaliteit met Club Brugge steken ze in Gent beter geen energie meer. Het besef dat de club stilaan zijn eigen weg moet gaan, is er. Maar sinds AA Gent vorig weekend op Kortrijk Club in de rangschikking achter zich liet en daarmee Europees voetbal veiligstelde, wilden de Gentse bestuurslui nog wel eens onderstrepen dat ze het de voorbije jaren gemiddeld beter doen dan de buren.

Met dank aan Michel Preud’homme, die AA Gent in zijn eerste seizoen al aan Europees voetbal hielp en nog naar de derde plaats mikt om dan van de zomer te kunnen genieten van een voorbereiding die veertien dagen langer duurt. Standard wordt de laatste tegenstander: Gent speelt voor de derde plaats, de ex-ploeg van Preud’homme voor de titel.

“Ik zei bij het begin van het seizoen nog tegen de anderen: dat wordt een leuk wedstrijdje op het eind, de prijzen zullen toch al verdeeld zijn.” ( grijnst)

Sta je nu met AA Gent verder dan je vooraf had gedacht?

Michel Preud’homme: “Mijn doel was altijd: Europees voetbal halen. Dan weet je dat er twee manieren zijn: de beker winnen of ten minste vierde worden en dat betekent dat je een van de grote budgetten moet uitschakelen. Je weet op voorhand dat je niet bij die eerste vier kandidaten bent. Dus dat was altijd een doel voor mij. Niet zozeer in mijn gesprekken met de club, daar ging het meer over het realiseren van het project. De eerste ronde bleef wat onder mijn verwachtingen, maar waar ik naar streef, is eigenlijk heel goed beginnen te lopen vanaf het begin van de tweede ronde. Ik had niet verwacht dat het daarna zo rap zou gaan. Er zijn nog zaken die voor verbetering vatbaar zijn, maar de basis ligt er.”

Daar zit het transferbeleid met acht nieuwkomers zeker voor iets tussen.

Doumbia en N’Diaye hebben geen minuut gespeeld, Hanstveit heeft niet zo veel gespeeld, Wils en Smolders hebben heel veel gespeeld, Leye en Custovic hebben afgewisseld ( Lepoint komt vanaf volgend seizoen, nvdr). Je mag niet vergeten dat we in de eerste ronde heel veel pech hebben gekend: Smoje, die een stabilisator was in de verdediging, raakte geblesseerd. Olufade heeft door blessures lang niet kunnen spelen, Ljubijankic in de eerste ronde niet, Thijs, Duarte …”

Na de bekerfinale vorig jaar heb je een sms gestuurd naar het Gentse bestuur met de mededeling dat er niet veel nodig was om hun ploeg te verbeteren. Toch waren er acht transfers nodig van de winter. Had je de ploeg overschat?

“Neen, ik denk het niet. Je mag niet alles op de transfers afrekenen. Er is bij de andere spelers ook een evolutie geweest én Gent heeft een evenwicht gevonden: vorig seizoen speelden ze soms super en daarna verloren ze ook met 4-0. Dus dat moest eruit om stabiliteit te krijgen. Ik heb de indruk dat de ploeg nu stabieler is dan een jaar geleden.

“We moesten in een bepaalde richting evolueren en ik moest zien wie ertoe in staat was een stap hoger te zetten. Die natuurlijke selectie heeft zich snel voltrokken. En sommigen zijn enorm geëvolueerd, zoals Grondin en Ljubijankic.

“Als je Gent bent, mag je je niet te veel vergissen in je transfers. Als Anderlecht zich een paar miljoen euro vergist, kan het dat nog rechttrekken in de volgende transferperiode, maar Gent moet spelers gratis halen of voor een paar honderdduizend euro’s. Naast de evolutie waaraan we werkten, is door de keuze van de spelers die we gehaald hebben, meer voetbal, fysiek, tactiek en mentaliteit in de groep gekomen.”

Je was geschrokken van het fysieke niveau bij het begin van het seizoen. Dat pleitte niet bepaald voor de aanpak van Trond Sollied.

“Laat ons zeggen: het was niet wat ik wou. Ik moest aan een ploeg bouwen en bij uitbreiding aan een stabiele club. Als men mij had gevraagd om in één jaar een maximaal aantal punten te halen, dan zou ík ook anders gewerkt hebben. Dat is wat Sollied heeft gedaan.

“Als je fysiek niet top bent, kan je misschien vijf keer op de tien je kwaliteiten tonen. Ik wou dat ze dat tien op de tien keer konden. Volgend seizoen zal de fysieke voorbereiding veel minder zwaar zijn, ook al zal het met dezelfde intensiteit zijn. Eens je op het niveau zit dat je als profvoetballer moet hebben, blijven de blessures ook achterwege. Het is als het ware een ziekte waar je doorheen moet.”

Acht punten

Hoe heb je de kritiek in de heenronde ervaren? Michel Preud’homme, de kampioenenmaker, stond met AA Gent op de tiende plaats, met minder punten dan Sollied het jaar voordien en je moest aan het systeem sleutelen.

“Ik heb al na zeven wedstrijden op Belgacom zelfs iemand een projectie zien maken van het aantal punten op het eind van het seizoen. Maar de rekening maak je op het eind. Het stoorde mij niet echt. Als je gelooft in wat je doet, hoeft dat ook niet.

“Een speler kan je niet zeggen: je moet daar en zo lopen. Je moet daarop trainen. Ik heb veel meer andere dingen gevraagd dan wij in onze algemene opleiding zien. Onze opleiding is meestal gebaseerd op Nederland: 4-3-3, met afhaken, kaatsen enzovoort. Maar voor mij is dat niet echt essentieel. Het mág, maar pas als de verticaliteit er is. Ik laat mijn spelers vaak wedstrijden spelen dat ze maar één keer lateraal of achteruit mogen passen. Om het geven van een diepe pass te stimuleren. Ik heb spelers moeten verplichten te doen wat ze vroeger niet deden. Het was moeilijker om mijn groep te veranderen dan door te gaan op dezelfde basis als vroeger. Mijn volgende stap is het programma van de jeugdploegen veranderen. Dat heeft niks met 4-4-2 of 4-3-3 te maken, maar met de filosofie erachter die ik net heb uitgelegd.

“Wat het systeem betreft, op papier hadden we vier aanvallers: Olufade, Foley, Ljubijankic en Nfor, twee paren die centrale aanvallers waren, dus een 4-4-2 was de logische keuze. De aanvallers zijn vaak de sterkte van een ploeg. Ruiz speelde links, maar zoals hij nu speelt, kan hij ook in een 4-4-2 voor de verdediging spelen, zoals Defour. Daarna zijn we door blessures naar een 4-3-3 geëvolueerd.”

Je bent er vaak om bekritiseerd dat je langs de lijn te emotioneel reageert.

“Dat sommigen zeggen dat ik te emotioneel reageer en mijn zelfbeheersing verlies, daar moet ik mee lachen. Ik verlies nooit mijn zelfcontrole. De dag dat ik mijn zelfbeheersing verlies, dán zal je eens wat zien.” ( lacht)

Je kan toch niet ontkennen dat je tijdens en vlak na wedstrijden een gestresseerde indruk maakt?

“Ik ben niet gestresseerd, ik ben supergemotiveerd. Het is adrenaline. Ik kan nooit half werk doen. Dan stop ik liever. Als er een probleem is, moet je het signaleren. Er gebeuren nog fouten, maar niet allemaal meer aan dezelfde kant. Men heeft in de beker Gent iets afgenomen dat ik nooit zal verteren ( Gent kreeg een penalty niet en Genk kreeg er ten onrechte wel een, nvdr). Als je dat overzet naar de competitie zijn dat twee gelijke spelen die een overwinning worden en twee overwinningen die een gelijkspel worden, dat betekent acht punten verschil!”

Maar de manier waarop je je ongenoegen uitte, was niet altijd even fraai.

“Mijn imago kan mij niet schelen, alleen mijn groep en het resultaat van mijn groep. Er zijn er veel die aan hun imago werken om iets extra’s te hebben. Altijd kalm, gecontroleerde emoties, goede analyses … Dan zeg ik: het is een manier van zijn, geen probleem, maar het is aan zijn imago werken. Ik werk liever aan de mentaliteit van mijn groep, ook als mijn imago erbij inschiet. De pers houdt van mensen die áltijd beschikbaar zijn, áltijd iets vertellen. Eh bien, zij werken aan hun imago. Ondertussen werk ik aan mijn ploeg. Sommige journalisten zeggen dat ik boven alles moet staan en een kostuum en stropdas moet dragen of geschoren moet zijn, maar ik doe wat ik doe omdat ik het goed vind voor mijn groep.”

Sterren & vedetten

Heb je ooit getwijfeld dat je een degelijk seizoen zou mislopen?

“Neen, want voor mij kon het nooit mislukken. Ik ben niet van mijn lijn afgeweken omdat we tiende stonden. Dus ik heb geen tijd verloren, maar een basis gelegd. Iedereen is hier rustig gebleven, maar ik krijg de indruk dat de buitenwereld vaak meer naar het resultaat kijkt dan naar het geleverde werk.

“Men trekt vaker in twijfel wat Belgen gerealiseerd hebben, dan wat door buitenlanders is gedaan. Ik beschouw mezelf niet als een vedette, maar Belgische vedetten krijgen minder krediet, lijkt mij, dan buitenlandse trainers of spelers. Men is in België te kritisch voor zijn sterren. Ik ben nooit zo’n grote ster geweest als toen ik in het buitenland speelde. Gerets idem. Je moet vooral het werk beoordelen.

“Als men over de nationale ploeg praat, heeft men het over toptrainers: Hiddink, Van Gaal en Advocaat. Dat zijn ook toptrainers, maar ook Ronald Koeman staat in die lijst. Dat is toch niet hetzelfde niveau? Waarom zitten al die Nederlandse trainers in het buitenland? Omdat ze goed opgeleid zijn, maar ook omdat ze ‘geholpen’ worden door een hele structuur. Met onze talenten gebeurt het omgekeerde. Dat men ze bij ons opzij schuift, dat enerveert mij. Wij maken te weinig sterren. De media moeten sterren maken. Een Belgische speler die klasse heeft, moet een ster zijn. Maar hier maakt men vedetten van wie fratsen uithaalt. Terwijl je met echte vedetten nooit problemen hebt, wel met de vedetten van de pers.”

Dé ster in Gent is Ruiz.

“De hele groep, maar Ruiz zeker. Hij heeft een aangeboren feeling voor voetbal. Ik geef een stom voorbeeld: Ruiz gaat op training soms in het doel staan en dan verricht hij fantastische reddingen. Dan zie je: zijn balgevoel is aangeboren. Toen ik bij KV Mechelen indertijd meevoetbalde, had ik net zo goed aanvaller kunnen worden. Dat ging mij van nature af zonder training. Het is naturel.

Maric is ook geëvolueerd: vroeger speelde hij zelden een pass over meer dan vier, vijf meter. Nu begint hij langere ballen te spelen. Hoe vaak heeft hij Ljubijankic niet gelanceerd?”

Ziedaar nog iemand met sterrenpotentieel: uitstekende spits, maar voor de media helaas niet zo openhartig.

“Ljubijankic kan ik, denk ik, nog verbeteren. Hij moest zich aanpassen: hij is uit het buitenland gekomen, lang geblesseerd geweest, dat heeft tijd nodig. Maar hij heeft alles: snelheid, kopspel, kan de bal afschermen en hij is sterk als een beest en groot. Maar inderdaad heel introvert. Hij zegt niet veel, maar het is een goeie gast. Daar zit nog potentieel in.”

De status van Pinto

Wat is je dit seizoen aan Standard opgevallen?

“Wat mij is opgevallen, is dat spelers als Carcela en Mangala al een paar keer titularis zijn geweest. Dat betekent dat de integratie en hun vorming doorgaat. En dat het systeem begint te renderen. Bölöni heeft voortgeborduurd op wat er was, het aangepast en zijn eigen stempel erop gedrukt. Zoals ik ook heb gedaan bij Gent.”

Als Standard kampioen wordt, zal het geen grotere kampioen zijn dan vorig seizoen: ze hebben al vijf keer verloren, jij maar één keer.

“Mwa, het ene seizoen is het andere niet. Dat is voor de geschiedenis.”

Voel je je miskend? Als jij eens geen interview geeft, stelt iedereen daar vragen over; als Bölöni dat niet doet, vindt iedereen dat normaal, gaf je aan. En: je mag minder dan een ander, zei je daar ook nog over.

“Ik bekijk alle dvd’s van wedstrijden, interviews, analyses … en vaak zie ik dat niet altijd de hoofdtrainer voor de micro komt. Na Roeselare heb ik mij wat kwaad gemaakt omdat we niet opdaagden voor de camera. Dat Belgacom Gent erop wijst dat er een akkoord is, daar heb ik geen problemen mee. Maar dat de geschreven pers mij dan komt vragen waarom, daar word ik kwaad om. Ondertussen is dat probleem opgelost. Maar ik krijg de indruk dat alles wat ik zeg of doe enorm uitvergroot wordt.”

Maar je krijgt toch terecht meer aandacht? Je bent Michel Preud’homme.

“Maar dan moet het in de omgekeerde richting ook gebeuren.”

Hoezo?

“Hoge bomen vangen veel wind, zegt men in het Nederlands, oké, maar dan moet men ook eens zeggen dat die bomen echt wel groot zijn. ( lachje) Vaak ziet men het maar in één richting, heb ik de indruk. De moderne media halen te graag mensen neer. Ik heb João Pinto meegemaakt bij Benfica. Goeie speler en hij bleef die status zijn hele carrière behouden. Steven Defour en Axel Witsel zijn de laatste twee Gouden Schoenen, maar ik heb de indruk dat er klaarstaan om hen neer te halen als ze het iets minder doen. In Portugal hebben ze het besef om hun nationale vedetten te beschermen. Hier krijgt een buitenlander het voordeel van de twijfel, bij de bekende Belg staat men klaar om hem neer te sabelen.”

Vind je dat Bölöni bij Standard in de loop van het seizoen meer krediet en lof gekregen heeft?

“Ik heb het niet over Bölöni of frustraties. Ik praat in het algemeen. Ik heb het voorbeeld gegeven van João Pinto. Over Bölöni zeg ik niks, dat zijn te delicate zaken.” ( lachje) S

door raoul de groote en thomas bricmont

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content