‘MIJN LICHAAM WAS NIET STERK GENOEG VOOR TOPSPORT’

© BELGAIMAGE

Maarten Martens was een lust voor het oog. Zweefde over voetbalvelden, sierlijk als een zwaan. Strooide met assists, heerlijke doelpunten, af en toe een panna. Twaalf jaar topvoetbal heeft nu zijn tol geëist. Het lichaam van de negenvoudige Rode Duivel wil niet meer. ‘Het is geen pech: fysiek is een kwaliteit en die had ik niet.’

Het is bloedheet in de Golf & Country Club in Damme, waar Maarten Martens na het interview hoopt nog enkele holes te kunnen afwerken alvorens hij doorrijdt naar Brugge, waar hij vanavond de U15 van Club coacht. ‘Ik heb het golfen leren kennen in Alkmaar en heb altijd gezegd: wanneer ik stop met voetballen, schrijf ik me in bij een club. Ik zou graag twee à drie keer spelen per week. Even een paar uur alleen zijn met mezelf, weg van alles. Maar als beginnende coach komt dat er nog niet van.’

Wat is je handicap?

MAARTEN MARTENS: ‘Hij is wat gezakt nu ik weer vaker speel: 16.7. Da’s niet fantastisch, maar ik zit er wel mee bij de betere helft. Met een single handicap – 10 of lager – behoor je tot de beste drie procent golfers van België. Stel dat je handicap 0 hebt, dan ben je wel een uitstekende amateurspeler, maar zit je lang nog niet op het niveau van de profs.’

Ken je voetballers onder de 10?

MARTENS: ‘Marco van Basten. Die heeft 2 of 3. Michel Preud’homme is ook lid hier, maar ik ken z’n handicap niet. Marc Degryse heb ik hier ook al gezien.’

Heb je Thomas Pieters gevolgd op de Spelen in Rio?

MARTENS: ‘Zeker. Door één slechte dag heeft hij het net niet waargemaakt. Dat is jammer, want hij was er toch met ambitie aan begonnen. Ik volg het wel, zeker de majors, en binnenkort is er weer de Ryder Cup tussen Europa en de VS. Golf en snooker zijn een beetje mijn sporten. Ik tennis ook graag, maar dat is te belastend voor mijn heup. Zolang de spieren errond goed getraind zijn, kun je veel opvangen. Maar nu ik gestopt ben…’

Wegens die heup?

MARTENS: ‘Een kraakbeenletsel, ja. Het laatste halfjaar bij Cercle werd het steeds moeilijker. Er waren al symptomen voordien, maar ik kende de diagnose toen nog niet. Die heb ik pas gekregen bij Cercle. Al in mijn eerste week viel er iemand op die heup en de irritatie is niet meer weggegaan. Door de degradatiedruk ging ik door, maar daarna heb ik gerust tot ik in Griekenland weer aan de voorbereiding bij PAOK ben begonnen. Die was heel zwaar. Ik moest al snel trainingen overslaan en dan voel je: je bent niet meer op je best. Mentaal was dat verschrikkelijk: beseffen dat je niet meer zo goed zult zijn als je ooit bent geweest. Wat later is mijn contract ontbonden, waarna ik twee, drie maanden de tijd heb genomen om te rusten en de verhuizing naar België te regelen.

‘Vooral de mentale rust was belangrijk. Ik heb mijn twee kruisbanden gescheurd, dus ik weet wat revalideren is, maar mentaal was dat veel makkelijker omdat je weet: na zes à acht maanden voetbal je weer. Je merkt tijdens je herstel ook week na week de progressie. Dat geeft moed. Dit was anders: ik kon het probleem alleen maar onder controle proberen te houden. Ik kon nog wel voluit gaan, zelfs volledige wedstrijden, maar dan volgde er altijd een reactie. Als je dan ín die irritatie alweer een volgende wedstrijd speelt, komt het moment dat het ook ’s nachts in je bed begint op te spelen. Je spieren trekken zich samen, je schiet wakker en je begint te piekeren over de training van morgen. Dat maakte het mentaal vaak lastiger dan fysiek.

‘Na die paar maanden rust ben ik bij Lieven Maesschalck gaan revalideren. Ik zei hem heel eerlijk dat ik er weinig vertrouwen in had, maar er alles ging proberen aan te doen. Op zeker ogenblik had ik ook de indruk: het gaat lukken. Tot de voetbaltrainingen erbij kwamen. Ik mocht meetrainen bij Gent-Zeehaven, maar zodra er een bal aan te pas kwam en ik een trapbeweging maakte, was de irritatie meteen terug. Dat was een nieuwe mentale dreun: ik wist dat ik nooit meer top zou zijn, zeker met de intensiteit waarmee in het voetbal van vandaag wordt gespeeld.

‘Natuurlijk ken ik de verhalen van voetballers die zeggen dat je zolang mogelijk moet doorgaan, want het is het mooiste wat er is. Dat is ook zo. Maar als je je passie moet uitoefenen met pijn, dan verliest het alles van zijn schoonheid. Ik zag geen reden meer om door te gaan.’

DANKZIJ VAN GAAL

Mis je het?

MARTENS: ‘Niet overdreven veel, neen, wat alleen maar bewijst dat ik de juiste beslissing heb genomen. Als ik mocht kiezen, zou ik er natuurlijk liever nog tussen lopen, maar ik ken de pijn en de mentale belasting waarmee dat gepaard zou zijn gegaan. Dat haalt alle schoonheid weg.’

Dat is hard. Je bent 32.

MARTENS: ‘Inderdaad, het is te vroeg. Ik heb vier operaties gehad: aan de kruisbanden van mijn beide knieën en aan mijn twee enkels. Da’s niet niks, maar na elke operatie kom je sterker terug. Alleen zorgt het ook telkens voor een andere balans in je lichaam. Misschien is dit heupprobleem daar wel een gevolg van. Ik had graag tot m’n 34e op hoog niveau gespeeld, maar ben nu een jaar of drie te vroeg moeten stoppen. Sommigen in mijn omgeving maken er een drama van, maar het is zoals het is. Ik zag onlangs Tom De Mul: die is met een identieke blessure moeten stoppen op z’n 27e. Ik heb nog elf hele mooie jaren gekend.’

Het beeld van de glazen man geraak je nooit meer kwijt.

MARTENS: (denkt na) ‘Als ik alles nu analyseer, denk ik dat mijn lichaam niet sterk genoeg was voor topsport. Je kunt zeggen: had dan meer krachttraining gedaan. Maar dat héb ik gedaan. Preventie, stabiliteit, noem maar op. Maar als je al geen sterk lichaam hebt, mag je het ook niet óverbelasten. Je moet altijd een balans vinden. Met mijn lichaam zat ik gewoon aan de ondergrens van wat vereist is voor topsport. Ik heb spelers gekend die zich maar twee keer moesten opdrukken en ze zetten al uit. Bij mij duurde het heel lang voor je resultaat zag.

‘Ik heb het geluk gehad dat het voetbal in het begin van mijn carrière niet zo intens was als vandaag en dat ik op trainers ben gevallen, Adrie Koster en zeker Louis van Gaal, wier filosofie gebaseerd was op een voetbal tussen de linies en die me altijd uit het duel lieten voetballen. Misschien is de conclusie dan ook wel dat ik er met dit lichaam nog heel veel heb uitgehaald.’

Met dank aan Koster en Van Gaal.

MARTENS: ‘Zo kijk ik erop terug, ja. Veel mensen vinden dat ik pech heb gehad, maar dat vind ik niet. Je fysieke gestel is gewoon ook een kwaliteit en die had ik niet. Ik had zeker nog de voetbalkwaliteiten om hogerop te geraken, maar voetbal is meer dan dat. Zodra mijn gevoel me bij Gent-Zeehaven zei dat ik moest stoppen, was ik er klaar mee, zowel gevoelsmatig als rationeel. Het allermoeilijkste was nog om het ook uit te spreken voor de buitenwereld, omdat ik wist dat er vragen gingen komen en dat hoefde niet voor mij.’

BUITENLANDSE DROOM

Je speelde 7,5 jaar voor AZ. Had je niet vroeger moeten weggaan en je vleugels uitslaan?

MARTENS: (denkt na) ‘Ik denk het niet. Net omdat die club me door haar filosofie op het lijf was geschreven, waardoor ik de carrière heb kunnen maken die ik heb gemaakt. Men kende er mijn lichaam door en door en men hield daar ook rekening mee. Het is wel altijd een droom geweest om naar het échte buitenland te gaan. Vandaar ook mijn keuze voor PAOK. Helaas werd Huub Stevens enkele weken na mijn komst al ontslagen, waarna er een Griek kwam die totaal geen voeling had met mijn situatie.’

Wat jouw grote buitenlandse transfer moest worden, draaide uit op een tegenvaller.

MARTENS: ‘Toen ik er tekende, had ik pas mijn tweede kruisbandoperatie achter de rug en had ik tijdens mijn revalidatie ook mijn enkel laten schoonmaken. Dat zorgde voor een eerste mentale dip. Ik heb toen voor mezelf uitgemaakt dat ik alles op alles zou zetten, ik werd tenslotte al 29. Dat is ook gelukt: in mijn laatste halve seizoen bij AZ stond ik met tien assists toen PAOK kwam. Ik zag het helemaal zitten. Ik wilde alleen naar een club die bovenin speelt, maar ik wist ook dat er zich na vier operaties nooit nog een topclub uit Italië, Spanje, Engeland of Duitsland voor mij zou melden. Dan kom je bij een club als PAOK uit. Ik wist natuurlijk dat de Griekse mentaliteit helemaal anders was dan die in Alkmaar, maar daar was ik juist naar op zoek.’

Wat liep er mis?

MARTENS: ‘De verwachtingen waren hooggespannen en ik had wat aanpassing nodig. Ik kreeg al snel ook een tik, waardoor het binnenkantje van mijn knie wat was verrekt. Dat was niet ideaal, starten met een blessure. En het voetbal dat na Stevens werd gespeeld, was niet op mijn lijf geschreven. Het tweede seizoen voelde ik me beter, maar die Griekse trainer lag me niet en zette me vooral wisselspeler. Ik begon ook last te krijgen van die heup. Toen hij er iets van zei in de media, wist ik: nu kan ik beter worden verhuurd.’

MET PIJNSTILLERS

Dat gebeurde ook: aan Cercle Brugge. Een heel ander niveau. Durfde je niet hoger meer te mikken door die heup?

MARTENS: ‘Eigenlijk viel het nog wel mee. Ik had Cercle ook ingelicht. Maar ik had het altijd jammer gevonden dat ik nooit in België had gespeeld, op die ene wedstrijd met Anderlecht na toen ik twintig was. Ik zag er dus wel een uitdaging in. Faris Haroun kwam ook en die kende ik nog van bij de olympische ploeg. Ik had er het volste vertrouwen in dat het goed ging komen. We wonnen onze eerste wedstrijd, maar daarna ging het mis. Ik kreeg steeds meer last en kon niet alle trainingen meedoen. Ik heb gespeeld met pijnstillers en sommige wedstrijden waren nog goed te doen, maar de dagen erna was de pijn te erg.

‘Na de degradatie ben ik teruggekeerd naar Griekenland, waar ondertussen een hele nieuwe technische staf zat, met Igor Tudor en Ivan Leko, en Frank Arnesen als technisch directeur. Na twintig dagen in de voorbereiding moesten we al Europees spelen, waardoor de opbouw heel snel verliep en dat verteerde ik moeilijk. Misschien had ik dat wat beter kunnen communiceren, maar dat doe je niet snel tegen een nieuwe trainer.’

Je contract is dan ontbonden…

MARTENS: ‘… en ik heb drie maanden niets gedaan. In december ben ik bij Lieven begonnen en eind januari bij Gent-Zeehaven. In februari heb ik beslist om te stoppen.’

Binnen de kortste keren had je een nieuwe job: coach van de U15 bij Club Brugge.

MARTENS: ‘Van mijn acht jaar zat ik bij Anderlecht en heb ik altijd in een professionele omgeving gewerkt. In alles wat ik doe, wil ik winnen en beter worden. Als jeugdcoach kun je spelers beter maken en zie je de progressie. Dat geeft voldoening. Toen mijn contract in Griekenland is ontbonden en ik begon te revalideren, heb ik me geïnformeerd over de versnelde trainerscursus voor oud-profs. Na een maand had ik al het C-getuigschrift.

‘Ik had tegen twee docenten iets gelost over mijn intentie om jeugdcoach te worden en zo is het Anderlecht en Club Brugge ter ore gekomen. Eind februari belden ze allebei al. Natuurlijk had Anderlecht voorsprong, dat heb ik ook meteen gezegd. Maar ik ben heel enthousiast geraakt door het project van Club en dat het een stuk dichter bij huis is, heeft mee de doorslag gegeven. Ik heb als jeugdspeler vaak lang in de auto gezeten: dat wil ik niet meer.

‘Ik heb een dochter van zes en mijn vriendin gaat meestal vroeg slapen. Doordat ze bij Anderlecht avondtrainingen hebben, zou ik haar amper nog zien. Bij Club hebben ze een namiddagwerking. Ik kreeg de U17 aangeboden, maar koos zelf voor de U15. Bij Anderlecht ging het over de U13 of U14, wat ik ook prima vond: Frank de Boer is bij Ajax ook begonnen bij de U13. De jeugdopleiding van AZ was ook een optie trouwens, maar we zagen het niet zitten om nu al terug naar Nederland te gaan.

‘In heel mijn carrière heb ik twee moeilijke keuzes moeten maken. De eerste was toen ik na mijn uitleenbeurt aan RKC kon bijtekenen bij Anderlecht, maar te weinig vertrouwen voelde, waarna er maar één optie meer was: verkocht worden. Om die knoop door te hakken en na twaalf jaar de droom op te geven om ooit in het eerste van Anderlecht te staan: dat was zó moeilijk. En dit was de tweede keer. Anderlecht of Club Brugge: ik heb daar twee weken echt diep over moeten nadenken.’

EXTRA EMOTIES

Je hebt in heel je carrière geen verkeerd woord gezegd over Anderlecht.

MARTENS: ‘Ik kan me voorstellen – maar ik hoop dat het niet zo is – dat sommigen bij Anderlecht nu denken dat ik uit rancune niet voor hen heb gekozen. Dat is absoluut niet zo. Mijn eerste idee was duidelijk: Anderlecht! Ik ben er inderdaad als twintigjarige doorgestuurd, maar ik weet hoe het werkt bij topclubs. Je hoort vaak: de jeugd heeft geen geduld. Zoals ik er nu op terugkijk, is mijn conclusie: Anderlecht heeft te weinig geduld gehad met mij.’

Maar: geen rancune.

MARTENS: ‘Neen, al moet ik toegeven dat het doelpunt dat ik met AZ maakte op Anderlecht wel een van mijn hoogtepunten is (AZ schakelde in 2012 in de Europa League Anderlecht uit na een 0-1 in het Vanden Stockstadion dankzij een goal van Martens, nvdr). Maar met rancune heeft dat niets te maken. Die wedstrijd bracht gewoon veel extra emoties mee voor mij. Als het dan goed uitpakt, geeft dat veel voldoening. Zeker omdat ik op de laatste training de dag ervoor een klein tikje had gevoeld in mijn bovenbeen en me dus niet helemaal zeker voelde. De hele eerste helft had ik me niet honderd procent gevoeld. In de rust dacht ik nog: ik moet het de trainer zeggen. Maar het was op Anderlecht, ik wilde dit niet missen. Dus besloot ik het nog een kwartier aan te kijken. En dan scoor ik. Kort daarna ben ik gewisseld, geblesseerd. Ik was al opgeroepen voor de nationale ploeg door Georges Leekens, maar die wedstrijd heb ik moeten laten schieten.’

Je noemde dat doelpunt een van je hoogtepunten. Wat was hét hoogtepunt?

MARTENS: ‘De titel met AZ. En de Olympische Spelen in China, hoewel ik toen pas terugkwam uit mijn eerste kruisbandoperatie en niet top was. Maar ik was de aanvoerder en de bondscoach had veel vertrouwen in mij. We haalden net geen brons.’

FAN VAN EDEN

De halve selectie groeide nadien door naar de A-ploeg en zit daar nog altijd. Jij niet. Doet dat pijn?

MARTENS: ‘Pijn is niet het juiste woord. Ik ben er vast van overtuigd dat ik het ook had kunnen halen, maar dan kom je weer bij die fysiek terecht. Jan Vertonghen was ook maar zo (toont pink), maar hij heeft er keihard voor gewerkt en heeft wel die body gekregen. Da’s helemaal zijn verdienste. Daar komt bij dat ik door de operaties aan mijn kruisbanden en enkels alles samen zeker meer dan anderhalf jaar out was. Dat zijn periodes waarin iemand anders zich verder ontwikkelt of investeert om beter te worden, terwijl ik alleen maar bezig was om terug te komen op mijn oude niveau. Dat heeft me zeker afgeremd.’

Ik vond een oude notitie terug waarin stond dat je in balans lag met Eden Hazard.

MARTENS: ‘Ik weet al welke wedstrijd dat was: tegen Spanje (WK-kwalificatieduel uit 2009 onder Frank Vercauteren, dat met 5-0 werd verloren, nvdr). Eden was nog heel jong. Hij kwam er net bij en ik had al wat meer bagage. Mocht je de trainers toen hebben gevraagd wie de meeste voetballende kwaliteiten had, zouden ze ook al Eden hebben geantwoord. De afweging toen zal zijn geweest of hij ook in zijn taak kon spelen. Weet je, ik stond ook op het veld toen Eden z’n debuut maakte bij de nationale ploeg, in Luxemburg. Toen al zag je hoe bijzonder hij was. Ik ben nog altijd zijn grootste fan. Zijn wedstrijd tegen Hongarije: fenomenaal! Dat kan bijna niemand anders.’

Ook over jou zijn er heel mooie dingen gezegd en geschreven. Heeft dat je geflatteerd?

MARTENS: ‘Zeker, maar eigenlijk geniet je er niet van. De wedstrijden volgen elkaar zo snel op. Dat is zo jammer aan topsport: je hebt de tijd niet om ergens bij stil te staan omdat je voortdurend gefocust bent op alweer het volgende.

‘Mijn eerste thuiswedstrijd na mijn tweede kruisbandblessure was tegen Ajax. Toen ik inviel was het net 1-1 geworden. De ontvangst die het publiek me toen gaf: dat was kippenvel. Twee minuten later geef ik misschien wel de mooiste assist uit m’n carrière en scoren we de 2-1. Er is nooit over zo’n mooi doelpunt zo weinig gesproken over de doelpuntenmaker.’

Jou aan het werk zien was een genot. Voetbal op z’n mooist.

MARTENS: ‘Voetbal is voor mij entertainment. Waarom komen er anders zo veel mensen naar kijken? Maar ik heb ook gezien dat het niet overal zo wordt benaderd: in Griekenland is het een religie. Of het nu mooi was of niet: het maakt daar allemaal niets uit, als er maar wordt gewonnen. Dat is een heel andere benadering dan de mijne. De belangen zijn natuurlijk zo groot dat ik ook wel besef dat het uiteindelijk draait om het resultaat. Misschien heb je dat ook wel nodig om de absolute top te halen. Maar het lag nu eenmaal niet in mijn spel, gewoon omdat ik het niet kon op een minder mooie manier, want dan moest ik in het duel gaan en dat kon ik niet. Het was gewoon wie ik was.

‘Na dat doelpunt tegen Ajax zegden ze op de Nederlandse televisie: ‘Of je nu voor AZ bent of niet, van deze speler kun je alleen maar genieten.’ Ik was ook zelden betrokken bij opstootjes – de mindere kantjes die misschien wel eens nodig zijn aan de top, maar waarvan ik het nut niet inzag.’

HARD KARAKTER

Wat voor een coach wil je zijn?

MARTENS: ‘Het voetbal zal zeker primeren, maar ik hoef niet alleen spelers op te leiden die kopieën zijn van mezelf. Je hoort weleens dat het er in de jeugdopleiding om gaat die paar talenten naar de eerste ploeg te brengen. Ik wil spelers ook laten beseffen dat je met een team bezig bent. Als speler was ik zelf ook zo: ik dacht altijd in het teambelang.

‘Hard zijn mag, ook voor jeugdspelers, zolang je maar argumenteert en met oplossingen komt. Ik geloof heel erg dat een speler pas kan presteren als alles goed gaat met hem – dat heb ik van Louis van Gaal. Het is heel makkelijk om iemand af te kraken na een slechte wedstrijd of in een slechte periode, maar misschien is er wel iets aan de hand met die speler. Ik probeer daar veel aandacht aan te geven.’

Je bent een van de weinige topspelers die na hun carrière bewust kiezen voor een job in het jeugdvoetbal. Waarom?

MARTENS: ‘Da’s misschien het voordeel van het jeugdtoernooi in Bassevelde dat mijn vader lang geleden mee in het leven riep. Ik heb er Frank de Boer nog als coach van de U13 van Ajax zien rondlopen. Ik vond dat heel verstandig: je moet niet te snel een eerste ploeg willen trainen. Zelfs al wil je later maar assistent worden, dan nog vind ik dat je de ervaring moet hebben van jarenlang voor een groep te hebben gestaan.

‘Ik ben er niet van overtuigd dat ik ooit hoofdcoach zal zijn. Ik stel me nog altijd de vraag: moet je dat wel willen ambiëren? Het is een mooie, maar tegelijk ook vreselijke job. Je moet er een hard karakter voor hebben en ik moet nog uitvinden of ik dat wel heb, al geloof ik dat je daarin kunt groeien. Een eerste ploeg trainen op een lager niveau: met alle respect, maar dat ligt me niet. Dan liever met jeugd werken in een professionele omgeving. Verder hoop ik het allemaal nog te ontdekken.’

DOOR JAN HAUSPIE – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Ik hoef niet alleen spelers op te leiden die kopieën zijn van mezelf.’ – MAARTEN MARTENS

‘Mentaal is dat verschrikkelijk, beseffen dat je niet meer zo goed zult zijn als je ooit bent geweest.’ – MAARTEN MARTENS

‘Voetbal is voor mij entertainment. Waarom komen er anders zo veel mensen naar kijken?’ – MAARTEN MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content